ECLI:NL:TGZCTG:2020:172 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.070
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2020:172 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-10-2020 |
Datum publicatie: | 05-10-2020 |
Zaaknummer(s): | c2020.070 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen arts maatschappij en gezondheid die in dienst van de gemeente in 2018 en 2019 medisch advies heeft uitgebracht over de verlening van een gehandicaptenparkeerkaart. Klager is in 2013 betrokken geweest bij een ongeval met blijvend beenletsel als gevolg. Hij heeft een koeriersbedrijf en heeft bij de gemeente een gehandicaptenparkeerkaart aangevraagd. Klager verwijt de arts dat hij in 2018 en 2019 de situatie van klager op onzorgvuldige wijze heeft beoordeeld door niet alle relevante (medische) informatie op te vragen en mee te wegen in zijn oordeel en dat zijn verslaglegging in deze procedure onzorgvuldig is geweest. Het RTG verklaart het tweede klachtonderdeel (betreffende het medisch advies uit 2019) gegrond en waarschuwt de arts, en verklaart het eerste klachtonderdeel (betreffende het medisch advies uit 2018) ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen de ongegrondverklaring van het eerste klachtonderdeel. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2020.070 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. H.J. van Balen, advocaat te Groningen,
tegen
C., arts maatschappij en gezondheid, werkzaam te B.,
verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. drs. M. Kremer, advocaat te Groningen.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 5 augustus 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. – hierna de arts maatschappij en gezondheid – een klacht ingediend. Bij beslissing van 7 januari 2020, onder nummer G2019/50, heeft dat college het tweede klachtonderdeel gegrond verklaard, de arts maatschappij en gezondheid daarvoor de maatregel van waarschuwing opgelegd en het eerste klachtonderdeel ongegrond verklaard.
Klager is van die beslissing in beroep gekomen voor zover zijn klacht ongegrond is verklaard. Het beroep is op tijd ontvangen. De arts maatschappij en gezondheid heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 4 september 2020, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door mr. Van Balen, en de arts maatschappij en gezondheid, bijgestaan door
mr. drs. Kremer. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Mr. Van Balen en
mr. drs. Kremer hebben daarbij gebruik gemaakt van notities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.
2.1
Klager is in 2013 betrokken geweest bij een ongeval met blijvend beenletsel als gevolg. Hij runt een koeriersbedrijf. In 2018 vroeg klager een gehandicaptenparkeerkaart aan bij de gemeente B. (hierna: gemeente). Op 1 februari 2018 werd klager gezien door verweerder, werkzaam als arts maatschappij en gezondheid bij de gemeente. Verweerder bracht vervolgens een medisch advies uit inhoudende dat klager niet voldeed aan de voorwaarden voor een gehandicaptenparkeerkaart. De aanvraag werd vervolgens afgewezen door de gemeente. Klager ging hiertegen in bezwaar. Zijn bezwaarschrift werd gegrond verklaard, aangezien het advies van verweerder naar het oordeel van de gemeente niet aan de zorgvuldigheidseisen voldeed en de afwijzing van de aanvraag daar niet op gebaseerd had mogen worden. Klager kreeg alsnog een gehandicaptenparkeerkaart voor een jaar toegewezen.
2.2
In mei 2019 heeft klager een nieuwe aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart. Op 18 juni 2019 werd hij wederom door verweerder gezien. Opnieuw concludeerde verweerder dat klager niet aan de voorwaarden voldeed. Verweerder heeft voor dit advies gebruik gemaakt van zijn bevindingen op basis van het consult dat plaatsvond in het kader van de aanvraag in 2018.
3. De klacht
3.1 Gang van zaken volgens klager
Klager heeft sinds zijn ongeval in 2013 voor het eerst in 2016 een gehandicaptenparkeerkaart aangevraagd. Hij heeft deze nodig voor zijn werk als koerier. Klager werd toen voor de eerste keer door verweerder gezien en aan hem werd een gehandicaptenparkeerkaart voor twee jaren verstrekt.
In 2018 vroeg klager opnieuw een gehandicaptenparkeerkaart aan. Op 1 februari 2018 werd klager wederom door verweerder gezien. Klagers partner was ook mee. Het gesprek ervoer klager als onplezierig. Het duurde maar tien minuten en verweerder bleek geen medische informatie te hebben opgevraagd. Zonder deze informatie concludeerde verweerder dat klager niet aan de voorwaarden voldeed voor een gehandicaptenparkeerkaart. In verweerders advies staat ten onrechte dat klager met de bus was gekomen. Klager was echter met de auto gekomen. Daarnaast ging het om klagers linkerbeen terwijl verweerder in het advies over het rechterbeen schrijft.
De gemeente wees het verzoek af, een beslissing waartegen klager in bezwaar is gegaan. Zijn bezwaarschrift is vervolgens gegrond verklaard. Voor één jaar kreeg hij toen een gehandicaptenparkeerkaart.
In mei 2019 heeft klager een nieuwe aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart. Tijdens de keuring op 18 juni 2019 trof hij wederom verweerder, die wederom concludeerde dat niet aan de voorwaarden werd voldaan. Opnieuw gebruikte verweerder hiervoor argumenten die niet kloppen. Ook heeft verweerder gebruik gemaakt van de zaken uit zijn eerste medisch advies, namelijk dat klager gezegd zou hebben dat hij met de bus naar het consult zou zijn gegaan toen. Ineens werd daar zonder onderbouwing ook nog een afstand van 300 tot 400 meter aan gekoppeld. De aanvraag is afgewezen door de gemeente en klager heeft opnieuw bezwaar aangetekend.
Ter zitting heeft klager verklaard dat hij nu een gehandicaptenparkeerkaart voor onbepaalde tijd heeft ontvangen.
3.2 De verwijten
Klager verwijt verweerder dat:
1. hij in februari 2018 en in juni 2019 de situatie van klager op onzorgvuldige wijze heeft beoordeeld in het kader van een aanvraag van een gehandicaptenparkeerkaart door niet alle relevante (medische) informatie op te vragen en mee te wegen in zijn oordeel;
2. zijn verslaglegging in deze procedure onzorgvuldig is geweest en onjuistheden bevat.
4. Het verweer
4.1 Gang van zaken volgens verweerder
Verweerder heeft klager driemaal gezien, namelijk in 2016, 2018 en 2019. In 2016 adviseerde verweerder tot toekenning van een gehandicaptenparkeerkaart voor de duur van twee jaar, de andere keren adviseerde hij tot afwijzing van de aanvraag.
De wisseling linkervoet-rechterbeen in het advies van 2018 is een vergissing geweest. In de medische verslaglegging staat het wel correct.
Wat de busrit betreft: verweerder heeft genoteerd dat klager zelf heeft gezegd dat hij met de bus was gekomen. Volgens Google Maps is de loopafstand van klagers huis tot de dichtstbijzijnde bushalte 300 tot 400 meter en dus ruimschoots meer dat de 100 meter uit de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart. Dit heeft verweerder meegewogen in zijn laatste twee adviezen.
4.2 Reactie op de klacht
Sociaal medisch advies 2018
In 2018 heeft verweerder – net als in 2016 – op basis van eigen onderzoek een sociaal medisch advies uitgebracht. Medisch informatie opvragen vond hij niet noodzakelijk, omdat de problematiek voldoende duidelijk was. Evenals in 2016 was er nog steeds sprake van chronische veneuze insufficiëntie. Echter, de infectie was geheel verdwenen en de chronische wond op de binnenenkel van het rechterbeen was beduidend verbeterd. Een belangrijk deel van de beperking die in 2016 aanwezig was, was verdwenen. Klager gaf onder andere aan 100 meter zelfstandig te kunnen lopen en daarna verder te kunnen met gebruik van krukken. Verweerder heeft ook het algehele loopvermogen beoordeeld. Klager kon steunen op twee elleboogkrukken en kon lopen met een forse/normale tred. Dat klager volgens verweerder ook 300 tot 400 meter naar de bushalte kon lopen, was achteraf gezien niet doorslaggevend.
Sociaal medisch advies 2019
In 2019 heeft verweerder wederom op basis van eigen onderzoek een sociaal medisch advies uitgebracht. Daarnaast heeft hij ook medische informatie opgevraagd, omdat hij na de eerdere bezwaarprocedure geen twijfel wilde laten bestaan over de conclusies. Er was nu op verzoek van klager een derde bij het gesprek aanwezig, een collega-consulent.
Er was nog steeds sprake van een chronische veneuze insufficiëntie maar nu zonder enige complicaties als infecties of wonden. Dit beeld wordt bevestigd door de opgevraagde medische informatie.
Nadat de aanvraag werd afgewezen, is klager opnieuw in bezwaar gegaan. In augustus 2019 heeft hij nieuwe medische informatie ingediend. Uit deze informatie blijkt dat zowel de bedrijfsarts als de medisch specialist hebben geoordeeld dat klager niet meer dan 50 meter kan lopen.
Tijdens de bezwaarprocedure die op dat moment liep is door de gemeente besloten dat aan een andere arts dan verweerder een second opinion zal worden gevraagd. Verweerder is er nu dus niet meer bij betrokken. Zijn verzoek aan de bedrijfsarts en de medisch specialist om meer informatie om eventueel een nieuw medisch advies op te stellen, heeft hij nu geannuleerd.
5. Beoordeling van de klacht
5.1
Het college wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2 Toetsingskader
De medische adviezen die verweerder heeft uitgebracht dienen naar het oordeel van het college te worden beschouwd als deskundigenrapportages. Volgens vaste rechtspraak van de tuchtcolleges dienen deskundigenrapportages te voldoen aan de volgende criteria:
1. het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
3. in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
4. het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
5. de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Het college toetst ten volle of het onderzoek van de deskundige uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage beoordeelt het college of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Dit laatste betreft een marginale beoordeling. De klacht van klager wordt in het licht van het voorgaande geherformuleerd als betrekking hebbend op:
1) het medisch advies uit 2018 en
2) het medisch advies uit 2019.
De verslaglegging komt bij de beoordeling van beide klachtonderdelen – waar nodig – ook aan orde.
5.3 Eerste klachtonderdeel: medisch advies 2018
Het college is van oordeel dat verweerders medisch advies in 2018 in voldoende mate de feiten, omstandigheden en de bevindingen vermeldt waarop het berust. Dat er discussie bestaat tussen partijen over wat er precies gezegd is tijdens het consult, maakt dit niet anders. Ook het feit dat de problemen aan het rechterbeen abusievelijk niet zijn genoemd in het advies doet hier geen afbreuk aan. Deze vergissing is – hoewel vervelend voor klager – niet van een zodanige aard dat gesteld moet worden dat het advies niet meer aan het eerste criterium zou voldoen. Daarnaast geldt dat de onderzoeksmethode van verweerder geschikt is om advies te geven over een aanvraag van een gehandicaptenparkeervergunning. Voorts geldt dat het medisch advies inzichtelijk en consistent is opgesteld wat betreft de gronden en de daaruit afgeleide conclusie. Het advies bevat eveneens een vermelding van de bronnen waarop het berust en verweerder is niet buiten zijn deskundigheid getreden.
Wat betreft de conclusie in het medisch advies, geldt dat deze naar het oordeel van het college voldoende gedragen wordt door de inhoud van het advies. Vermeld wordt dat klager de trap in zijn woning nog in één keer op en af kon lopen. Dit staat in het kader van medische beoordelingen als de onderhavige gelijk aan in ieder geval 100 meter kunnen lopen. Ook vermeldt het advies dat klager heeft gezegd dat hij na 100 meter lopen alleen verder kon lopen met gebruikmaking van twee elleboogkrukken. Dit en de overige bevindingen in het advies maken dat verweerder in redelijkheid tot zijn advies heeft kunnen komen. Ten aanzien van het medisch advies dat in 2018 is uitgebracht is de klacht dan ook ongegrond.
5.4 Tweede klachtonderdeel: medisch advies 2019
In 2019 heeft verweerder klager opnieuw beoordeeld. Het advies in 2019 vermeldt – net als in 2018 – de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust. Daarmee is voldaan aan het eerste criterium.
Wat de overige criteria betreft geldt het volgende. In zijn advies haalt verweerder niet alleen zijn bevindingen aan op basis van zijn consult op 18 juni 2019, maar grijpt verweerder ook terug op het consult dat in 2018 plaatsvond. Naar het oordeel van het college behoorde verweerder dit niet te doen. Verweerder diende een volledig nieuwe beoordeling uit te voeren en niet te verwijzen naar het consult dat in 2018 plaatsvond. Het ging immers om een beoordeling in het het hier en nu. Wat er tijdens een eerder consult wel of niet is gezegd, doet dan niet ter zake. Door het consult uit 2018 mee te nemen in het advies, geeft het advies geen blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraag in 2019 te beoordelen en voldoet het advies niet aan het tweede criterium. Dit klemt te meer omdat het ervoor gehouden moet worden dat verweerder het eerdere consult niet heeft aangehaald jegens klager tijdens het consult in 2019. Dit blijkt namelijk niet uit het advies, wordt ook niet als zodanig gesteld door verweerder en wordt bovendien stellig ontkend door klager.
Ook voldoet het advies niet aan het derde en vierde criterium nu de vermelding dat klager 300 tot 400 meter zou kunnen lopen niet nader wordt toegelicht. Verweerder heeft tijdens deze procedure aan het college toegelicht dat hij buiten het consult om via Google Maps de afstand heeft beoordeeld tussen klagers woning en de dichtstbijzijnde bushalte en die afstand heeft vermeld in het advies. Door deze onderbouwing niet in het advies te vermelden heeft hij niet op inzichtelijke wijze uiteengezet op welke gronden het advies berust en bevat het advies evenmin alle bronnen waarop het berust. Dat verweerder buiten zijn deskundigheid zou zijn getreden is overigens – net als in 2018 – niet gebleken. Niettemin geldt dat – nu het advies niet voldoet aan het tweede, derde en vierde criterium – op basis van het
advies niet kan worden gesteld dat verweerder in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Een en ander maakt dat de klacht ten aanzien van het medisch advies dat is opgesteld in 2019 gegrond is. ”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten die het Regionaal Tuchtcollege heeft weergegeven in overweging 2. “Vaststaande feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Het beroep van klager is gericht tegen de ongegrondverklaring door het Regionaal Tuchtcollege van het eerste klachtonderdeel, dat gaat over het medisch advies uit 2018. Klager verzoekt het Centraal Tuchtcollege dit klachtonderdeel alsnog gegrond te verklaren.
4.2 De arts maatschappij en gezondheid heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd (impliciet) tot verwerping van het beroep. De arts maatschappij en gezondheid heeft geen (al dan niet incidenteel) beroep ingesteld tegen de gegrondverklaring van het tweede klachtonderdeel, zodat dit onderdeel van de klacht in beroep niet meer aan de orde is.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk en mondeling gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
4.4 In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 september 2020 is dat debat voortgezet.
4.5 Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van dit debat in beroep tot dezelfde beschouwingen en conclusies als het Regionaal Tuchtcollege en neemt de overwegingen onder “5. 3 Eerste klachtonderdeel: medisch advies 2018” van de bestreden beslissing hier over. Daarmee sluit het Centraal Tuchtcollege zich aan bij het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat het medisch advies dat in 2018 is uitgebracht voldoet aan de voor deskundigenrapportages geldende criteria en dat de arts maatschappij en gezondheid in redelijkheid tot zijn advies heeft kunnen komen. Dit betekent dat het beroep van klager zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter,
Y. Buruma en T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen, J.A.W. Dekker en M.L. van den Kieboom‑de Groen, leden-beroepsgenoten, en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2020.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.