Zoekresultaten 31-40 van de 846 resultaten
-
ECLI:NL:TGZREIN:2021:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 2091
- Datum publicatie: 24-03-2021
- Datum uitspraak: 24-03-2021
- ECLI:NL:TGZREIN:2021:20
Klacht tegen een verweerster die een registratie heeft als verpleegkundige, die als zodanig werkzaam is binnen de instelling en tevens werkzaam als systemisch - en psychosociaal therapeut. In de relatie met klaagster is verweerster opgetreden in de hoedanigheid van therapeut. Het college is van oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht. Verweerster wordt onder meer verweten dat: 1) zij haar (privé)gevoelens met klaagster, als cliënt, heeft gedeeld, terwijl klaagster nog bezig was met relatietherapie. Klaagster had nooit willen weten dat verweerster liefdesgevoelens voor haar ex-partner had gekregen. Klaagster vindt dat erg onprofessioneel en er is geen rekening gehouden met haar kwetsbare psychische staat van zijn op 26 juni 2020; 2) zij na het ontdekken van haar gevoelens niet meteen de behandeling met klaagster heeft stopgezet, maar zeker nog één therapie aan klaagster heeft gegeven; Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZREIN:2021:21 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 20135
- Datum publicatie: 24-03-2021
- Datum uitspraak: 24-03-2021
- ECLI:NL:TGZREIN:2021:21
Klacht tegen een verpleegkundige. De inspectie verwijt de verpleegkundige dat zij heeft gehandeld in strijd met de professionele grenzen door een (seksuele) relatie aan te gaan met een cliënt kort na het eindigen van de zorgrelatie die zij met hem had. Zij had de cliënt leren kennen in het kader van de zorg die zij als verpleegkundige bij de instelling aan de cliënt verleende. Ondanks dat zij zich bewust was van de professionele normen heeft zij ervoor gekozen een relatie aan te gaan met de cliënt zonder daarbij de vereiste afkoelingsperiode in acht te nemen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerster op de maatregel van schorsing van de inschrijving in het BIG-register voor de duur van zes maanden, met bepaling dat deze schorsing niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij het bevoegde regionale of centraal tuchtcollege later anders mocht bepalen op grond dat verweerster voor het einde van de proeftijd van twee jaren zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met het belang van de individuele gezondheidszorg
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2021:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/282
- Datum publicatie: 24-03-2021
- Datum uitspraak: 24-03-2021
- ECLI:NL:TGZRAMS:2021:46
De IGJ verwijt de verpleegkundige dat hij professionele grenzen heeft geschonden door 1) met een patiënt tijdens de behandelrelatie een (langdurige) vriendschappelijke relatie aan te gaan en 2) leningen van die patiënt in ontvangst te nemen, te vragen hem nogmaals geld te lenen (zelfs nadat hij door de zorgaanbieder op non-actief was gesteld) en bij die patiënt - na afwijzing van zijn verzoek - daarop aan te dringen. De verpleegkundige heeft, ondanks toezeggingen, het geleende geld aan die patiënt niet terugbetaald. Enkele jaren eerder was er al een dringend advies van de inspectie jegens de verpleegkundige zijn professionele grenzen te bewaken als hij weer in de zorg zou gaan werken. De verpleegkundige heeft inmiddels zijn registratie als verpleegkundige in het BIG-register laten doorhalen. De inspectie verzoekt de klacht gegrond te verklaren en als maatregel op te leggen een ontzegging van het recht wederom als verpleegkundige in het register te worden ingeschreven. Gegrond
-
ECLI:NL:TGZRSGR:2021:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-158
- Datum publicatie: 16-03-2021
- Datum uitspraak: 16-03-2021
- ECLI:NL:TGZRSGR:2021:41
Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. Beklaagde is, in de procedure tussen klager en zijn broer, door de broer benaderd als (partij)deskundige. Zij heeft in dat kader onderzoek gedaan naar de twijfel die er bij de broer bestaat over de rechtsgeldigheid van het testament van de vader in verband met (de twijfel over) diens wilsbekwaamheid. Het College is van oordeel dat het rapport van beklaagde aan geen van de criteria voldoet die volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gelden voor een dergelijke deskundigenrapportage. Zo ontbreekt in het rapport een duidelijk overzicht van de feiten, omstandigheden en bevindingen waar beklaagde haar (vergaande) conclusies op baseert en is het rapport erg summier. Ook geeft het rapport geen blijk van een geschikte onderzoeksmethodiek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden. Tot slot getuigen ook de diskwalificerende opmerkingen over klager die beklaagde in het rapport maakt niet van een professionaliteit die verwacht mag worden. Het rapport geeft daardoor blijk van een onvoldoende mate van objectiviteit. Het College vindt dat beklaagde een zodanig ernstig verwijt gemaakt kan worden van haar handelwijze dat het College het van belang vindt om ook met de op te leggen maatregel te benadrukken dat dit zich niet meer mag herhalen. Ook weegt het College daarbij mee dat beklaagde op de zitting weinig zelfinzicht en reflectief vermogen heeft getoond. Klacht gegrond verklaard. Voorwaardelijke schorsing voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2021:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/223
- Datum publicatie: 20-01-2021
- Datum uitspraak: 20-01-2021
- ECLI:NL:TGZRAMS:2021:34
De inspectie verwijt verweerder (verpleegkundige) dat hij ten opzichte van een patiënte de professionele grenzen heeft overschreden. Verweerder is na de behandelrelatie tijdens de 1e opname een persoonlijke relatie aangegaan met deze patiënte en heeft dit na de behandelrelatie tijdens de 2e opname gecontinueerd. Hij heeft geen noodzakelijke afkoelingsperiode in acht genomen. De persoonlijke relatie mondde uit in een intieme relatie. Verder wordt verweerder verweten dat hij ten tijde van deze langdurige, persoonlijke relatie met regelmaat ongeoorloofd in haar patiëntendossier heeft gekeken. Verweerder erkent dat hij gedurende jaren een vriendschap is aangegaan met deze patiënte en dat hij de grenzen, ter bescherming van de patiënt, in acht had moeten nemen. Dit heeft verweerder naar eigen zeggen nagelaten en daar heeft hij veel spijt van. Gegrond schorsing
-
ECLI:NL:TGZRSGR:2021:21 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-088b
- Datum publicatie: 19-01-2021
- Datum uitspraak: 19-01-2021
- ECLI:NL:TGZRSGR:2021:21
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Uit de door beklaagde overgelegde stukken blijkt dat voor de behandeling van klager van essentieel belang is dat hij zijn medicatie gebruikt. Ook is daarin te lezen dat het medicatiegebruik en de dosering van zijn medicatie onderwerp van gesprek is geweest tussen klager en zijn behandelaren. In de afgelopen jaren heeft beklaagde klager gemotiveerd om de medicatie (te blijven) in te nemen. Die rol past binnen de functie van beklaagde. Klager heeft niet onderbouwd, en het dossier biedt ook geen aanwijzingen, dat beklaagde buiten de taken van zijn functie is getreden, zodat van laster of een persoonlijk offensief geen sprake is. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond verklaard. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2021:15 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 093/2020
- Datum publicatie: 18-01-2021
- Datum uitspraak: 18-01-2021
- ECLI:NL:TGZRZWO:2021:15
De klacht betreft de zorg van de verpleegkundige voor de echtgenoot van klaagster die opgenomen was op de Neuro Care unit. Niet is vastgesteld dat de verpleegkundige is tekortgeschoten in de zorg.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2021:16 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 094/2020
- Datum publicatie: 18-01-2021
- Datum uitspraak: 18-01-2021
- ECLI:NL:TGZRZWO:2021:16
De klacht betreft de zorg van de verpleegkundige voor de echtgenoot van klaagster die opgenomen was op de Neuro Care unit. Niet is vastgesteld dat de verpleegkundige is tekortgeschoten in de zorg. Het college maakt een opmerking over de dossiervoering.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2021:17 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 095/2020
- Datum publicatie: 18-01-2021
- Datum uitspraak: 18-01-2021
- ECLI:NL:TGZRZWO:2021:17
De klacht betreft de zorg van de verpleegkundige voor de echtgenoot van klaagster die opgenomen was op de Neuro Care unit. Niet is vastgesteld dat de verpleegkundige is tekortgeschoten in de zorg. Het college maakt een opmerking over de dossiervoering.
-
ECLI:NL:TGZRSGR:2021:7 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-104
- Datum publicatie: 12-01-2021
- Datum uitspraak: 12-01-2021
- ECLI:NL:TGZRSGR:2021:7
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster heeft op 22 november 2019 aangegeven dat zij, gezien de opspelende emoties, niet toe was aan de EMDR behandeling. Deze EMDR-behandeling is daarom op 22 november 2019 (tijdelijk) gestopt. Uit het behandeldossier is niet gebleken dat dit klaagster wordt aangerekend als een uitvlucht om de behandeling niet door te hoeven zetten. Voorts is tijdens de consulten regelmatig geïnformeerd naar het cannabis gebruik van klaagster. Op 31 januari 2020 wordt in het dossier voor de eerste maal melding gemaakt van het feit dat klaagster pijnklachten heeft en daardoor het stoppen met blowen uitstelt. Uit het behandeldossier blijkt niet dat beklaagde deze klachten heeft weggewuifd. Zij heeft de gevolgen van het blijven blowen benoemd en klaagster op haar eigen keuzes gewezen. De overige klachtonderdelen zijn ook kennelijk ongegrond verklaard. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.