Zoekresultaten 11-20 van de 846 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRSGR:2021:89 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag D2021/2026-2020-150b
- Datum publicatie: 06-07-2021
- Datum uitspraak: 06-07-2021
- ECLI:NL:TGZRSGR:2021:89
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Niet is gebleken dat de arts klaagster geestelijk heeft mishandeld. Ook geen blijk van smaad en laster. Klaagster heeft ook geen verdere onderbouwing van de gestelde intimiderende bejegening gegeven. Aanwijzingen hiervoor ontbreken. Klacht is in het geheel onvoldoende onderbouwd. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRSGR:2021:90 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag D2021/2282-2020-112a
- Datum publicatie: 06-07-2021
- Datum uitspraak: 06-07-2021
- ECLI:NL:TGZRSGR:2021:90
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige heeft gesteld dat het niet aan hem was om medicatie voor te schrijven, maar aan de beklaagde psychiater in de zaak 2020-112c. Wel heeft de verpleegkundige getracht met klager tot overeenstemming te komen over de medicatie-inname van klager, maar dit is niet gelukt. De medicatietoediening zonder toestemming van klager was toegestaan op grond van de zorgmachtiging. Van poging tot doodslag is voorts op generlei wijze gebleken. Geen sprake van frauduleuze rapportage. De plaatsing van klager in een behandelkliniek was voorzien in de zorgmachtiging. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRSGR:2021:91 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag D2021/2568-2020-141
- Datum publicatie: 06-07-2021
- Datum uitspraak: 06-07-2021
- ECLI:NL:TGZRSGR:2021:91
Klaagster kennelijk niet ontvankelijk in haar klacht tegen verpleegkundige die palliatieve zorg aan moeder van klaagster heeft verleend, omdat zij niet de veronderstelde wil van haar moeder vertegenwoordigt. Klacht niet-ontvankelijk verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2021:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 209/2020
- Datum publicatie: 02-07-2021
- Datum uitspraak: 02-07-2021
- ECLI:NL:TGZRZWO:2021:64
Klacht van nabestaande tegen verpleegkundige over (onder meer) bejegening en discussie boven het bed van patiënt, die palliatief met morfine werd behandeld, waarbij beklaagde antwoord gaf op een vraag van de familie over de dosering van de morfine, waarbij het woord euthanasie viel. Tevens klacht dat de medicatie niet goed was ingezet en over gebrek aan communicatie met klaagster na het overlijden van patiënt. Het college oordeelt dat niet objectief kan worden vastgesteld dat de communicatie in het bijzijn van patiënt onzorgvuldig of niet respectvol was, hoewel het wellicht verstandiger was geweest de vraag buiten het bijzijn van de patiënt te beantwoorden. Het medicatiebeleid was door de huisarts ingezet en behoorde niet tot de verantwoordelijkheid van beklaagde. Niet kan worden vastgesteld dat beklaagde eerder op de hoogte was van onvrede klaagster dan na kennisneming van de tuchtklacht. Klachten ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZREIN:2021:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 20104
- Datum publicatie: 04-06-2021
- Datum uitspraak: 04-06-2021
- ECLI:NL:TGZREIN:2021:38
Klacht tegen zelfstandig gevestigd verpleegkundige, die in die hoedanigheid aan klager en zijn zoon in een plan van aanpak een behandeling heeft voorgesteld van onder meer EMDR en familieopstelling. Deze behandelingen behoren niet tot de gebruikelijke deskundigheid van een verpleegkundige. Gesteld noch gebleken is dat verweerster bevoegd en deskundig is om dergelijke behandelingen uit te voeren. Het college acht niet begrijpelijk dat verweerster heeft kunnen denken dat deze ‘behandeling’ zou kunnen leiden tot het in het plan voorgespiegelde resultaat, namelijk hereniging van het gezin en beëindiging van de uithuisplaatsing van klagers minderjarige zoon. Verweerster heeft geen verweerschrift ingediend en ook verder niet de moeite genomen zich ten opzichte van het college te verantwoorden. De klacht is gegrond, het college legt een berisping op en bepaalt dat deze maatregel (met vermelding van de naam van verweerster en de plaats waar zij werkzaam is) openbaar wordt gemaakt met de gronden waarop zij berust, zoals bedoeld in artikel 48, elfde lid, in verbinding met artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, en zevende lid en artikel 11 Wet BIG.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2021:122 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.015
- Datum publicatie: 04-06-2021
- Datum uitspraak: 04-06-2021
- ECLI:NL:TGZCTG:2021:122
Klacht tegen verpleegkundige. Klacht betreft overleden moeder van klagers. In de laatste fase van haar leven is zij opgenomen in een verzorgingstehuis. In de periode dat zij nog thuis woonde heeft de verpleegkundige samen met collega’s de moeder van klagers gedurende drie maanden verzorgd. De klacht houdt in dat de verpleegkundige haar beroepsgeheim heeft geschonden en zich bij de uitvaart en condoleancebijeenkomst grievend heeft uitgelaten en evident onware mededelingen heeft gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht deels niet-ontvankelijk verklaard en deels kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege acht klagers ontvankelijk en verklaart de klacht alsnog grotendeels gegrond. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZREIN:2021:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 20144
- Datum publicatie: 04-06-2021
- Datum uitspraak: 04-06-2021
- ECLI:NL:TGZREIN:2021:36
Gegronde klacht van IGJ tegen (psychiatrisch) verpleegkundige die een relatie is aangegaan met een cliënt van wie zij de persoonlijk begeleider was. Het college volstaat met de maatregel van een voorwaardelijke schorsing van zes maanden met een proeftijd van twee jaar en publicatie van de uitspraak, nu verweerster ter zitting overtuigend heeft laten blijken dat zij het laakbare van haar handelen heel goed inziet, en zij naar het oordeel van het college passende maatregelen heeft getroffen om het risico op herhaling te minimaliseren. Het college raadt verweerster aan de door haar ingezette behandeling voort te zetten zolang haar behandelaar dat nodig oordeelt en te blijven gebruik maken van de door haar huidige werkgever aangeboden intervisie.
-
ECLI:NL:TGZREIN:2021:37 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 20102b
- Datum publicatie: 04-06-2021
- Datum uitspraak: 04-06-2021
- ECLI:NL:TGZREIN:2021:37
Klacht tegen sociaal-psychiatrisch verpleegkundige ongegrond, grotendeels omdat verweerder bij het verweten handelen geen betrokkenheid heeft gehad. Voor zover het gaat om handelen waar verweerder wel bij betrokken was, oordeelt het college dat de door verweerder aan klager geschreven brief de communicatie door klager betreft en niet als dreigbrief kan worden gezien, dat klager niet onnodig met gewijzigde behandelplannen is geconfronteerd en dat klager, blijkens zijn ondertekening van het (besproken) behandelplan met de gewijzigde diagnose, van die gewijzigde diagnose op de hoogte is gesteld.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2021:111 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.120
- Datum publicatie: 21-05-2021
- Datum uitspraak: 21-05-2021
- ECLI:NL:TGZCTG:2021:111
Klacht tegen verpleegkundige. Klager werd ambulant behandeld met gesprekstherapie in groepsverband in het ziekenhuis. Tijdens een therapiesessie gaf klager aan dat hij suïcide zou gaan plegen. De verpleegkundige heeft klager - na klagers aanvankelijke weigering - samen met de psychiater en een arts-assistent naar de gesloten afdeling van de PAAZ van het ziekenhuis begeleid. Ook was de verpleegkundige nog aanwezig bij een gesprek dat op de gesloten PAAZ-afdeling met klager heeft plaatsgevonden. De klacht betreft de toepassing van dwang, verslaglegging, schulderkenning, toestemming en informatieverstrekking en de schadelijke aanwezigheid van de verpleegkundige bij het gesprek. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. Wel sprake van drang, maar geen dwang, e n de mate waarin was proportioneel.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2021:103 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.298
- Datum publicatie: 14-05-2021
- Datum uitspraak: 09-04-2021
- ECLI:NL:TGZCTG:2021:103
Klacht tegen verpleegkundige. Verweerder is als verpleegkundige werkzaam bij de medische dienst van de instelling waar klaagster woont. Medio 2018 heeft hij klaagster gezien in verband met een dikke, opgezette rechterhand. Verweerder constateerde geen afwijkingen en adviseerde klaagster koelen, pijnstilling en de hand hooghouden. Toen klaagster na ruim een maand pijn bleef houden, heeft de huisarts een röntgenfoto aangevraagd en is een fractuur van de hand vastgesteld. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat hij de klachten van klaagster aan haar rechterhand niet goed heeft behandeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het beroep voor zover daarbij de klacht is uitgebreid of aangevuld en verwerpt het beroep voor het overige.