Zoekresultaten 33151-33160 van de 44805 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:128 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.087

    De klacht betreft de behandeling door verweerder (chirurg) van klaagsters partner, verder patiënt. Verweerder heeft na een door een collega-chirurg (C2013.085) uitgevoerde coloscopie en een door een andere college-chirurg (C2013.086) uitgevoerd buikonderzoek van patiënt, patiënt geopereerd. In een later stadium werd een perforatie ontdekt. Klaagster verwijt verweerder 1) dat hij niet bekwaam/bevoegd was om de operatie uit te voeren, 2) dat er postoperatief een infectie is ontstaan, 3) dat hij zonder toestemming de blinde darm heeft verwijderd, 4) dat hij de dikke darm niet goed heeft gehecht waardoor er naadlekkage is ontstaan, 5) dat er een Platzbauch is ontstaan, 6) dat hij alle darmen naar links heeft gelegd. Patiënt is in 2011 in Bulgarije na een buikoperatie overleden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt he beroep.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:83 Raad van Discipline Arnhem 13-67

    Klacht onder meer dat verweerder zich grievend over klaagster heeft uitgelaten door haar in een brief aan de deken ‘geestelijk gehandicapt’ te noemen en dat hij haar dossier heeft gesloten en de toevoeging heeft gedeclareerd zonder haar hieromtrent te informeren. Verweerder had zijn bewoordingen weliswaar ontleend aan informatie van klaagsters moeder, maar dat neemt niet weg dat hij ze beter had kunnen vermijden. Gelet op zijn - op de raad als oprecht overgekomen - excuses is de raad van oordeel dat de ongelukkige keuze van die woorden van onvoldoende gewicht is om hem van zijn handelen een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De eerstgenoemde klacht is daarmee ongegrond. Sluiting dossier niet onterecht.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:96 Raad van Discipline Arnhem 13-249

    Voorzittersbeslissing. Klager van advocaat tegen opvolgend advocaat die zaak op toevoegingsbasis heeft overgenomen. Afgesproken is dat verweerster klager een bedrag zou betalen voor zijn eerdere werkzaamheden in de zaak. Klager klaagt erover dat betaling uitblijft. Het is tussen advocaten zo geregeld dat met de voorgaande advocaat pas wordt afgerekend als de toevoegingsvergoeding voor de zaak betaalbaar is gesteld. Verweerster hoefde het bedrag niet voor te schieten. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:129 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.404

    Rechtstreeks belanghebbende. Veronderstelde wil. Klachtgerechtigd. Klacht van moeder tegen huisarts en internist betreffende de medische behandeling van haar overleden zoon. Klaagsters zoon was gehuwd. Klaagster heeft met opgaaf van redenen geweigerd de weduwe van de patiënt om instemming met de klacht te vragen en heeft evenmin de gegevens van de weduwe verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege overwegende dat het indienen van een klacht, behoudens het geval dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven daaraan te twijfelen, het oordeel rechtvaardigt dat de klagende nagelaten betrekking de wil van de overleden patiënt vertegenwoordigt. Het is niet de taak van de tuchtrechter om in een zaak waarin een naaste betrekking van een overleden patiënt een klacht indient, ambtshalve te onderzoeken of deze de wil van de overleden patiënt vertegenwoordigt. Zaak terugverwezen voor behandeling van de hoofdzaak.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:90 Raad van Discipline Arnhem 13-40

    Klager verwijt verweerster als advocaat van de wederpartij van klager in processtukken ernstige en ongefundeerde beschuldigingen jegens klager te hebben geuit, waaronder (de voorbereiding van) moord, ontvoering, geweldsdelicten, bedreiging en plegen van fraude waarbij de bron van deze beschuldigingen slechts haar cliënt was. De raad is van oordeel dat verweerster de in zekere mate geverifieerde beschuldiging van het vervoeren van zwart geld, waarvoor zij het nodige houvast heeft gevonden, naar voren heeft mogen brengen. Anders oordeelt de raad over de beschuldiging van liquidatie en ontvoering door klager. Gelet op de ernst van deze beschuldigingen had verweerster meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen en onderzoek moeten doen naar de juistheid daarvan alvorens deze beschuldigingen in de processtukken op te nemen en niet alleen af mogen gaan op de verklaring van haar cliënt. Klacht ten dele gegrond. Enkele waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:84 Raad van Discipline Arnhem 13-54

    De raad hecht geloof aan stelling van klagers dat verweerder als supervisor bij de door zijn kantoorgenoot behandelde zaken betrokken zou blijven en is dan ook van oordeel dat verweerder evenzeer als die kantoorgenoot in de zaken van klagers als advocaat is opgetreden, en jegens klagers er voor had te waken dat hun vertrouwen in de advocatuur niet zou worden beschaamd. De verwijten van klagers dat verweerder heeft nagelaten om, alvorens het kort geding tot ontruiming aanhangig te laten maken, terdege na te (laten) gaan of aan de grondslag daarvoor, te weten de huuropzegging, geen gebreken kleefden, en niets heeft gedaan met alle informatie van klagers met betrekking tot de doorverkoop op veilingen van de door hen aan [M] verkochte voorraad, zijn gegrond. Enkele waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:123 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.377

    Klager verbleef in een penitentiaire inrichting waar de arts werkzaam is als justitieel geneeskundige. Klager verwijt verweerder dat hij ten onrechte niet werd doorverwezen naar een specialist. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:91 Raad van Discipline Arnhem 13-70

    Klacht betreft het verrekenen van een proceskostenveroordeling in hoger beroep met de nota van de advocaat, die het hoger beroep heeft behandeld. De eerder voor verrekening gegeven (eenmalige) toestemming had aldus klager alleen betrekking op een nota van een kantoorgenoot van verweerder die de procedure in eerste aanleg had behandeld. Klacht gegrond. Op grond van gedragsregel 28 lid 2 is het een advocaat toegestaan zijn declaratie met voorschotten en andere gelden die hij voor de cliënt in depot houdt te verrekenen voor zover de cliënt daarmee instemt en onverminderd de in de boekhoudverordening gegeven voorschriften. Op grond van voormelde regelgeving dient een advocaat de ondubbelzinnige instemming van zijn cliënt voor de verrekening van een declaratie met (de cliënt toekomende) derdengelden te vragen, te verkrijgen en schriftelijk te bevestigen met het oog op een specifieke declaratie en een concreet bedrag. Niet gebleken is dat verweerder dat in dit geval heeft gedaan. Dit komt voor risico van verweerder. Enkele waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:130 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.405

    Rechtstreeks belanghebbende. Veronderstelde wil. Klachtgerechtigd. Klacht van moeder tegen huisarts en internist betreffende de medische behandeling van haar overleden zoon. Klaagsters zoon was gehuwd. Klaagster heeft met opgaaf van redenen geweigerd de weduwe van de patiënt om instemming met de klacht te vragen en heeft evenmin de gegevens van de weduwe verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege overwegende dat het indienen van een klacht, behoudens het geval dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven daaraan te twijfelen, het oordeel rechtvaardigt dat de klagende nagelaten betrekking de wil van de overleden patiënt vertegenwoordigt. Het is niet de taak van de tuchtrechter om in een zaak waarin een naaste betrekking van een overleden patiënt een klacht indient, ambtshalve te onderzoeken of deze de wil van de overleden patiënt vertegenwoordigt. Zaak terugverwezen voor behandeling van de hoofdzaak.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:85 Raad van Discipline Arnhem 13-53

    Klacht van HOvJ dat verweerder videobeelden die tot bewijs moesten dienen vóór de zitting openbaar heeft gemaakt zonder dat de verdediging daarbij enig redelijk belang had. Vertoning van die beelden op televisie en vervolgens op diverse internetsites kon door de slachtoffers en nabestaanden als zeer kwetsend zijn ervaren. Klacht gegrond. Een advocaat behoort geen processtukken aan de media te verstrekken. Trial by media dient te worden voorkomen, het proces behoort in de rechtszaal en niet daarbuiten te worden gevoerd. Niet alleen papieren stukken, ook videobeelden die aan het strafdossier zijn toegevoegd dienen te worden aangemerkt als processtukken. Deze regel geldt alleen uitzondering wanneer sprake is van ernstige schending van de belangen van de verdachte als kennelijk gevolg van door anderen aan de zaak gegeven ruchtbaarheid. Aan de raad is daarvan echter niet gebleken. Verweerder heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van het effect van openbaarmaking op de echtgenote en het kind van het slachtoffer van de aanslag.