Zoekresultaten 41981-41990 van de 42363 resultaten

  • ECLI:NL:TNOKLEE:2008:YC0148 Kamer van toezicht Leeuwarden 03-2008

    Vast is komen te staan dat De notaris in 2007 is benaderd door de ING Bank met de vraag of De notaris kon bewerkstelligen dat er een verklaring van erfrecht zou worden opgesteld ter zake de nalatenschap van erflater. Na het gesprek met de bank heeft De notaris contact gezocht met de weduwe van erflater, Y (hierna te noemen: Y), die De notaris heeft medegedeeld dat erflater vier kinderen had, waaronder Klaagster. Nadat De notaris een verklaring van erfrecht had opgemaakt, heeft de zuster van Klaagster, Bbb, zich op het standpunt gesteld dat er een boedelbeschrijving opgemaakt diende te worden. Hiervoor heeft De notarisY begin januari 2008 benaderd met het verzoek hem informatie te verschaffen inzake de bezittingen en schulden van erflater op het moment van zijn overlijden. Uiteindelijk heeftY in maart 2008, nadat De notaris haar daartoe begin februari 2008 wederom had aangezet, een lijst ingediend bij De notaris met daarop de roerende zaken van erflater. De financiële positie van erflater ten tijde van zijn overlijden was op dat moment evenwel in de optiek van De notaris nog niet compleet, waarop hij de bank heeft gevraagd nadere informatie te verschaffen. Na deze te hebben ontvangen heeft De notaris begin mei 2008 een concept boedelbeschrijving ter beoordeling naarY gestuurd. Naar het oordeel van de Kamer kan gelet op bovenstaande beschrijving niet geconcludeerd worden dat De notaris niet voortvarend (genoeg) heeft gehandeld. Voor zover Klaagster heeft willen betogen dat De notaris reeds sinds de tweede helft van 2004 bemoeienis heeft met de afwikkeling van de nalatenschap, daar De notaris adresgegevens uit het GBA systeem heeft gehanteerd die slechts opvraagbaar waren in de periode juli 2004 tot en met december 2004, oordeelt de Kamer dat dit gemotiveerd is betwist door De notaris. Immers, De notaris heeft onbetwist gesteld dat oude adresgegevens nog steeds opvraagbaar zijn in het GBA systeem. Wel overweegt de Kamer dat De notaris dit misverstand in een eerder stadium bij Klaagster had kunnen wegnemen. Immers, bij brief van 15 maart 2008 heeft Klaagster zich reeds op het standpunt gesteld te vinden dat De notaris reeds sinds lange tijd betrokken is bij de afwikkeling van de nalatenschap doordat hij gebruik had gemaakt van oude GBA gegevens en niet eerder dan bij brief van 10 mei 2008 heeft De notaris dit ontzenuwd.De klacht dat door toedoen van De notaris de afwikkeling van de nalatenschap erg lang op zich laat wachten zal gelet op het vorenstaande ongegrond worden verklaard.   Met betrekking tot de klacht van Klaagster dat De notaris haar bepaalde stukken niet heeft toegestuurd die de andere erfgenamen wel hebben ontvangen, overweegt de Kamer als volgt. Vast is komen te staan dat De notaris heeft verzuimd om de brief van 3 december 2007 alsnog naar Klaagster toe te sturen nadat hij op de hoogte was gebracht van het juiste adres van Klaagster. Hoewel de Kamer begrip heeft voor de bij Klaagster hierdoor ontstane irritatie, gaat het haar te ver om te concluderen dat De notaris Klaagster willens en wetens niet formeel op de hoogte heeft willen te stellen inzake de nalatenschap van erflater, zoals door Klaagster is betoogd. Wel is de Kamer met Klaagster van oordeel dat het niet zorgvuldig is geweest van De notaris dat hij voornoemde brief niet heeft nagestuurd. Desalniettemin, acht de Kamer de handelwijze van De notaris niet dermate onzorgvuldig dat geconcludeerd kan worden dat De notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De kamer zal dan ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

  • ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0146 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.60verzet

    Beslissing op verzet. het verzet is niet gedaan binnen de daarvoor geldende termijn. De Kamer verklaart klager niet-ontvankelijk in het verzet.

  • ECLI:NL:TNOKLEE:2008:YC0142 Kamer van toezicht Leeuwarden 06-2008

    Artikel 23 lid 2 sub a Wna bepaalt dat het de notaris verboden is leningen aan te gaan, behoudens voor zover deze redelijkerwijs nodig zijn voor de uitoefening van het ambt of voor persoonlijke doeleinden. Naar het oordeel van de Kamer is voldoende komen vast te staan dat de registergoederen zijn aangeschaft voor persoonlijke doeleinden. Zo is het appartement in S aangekocht met het plan om de gehandicapte dochter van De notaris daar in de toekomst te laten wonen. Niet in te zien valt dat een notaris wel een huis voor een studerend kind mag kopen, maar niet voor een gehandicapt kind. Hetzelfde geldt onverkort voor de woning in B. Met betrekking tot de in de woonboerderij gelegen appartementen overweegt de Kamer dat niet is komen vast te staan dat deze zijn gefinancierd met geleend geld. Immers, De notaris heeft onbetwist gesteld dat het bedrag dat van de lening van de ING Bank deels ter beschikking was gesteld aan de v.o.f. S thans nihil is.    Met betrekking tot de klacht van het BFT dat het bezit van de appartementen te B, het appartement in S en het aandeel van de woning te B in strijd is met artikel 17 lid 3 Wna, overweegt de Kamer als volgt. Anders dan De notaris is de Kamer van oordeel dat het BFT ter zake deze klacht wel ontvankelijk is. De bevoegdheid van het BFT om klachten in te dienen berust op artikel 112 lid 3 Wna. Deze bepaling houdt in dat het BFT indien hem bij de uitoefening van het toezicht blijkt van feiten of omstandigheden die naar zijn oordeel grond opleveren tot het opleggen van een tuchtmaatregel, zijn bevindingen, desgeraden in de vorm van een klacht, ter kennis van de Kamer brengt. De in de onderhavige klacht omschreven feiten en omstandigheden zijn het BFT gebleken tijdens het uitoefenen van het in artikel 110 lid 1 Wna omschreven toezicht. Aan het BFT komt dan ook wel het klachtrecht toe.    Artikel 17 lid 3 Wna bepaalt dat het de notaris niet is toegestaan te handelen c.q. te beleggen in registergoederen, tenzij hij redelijkerwijs mag verwachten dat hierdoor zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid niet wordt of kan worden beïnvloed dan wel de eer of het aanzien van het ambt niet wordt of kan worden geschaad. Een notaris moet zowel voor zakelijke als privé-doeleinden de mogelijkheid hebben om onroerend goed te bezitten. Wat het onderhavige geval betreft: met betrekking tot de appartementen in S en B is niet komen vast te staan dat deze zijn aangekocht met het oogmerk om winst te maken. De notaris heeft onbetwist gesteld dat hij het appartement in S heeft gekocht met het plan om zijn gehandicapte dochter daar in de toekomst te laten wonen en dat hij het appartement in Bolsward heeft gekocht om daar een asielzoekersgezin om niet in te huisvesten. Niet geconcludeerd kan dan ook worden dat De notaris de registergoederen heeft gekocht om er in te handelen. Met betrekking tot het bezit van de appartementen in B geldt dat niet geconcludeerd kan worden dat hierdoor de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van De notaris wordt of kan worden beïnvloed dan wel de eer of het aanzien van zijn ambt wordt of kan worden geschaad. Zo bevinden de appartementen zich niet in de vestigingsplaats van De notaris. Voorts is komen vast te staan dat de appartementen onderdeel zijn van het gebouw waarin de eigen woning van De notaris zich bevind. Die eigen woning was alleen te realiseren wanneer zou worden voldaan aan het gemeentelijke bestemmingsplan, inhoudende de herbouw van de totale boerderij.

  • ECLI:NL:TNOKLEE:2008:YC0136 Kamer van toezicht Leeuwarden 19-2008

    De KNB heeft in oktober 2005 de beleidsregel vastgesteld die het notarissen verbiedt via gegevensdragers van, dan wel samen met een specifieke verwijzer of groep van verwijzers, al dan niet tegen betaling, wervende publiciteit te bedrijven of te doen bedrijven. De beleidsregel beperkt zich expliciet tot wervende publiciteit. Wat het onderhavige geval betreft: de tekst van de advertentie in het huisblad van Kamminga Makelaars kan naar het oordeel van de Kamer niet anders worden aangemerkt als een wervende publiciteit, zodat er sprake is van overtreding van de beleidsregel. Anders dan De notaris is de Kamer van oordeel dat De notaris tuchtrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor het handelen van Y dat heeft geresulteerd in de overtreding van de beleidsregel en overweegt daartoe het volgende. Hoewel ogenschijnlijk alleen Y als geassocieerde notaris van XXX bemoeienis heeft gehad met de in het huisblad van Kamminga Makelaars geplaatste advertentie en de andere associés, zo ook De notaris, hiermee geen directe bemoeienis hebben gehad, acht de Kamer de anderen in het kader van het tussen de notarissen bestaande associatieve samenwerkingsverband in gelijke mate tuchtrechtelijk verantwoordelijk. Te meer, nu naast Y ook de andere geassocieerde notarissen met naam en toenaam zijn genoemd in de advertentie, met uitzondering van De Jong die ten tijde van de plaatsing van de advertentie nog niet tot de maatschap was toegetreden. Voorts is een notaris ingevolge artikel 26 Vbg verplicht er op toe te zien dat publiciteit ten behoeve van hem wordt bedreven in overeenstemming is met de zorgvuldigheid die een behoorlijk notaris betaamt en geen inbreuk vormt op het streven in het notariaat naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen. Overigens komt het verweer de Kamer niet erg aannemelijk voor nu de periode tussen het sluiten van de overeenkomst tot adverteren in juli 2005 tot de plaatsing van de laatste advertentie in maart 2008 er één is van bijna drie jaar, waarbij de advertentie gelet op de plaatsingsfrequentie minimaal vijf maal geplaatst moet zijn.

  • ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0140 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.274verzet

    Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0134 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.01

      De gerechtsdeurwaarder is bij beslissing van 16 december 2008 door de Kamer uit zijn ambt ontzet. Door die beslissing kwam een einde aan een eerder uitgesproken schorsing. Tegen de beslissing van 16 december 2008 is de gerechtsdeurwaarder in hoger beroep gegaan. Verzoek om schorsing op grond van artikel 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet gedaan door de Beroepsorganisatie wegens het door de gerechtsdeurwaarder gebruik maken van een brief waarvan de authenticiteit wordt betwist.                

  • ECLI:NL:TNOKLEE:2008:YC0143 Kamer van toezicht Leeuwarden 10-2008

    Ingevolge artikel 3 van de Wet op het centraal testamentenregister (hierna te noemen: WCTR) is de notaris door of ten overstaan van wie een uiterste wil of herroeping ervan is verleden, verplicht uiterlijk op de eerste werkdag volgende op die waarop de akte is verleden aan het testamentenregister opgaaf te doen. Deze regel is in de notariële praktijk van cruciaal belang en dient met grote zorgvuldigheid te worden nageleefd. De veronderstelling van de notaris, dat het CTR een fout heeft gemaakt, is niet onderbouwd en wordt daarom gepasseerd. De (waarnemend) notaris die het testament heeft gepasseerd, dient te verifiëren dat het testament daadwerkelijk in het CTR ingeschreven wordt. Dat is in dit geval kennelijk niet gebeurd, omdat is komen vast te staan dat het testament van 23 augustus 2005 op 29 oktober 2007 niet was ingeschreven in het CTR. De notaris had daarvoor moeten zorgen, en dat hij dat niet heeft gedaan is een tuchtrechtelijk laakbare omissie. Dat door de notaris niet eerder een dergelijke fout is begaan doet hier niets aan af.   Met betrekking tot het verweer van de notaris dat niet hij als waarnemer, maar de waargenomen notaris eindverantwoordelijk is, is oordeelt de Kamer als volgt. De notaris was ten tijde van het passeren van de akte reeds enige tijd werkzaam als kandidaat-notaris bij de waargenomen notaris. Hij kan daarom worden geacht voldoende ervaren te zijn geweest en bekend met de werkprocessen van het kantoor van de waargenomen notaris. De notaris behield ook als waarnemer zijn eigen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid. Hij was bovendien niet onervaren. Voorts is de Kamer niet gebleken - sterker nog: het tegendeel is door de notaris betoogd - van enig gebrek in de structuur of de organisatie van het kantoor van de waargenomen notaris met betrekking tot het inschrijven van testamenten. Daarom is de Kamer van oordeel dat de notaris als waarnemer zelf, en niet de waargenomen notaris, tuchtrechtelijk aansprakelijk. Dat strookt ook met het redelijke belang van de burger, die bij een gebleken fout zijn klacht moet kunnen richten tot de notaris, bij wie de desbetreffende akte daadwerkelijk is gepasseerd. In dit geval was dat de notaris die als waarnemer optrad en dus niet de notaris, voor wie de notaris waarnam.    Echter: bij de beantwoording van de vraag, of een tuchtrechtelijke maatregel moet worden opgelegd, acht de Kamer relevant dat een notaris, na als waarnemer in het kantoor van de waargenomen notaris aktes te hebben gepasseerd, in de regel daarna weer zal vertrekken en niet in dat kantoor aanwezig zal blijven om feitelijk toezicht uit te oefenen op de administratieve verwerking van de door hem daar verrichte ambtshandelingen. Het ligt voor de hand dat hij dat overlaat aan de juridische administratieve ondersteuning van dat kantoor. Daarom valt de notaris van de onderhavige omissie niet zo'n ernstig verwijt te maken, dat oplegging van een maatregel geïndiceerd is.

  • ECLI:NL:TNOKLEE:2008:YC0137 Kamer van toezicht Leeuwarden 20-2008

    De KNB heeft in oktober 2005 de beleidsregel vastgesteld die het notarissen verbiedt via gegevensdragers van, dan wel samen met een specifieke verwijzer of groep van verwijzers, al dan niet tegen betaling, wervende publiciteit te bedrijven of te doen bedrijven. De beleidsregel beperkt zich expliciet tot wervende publiciteit. Wat het onderhavige geval betreft: de tekst van de advertentie in het huisblad van Kamminga Makelaars kan naar het oordeel van de Kamer niet anders worden aangemerkt als een wervende publiciteit, zodat er sprake is van overtreding van de beleidsregel. Anders dan De notaris is de Kamer van oordeel dat De notaris tuchtrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor het handelen van Y dat heeft geresulteerd in de overtreding van de beleidsregel en overweegt daartoe het volgende. Hoewel ogenschijnlijk alleen Y als geassocieerde notaris van XXX bemoeienis heeft gehad met de in het huisblad van Kamminga Makelaars geplaatste advertentie en de andere associés, zo ook De notaris, hiermee geen directe bemoeienis hebben gehad, acht de Kamer de anderen in het kader van het tussen de notarissen bestaande associatieve samenwerkingsverband in gelijke mate tuchtrechtelijk verantwoordelijk. Te meer, nu naast Y ook de andere geassocieerde notarissen met naam en toenaam zijn genoemd in de advertentie, met uitzondering van De Jong die ten tijde van de plaatsing van de advertentie nog niet tot de maatschap was toegetreden. Voorts is een notaris ingevolge artikel 26 Vbg verplicht er op toe te zien dat publiciteit ten behoeve van hem wordt bedreven in overeenstemming is met de zorgvuldigheid die een behoorlijk notaris betaamt en geen inbreuk vormt op het streven in het notariaat naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen. Overigens komt het verweer de Kamer niet erg aannemelijk voor nu de periode tussen het sluiten van de overeenkomst tot adverteren in juli 2005 tot de plaatsing van de laatste advertentie in maart 2008 er één is van bijna drie jaar, waarbij de advertentie gelet op de plaatsingsfrequentie minimaal vijf maal geplaatst moet zijn.

  • ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0141 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.275verzet

    Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet gegrond.

  • ECLI:NL:RBAMS:2009:YB0135 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.265

    Niet beantwoorden brieven. Geen inzicht in de door de gerechtsdeurwaarder gehanteerde tarieven en kosten.