ECLI:NL:TNOKLEE:2008:YC0143 Kamer van toezicht Leeuwarden 10-2008

ECLI: ECLI:NL:TNOKLEE:2008:YC0143
Datum uitspraak: 06-02-2008
Datum publicatie: 27-02-2009
Zaaknummer(s): 10-2008
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Ingevolge artikel 3 van de Wet op het centraal testamentenregister (hierna te noemen: WCTR) is de notaris door of ten overstaan van wie een uiterste wil of herroeping ervan is verleden, verplicht uiterlijk op de eerste werkdag volgende op die waarop de akte is verleden aan het testamentenregister opgaaf te doen. Deze regel is in de notariële praktijk van cruciaal belang en dient met grote zorgvuldigheid te worden nageleefd. De veronderstelling van de notaris, dat het CTR een fout heeft gemaakt, is niet onderbouwd en wordt daarom gepasseerd. De (waarnemend) notaris die het testament heeft gepasseerd, dient te verifiëren dat het testament daadwerkelijk in het CTR ingeschreven wordt. Dat is in dit geval kennelijk niet gebeurd, omdat is komen vast te staan dat het testament van 23 augustus 2005 op 29 oktober 2007 niet was ingeschreven in het CTR. De notaris had daarvoor moeten zorgen, en dat hij dat niet heeft gedaan is een tuchtrechtelijk laakbare omissie. Dat door de notaris niet eerder een dergelijke fout is begaan doet hier niets aan af.   Met betrekking tot het verweer van de notaris dat niet hij als waarnemer, maar de waargenomen notaris eindverantwoordelijk is, is oordeelt de Kamer als volgt. De notaris was ten tijde van het passeren van de akte reeds enige tijd werkzaam als kandidaat-notaris bij de waargenomen notaris. Hij kan daarom worden geacht voldoende ervaren te zijn geweest en bekend met de werkprocessen van het kantoor van de waargenomen notaris. De notaris behield ook als waarnemer zijn eigen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid. Hij was bovendien niet onervaren. Voorts is de Kamer niet gebleken - sterker nog: het tegendeel is door de notaris betoogd - van enig gebrek in de structuur of de organisatie van het kantoor van de waargenomen notaris met betrekking tot het inschrijven van testamenten. Daarom is de Kamer van oordeel dat de notaris als waarnemer zelf, en niet de waargenomen notaris, tuchtrechtelijk aansprakelijk. Dat strookt ook met het redelijke belang van de burger, die bij een gebleken fout zijn klacht moet kunnen richten tot de notaris, bij wie de desbetreffende akte daadwerkelijk is gepasseerd. In dit geval was dat de notaris die als waarnemer optrad en dus niet de notaris, voor wie de notaris waarnam.    Echter: bij de beantwoording van de vraag, of een tuchtrechtelijke maatregel moet worden opgelegd, acht de Kamer relevant dat een notaris, na als waarnemer in het kantoor van de waargenomen notaris aktes te hebben gepasseerd, in de regel daarna weer zal vertrekken en niet in dat kantoor aanwezig zal blijven om feitelijk toezicht uit te oefenen op de administratieve verwerking van de door hem daar verrichte ambtshandelingen. Het ligt voor de hand dat hij dat overlaat aan de juridische administratieve ondersteuning van dat kantoor. Daarom valt de notaris van de onderhavige omissie niet zo'n ernstig verwijt te maken, dat oplegging van een maatregel geïndiceerd is.

KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE LEEUWARDEN

Reg.nr.:

10-2007

UITSPRAAK

van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, hierna te noemen de Kamer, in de zaak van:

klager,

wonende te ,

hierna te noemen: klager,

procederende in persoon,

tegen

de notaris,

notaris te ,

hierna te noemen: de notaris,

procederende in persoon.

Procesverloop

1.         Bij brief van 3 november 2007 heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris. De notaris heeft schriftelijk verweer gevoerd bij brief van 5 december 2007, waarop klager bij brief van 21 december 2007 heeft gereageerd. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 16 januari 2008 ter vergadering van de voltallige Kamer. Klager is verschenen. De notaris is eveneens verschenen.

De feiten

2.1.      Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.

2.2.      Op 26 oktober 2007 is de heer W (hierna te noemen: W overleden.

2.3.      W heeft op zowel 16 augustus 2005 (een algehele herroeping) als op 23 augustus 2005 (een algehele herroeping en een executeursbenoeming) getesteerd.

2.4.      Notaris X te S heeft op 29 oktober 2007 het testament van W bij het Centraal Testamentenregister (hierna te noemen: CTR) opgevraagd. Het opgevraagde testament bleek niet het laatst opgemaakte testament te zijn, dat op 23 augustus 2005 door de notaris als waarnemer is gepasseerd en waarbij klager als executeur is benoemd.

De standpunten van partijen

3.         Klager beklaagt zich over het feit dat het op 23 augustus 2005 opgemaakte testament op 29 oktober 2007 niet was ingeschreven in het CTR.

4.         De notaris stelt zich op het standpunt dat er twee mogelijke redenen zijn voor de omissie. In de eerste plaats is denkbaar dat er door het CTR een fout is gemaakt. De notaris geeft aan dat het voorstelbaar is dat het feit dat erflater in korte tijd twee keer heeft getesteerd voor onduidelijkheid heeft gezorgd. In de tweede plaats is denkbaar dat door het kantoor waar de notaris destijds als waarnemer optrad de omissie is veroorzaakt. Ook dan kan het feit dat er in korte tijd tweemaal door erflater is getesteerd een rol hebben gespeeld. De gebruikelijke werkprocessen op het kantoor en de praktische inrichting daarvan geven de notaris evenwel gegronde reden erop te vertrouwen dat het hier een eenmalig, betreurenswaardig incident betreft. Voor zover deze tweede mogelijkheid zich heeft voorgedaan voert de notaris aan dat hij "slechts" optrad als waarnemer. De notaris meent dan ook dat niet hij maar de waargenomen notaris eindverantwoordelijk is. 

De beoordeling door de kamer

5.         De Kamer ziet zich voor de vraag gesteld of de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

6.         Ingevolge artikel 3 van de Wet op het centraal testamentenregister (hierna te noemen: WCTR) is de notaris door of ten overstaan van wie een uiterste wil of herroeping ervan is verleden, verplicht uiterlijk op de eerste werkdag volgende op die waarop de akte is verleden aan het testamentenregister opgaaf te doen. Deze regel is in de notariële praktijk van cruciaal belang en dient met grote zorgvuldigheid te worden nageleefd. De veronderstelling van de notaris, dat het CTR een fout heeft gemaakt, is niet onderbouwd en wordt daarom gepasseerd. De (waarnemend) notaris die het testament heeft gepasseerd, dient te verifiëren dat het testament daadwerkelijk in het CTR ingeschreven wordt. Dat is in dit geval kennelijk niet gebeurd, omdat is komen vast te staan dat het testament van 23 augustus 2005 op 29 oktober 2007 niet was ingeschreven in het CTR. De notaris had daarvoor moeten zorgen, en dat hij dat niet heeft gedaan is een tuchtrechtelijk laakbare omissie. Dat door de notaris niet eerder een dergelijke fout is begaan doet hier niets aan af.

7.         Met betrekking tot het verweer van de notaris dat niet hij als waarnemer, maar de waargenomen notaris eindverantwoordelijk is, is oordeelt de Kamer als volgt. De notaris was ten tijde van het passeren van de akte reeds enige tijd werkzaam als kandidaat-notaris bij de waargenomen notaris. Hij kan daarom worden geacht voldoende ervaren te zijn geweest en bekend met de werkprocessen van het kantoor van de waargenomen notaris. De notaris behield ook als waarnemer zijn eigen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid. Hij was bovendien niet onervaren. Voorts is de Kamer niet gebleken - sterker nog: het tegendeel is door de notaris betoogd - van enig gebrek in de structuur of de organisatie van het kantoor van de waargenomen notaris met betrekking tot het inschrijven van testamenten. Daarom is de Kamer van oordeel dat de notaris als waarnemer zelf, en niet de waargenomen notaris, tuchtrechtelijk aansprakelijk. Dat strookt ook met het redelijke belang van de burger, die bij een gebleken fout zijn klacht moet kunnen richten tot de notaris, bij wie de desbetreffende akte daadwerkelijk is gepasseerd. In dit geval was dat de notaris die als waarnemer optrad en dus niet de notaris, voor wie de notaris waarnam. 

8.         Echter: bij de beantwoording van de vraag, of een tuchtrechtelijke maatregel moet worden opgelegd, acht de Kamer relevant dat een notaris, na als waarnemer in het kantoor van de waargenomen notaris aktes te hebben gepasseerd, in de regel daarna weer zal vertrekken en niet in dat kantoor aanwezig zal blijven om feitelijk toezicht uit te oefenen op de administratieve verwerking van de door hem daar verrichte ambtshandelingen. Het ligt voor de hand dat hij dat overlaat aan de juridische administratieve ondersteuning van dat kantoor. Daarom valt de notaris van de onderhavige omissie niet zo'n ernstig verwijt te maken, dat oplegging van een maatregel geïndiceerd is.

9.         Gelet op het bovenstaande wordt beslist als volgt.

De Beslissing

De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden:

verklaart de klacht gegrond;

bepaalt dat aan de notaris geen tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd.

Deze beslissing is genomen te Leeuwarden door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzitter, mr. P. Schulting, mr. E.M.W. de Lange, mr. H. Ph. Breuker en J.G. de Beer, leden, bijgestaan door mr. M.A. Fokkens-Kelder, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op …..

De beslissing is verzonden op

Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.