Zoekresultaten 131-140 van de 182 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:52 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/020

    klacht tegen huisarts. Klaagster beklaagt zich er over dat de huisarts haar moeder te snel terminaal heeft verklaard, een te hoge dosis Haldol heeft toegediend en haar aan haar lot heeft overgelaten.Het college verklaart alle klachtonderdelen gegrond en legt een berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3303 en Z2021/3598

    Klacht tegen GZ-psycholoog/psychotherapeut. Klaagster is eerder gehuwd geweest. Uit dit eerdere huwelijk zijn twee kinderen geboren. De ex-partner van klaagster is in het verleden onder behandeling geweest bij beklaagde. Op enig moment heeft hij beklaagde opnieuw geconsulteerd. Naar aanleiding van dit consult heeft beklaagde voor de ex-partner een “Verklaring omtrent psychologische consultatie” opgesteld. Deze verklaring heeft de ex-partner niet veel later ingebracht in een kortgedingprocedure tussen hem en klaagster.Klaagster verwijt beklaagde onder meer het opstellen van de betreffende verklaring en het verstrekken daarvan aan de ex-partner. Ook verwijt zij beklaagde dat zij zich in de verklaring heeft uitgelaten over klaagster en haar kinderen, dat zij op ondeugdelijke gronden een waardeoordeel heeft gegeven over de ex-partner en dat zij verschillende bepalingen van de Beroepscode voor psychologen heeft geschonden.Klaagster is rechtstreeks belanghebbende, nu beklaagde in haar verklaring uitlatingen heeft gedaan over klaagster en haar kinderen en klaagster door die uitlatingen in haar belangen kon worden geschaad.Het college oordeelt dat beklaagde geen afdoende maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat haar verklaring zou kunnen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze was opgesteld. Daardoor heeft zij evenmin gewaarborgd dat misbruik zou worden voorkómen van die verklaring en dus van de resultaten van haar beroepsmatig handelen. Beklaagde heeft met haar uitlatingen de voor haar geldende beroepsregels geschonden. Zij had terughoudender moeten zijn in haar uitlatingen, zeker omdat zij wist dat haar cliënt en klaagster in een vechtscheiding verwikkeld waren. Met haar verklaring wekt beklaagde de indruk dat zij een oordeel kon geven over de omgang van klaagster en de ex-partner met hun kinderen, terwijl het in feite slechts het verhaal van de ex-partner betreft.Het college acht de klacht in alle onderdelen gegrond en legt aan beklaagde in haar hoedanigheid van GZ-psycholoog en psychotherapeut de maatregel van berisping op. Kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3154

    Klaagster, vertegenwoordigd door haar dochter, heeft een klacht ingediend tegen drie klinisch geriaters en twee arts assistenten. Beklaagde is een van de betreffende arts assistenten. Klaagster is eerder gediagnosticeerd met dementie en heeft maag-/darmklachten. Met deze klachten is zij, na meerdere onderzoeken, opgenomen ter observatie. Beklaagde is als een van de dienstdoende arts assistenten bij deze opname betrokken geweest. Klaagster verwijt haar onder meer een onjuiste weergave van de heteroanamnese en de klachten en het vervolgens uitzetten van een onjuist onderzoekstraject. Daarbij zou zij klaagster en haar dochter niet serieus hebben genomen. Ook maakt klaagster beklaagde verwijten over de diagnose, de behandeling, de conclusies uit het verrichte onderzoek en de bejegening van klaagster en haar dochter. Klaagster ging ervan uit dat de focus bij de opname zou liggen op haar maag-/darmklachten, maar in plaats daarvan werd de nadruk gelegd op het vergeten te eten en haar dementie.Het college acht de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond. Het college ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de naar aanleiding van het opnamegesprek weergegeven heteroanamnese en klachten. Uitgaande van een juist weergegeven heteroanamnese en juist weergegeven klachten, heeft het college geen reden om het uitgezette onderzoekstraject onjuist te achten.Wat betreft de diagnose volgt het college beklaagde erin dat het vergeten te eten een verschijnsel is dat past bij dementie en dat dat in dit geval een reële mogelijkheid was. Beklaagde heeft dan ook op basis hiervan beleid kunnen uitzetten. Een en ander is telkens met klaagster afgesproken en zij heeft hiermee ingestemd. Ook ten aanzien van het uitgevoerde onderzoek (MMSE screening) en de daaruit getrokken conclusies heeft beklaagde niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.Van onheuse bejegening van de dochter van klaagster is geen sprake. Ook is niet gebleken dat beklaagde klaagster als wilsonbekwaam heeft behandeld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:47 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3152

    Klaagster, vertegenwoordigd door haar dochter, heeft een klacht ingediend tegen drie klinisch geriaters en twee arts assistenten. Beklaagde is een van de betreffende geriaters. Klaagster is eerder gediagnosticeerd met dementie en heeft maag-/darmklachten. Met deze klachten is zij, na meerdere onderzoeken, opgenomen geweest ter observatie. Beklaagde is in haar rol van supervisor van de dienstdoende arts assistenten bij deze opname betrokken geweest. Klaagster verwijt haar onder meer een onjuiste weergave van de heteroanamnese en de klachten en het vervolgens uitzetten van een onjuist onderzoekstraject. Daarbij zou zij klaagster en haar dochter niet serieus hebben genomen. Ook maakt klaagster beklaagde verwijten over de diagnose, de behandeling en de conclusies uit het verrichte onderzoek. Klaagster ging ervan uit dat de focus bij de opname zou liggen op haar maag-/darmklachten, maar in plaats daarvan werd de nadruk gelegd op het vergeten te eten en haar dementie.Het college acht de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond. Het college ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de naar aanleiding van het opnamegesprek weergegeven heteroanamnese en klachten. Daarbij acht het college van belang dat een anamnese geen woordelijk gespreksverslag is, maar een weergave (en daarmee interpretatie) van de arts van wat er verteld is. Uitgaande van een juist weergegeven heteroanamnese en juist weergegeven klachten, heeft het college geen reden om het uitgezette onderzoekstraject onjuist te achten.Wat betreft de diagnose volgt het college beklaagde erin dat het vergeten te eten een verschijnsel is dat past bij dementie en dat dat in dit geval een reële mogelijkheid was. Beklaagde heeft dan ook op basis hiervan beleid kunnen uitzetten dan wel als supervisor kunnen accorderen. Een en ander is telkens met klaagster afgesproken en zij heeft hiermee ingestemd.Ook ten aanzien van het uitgevoerde onderzoek (MMSE screening)en de daaruit getrokken conclusies heeft beklaagde niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:48 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3153

    Klaagster, vertegenwoordigd door haar dochter, heeft een klacht ingediend tegen drie klinisch geriaters en twee arts assistenten. Beklaagde is een van de betreffende arts assistenten. Klaagster is eerder gediagnosticeerd met dementie en heeft maag-/darmklachten. Met deze klachten is zij, na meerdere onderzoeken, opgenomen geweest ter observatie. Beklaagde is als een van de dienstdoende arts assistenten bij de opname betrokken geweest. Klaagster verwijt hem onder meer een onjuiste weergave van de heteroanamnese en de klachten en het vervolgens uitzetten van een onjuist onderzoekstraject. Daarbij zou hij klaagster en haar dochter niet serieus hebben genomen. Ook maakt klaagster beklaagde verwijten over de diagnose, de behandeling, de conclusies uit het verrichte onderzoek en de bejegening van klaagster en haar dochter. Klaagster ging ervan uit dat de focus bij de opname zou liggen op haar maag-/darmklachten, maar in plaats daarvan werd de nadruk gelegd op het vergeten te eten en haar dementie.Het college acht de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond. Van de contacten die beklaagde tijdens de visites met klaagster heeft gehad, ziet het college geen aanleiding voor het oordeel dat de door beklaagde genoteerde anamnese en klachten verkeerd in het dossier zijn genoteerd. Ook ziet het college geen aanleiding om de door beklaagde genoteerde aantekeningen van de bezoeken en het beleid onjuist te achten, dan wel te oordelen dat beklaagde klaagster (en haar dochter) niet serieus zou hebben genomen.Wat betreft de diagnose volgt het college beklaagde erin dat het vergeten te eten een verschijnsel is dat past bij dementie en dat dat in dit geval een reële mogelijkheid was. Beklaagde heeft dan ook op basis hiervan beleid kunnen uitzetten. Een en ander is telkens met klaagster afgesproken en zij heeft hiermee ingestemd. Ook ten aanzien van het uitgevoerde onderzoek (MMSE screening) en de daaruit getrokken conclusies heeft beklaagde niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.Van onheuse bejegening van de dochter van klaagster is geen sprake. Ook is niet gebleken dat beklaagde klaagster als wilsonbekwaam heeft behandeld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3151

    Klaagster, vertegenwoordigd door haar dochter, heeft een klacht ingediend tegen drie klinisch geriaters en twee arts assistenten. Beklaagde is een van de betreffende geriaters. Klaagster is eerder gediagnosticeerd met dementie en is vanwege maag-/darmklachten meerdere malen bij beklaagde op consult geweest en door beklaagde onderzocht. Onder meer heeft beklaagde de PPI’s van klaagster aangepast en heeft zij een gastroscopie laten verrichten, waarbij maagzweren zijn aangetroffen. Nadat klaagster hiervoor was behandeld met medicijnen waren de maagzweren bij een gastroscopie ter controle niet meer te zien. Vanwege terugkerende buikpijnklachten is klaagster vervolgens, na verwijzing van beklaagde, opgenomen ter observatie.Klaagster verwijt beklaagde onder meer dat zij haar niet met voorrang heeft verwezen naar een MDL-arts en dat zij (te) laat een gastroscopie heeft aangevraagd. Ook maakt klaagster beklaagde meerdere verwijten omtrent het gebruik van de PPI’s. Zo meent klaagster dat er een reboundeffect is opgetreden doordat beklaagde het gebruik van de PPI’s ineens, zonder afbouwschema, heeft gestopt. Dit heeft volgens klaagster geleid tot haar maag-/darmklachten.Het college acht de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond. Uit het dossier leidt het college af dat beklaagde bij uitstek heeft gekeken naar de maag-/darmklachten van klaagster. Het college acht het zorgvuldig dat beklaagde, nadat de maagzweren verdwenen waren, ook breder heeft gekeken naar een mogelijke oorzaak van de buikpijnklachten.Wat betreft het gebruik, staken en vervangen van de PPI’s blijkt uit het dossier dat dit telkens in overleg met en met goedkeuring van klaagster heeft plaatsgevonden. Mogelijke bijwerkingen heeft beklaagde nagevraagd bij de farmacotherapeut. Naar het oordeel van het college heeft beklaagde voldoende onderbouwd dat het reboundeffect in het geval van klaagster niet is opgetreden.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3150

    Klacht tegen drie klinisch geriaters en twee arts assistenten. Beklaagde is een van de betreffende geriaters. Klaagster is eerder gediagnosticeerd met dementie en is vanwege maag-/darmklachten, na meerdere onderzoeken, opgenomen ter observatie. Beklaagde was in haar rol van supervisor van de dienstdoende arts assistenten bij deze opname betrokken. Klaagster, vertegenwoordigd door haar dochter, verwijt beklaagde dat zij een foute diagnose heeft gesteld, een onjuiste behandeling heeft uitgezet en opgelegd, onjuist onderzoek heeft uitgevoerd en foutieve conclusies heeft getrokken. Ook verwijt zij beklaagde dat zij de dochter van klaagster onheus heeft bejegend en klaagster als wilsonbekwaam heeft behandeld. Klaagster ging ervan uit dat de focus bij de opname zou liggen op haar maag-/darmklachten, maar in plaats daarvan werd de nadruk gelegd op het vergeten te eten en haar dementie.Het college acht de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond. Het college volgt beklaagde erin dat het vergeten te eten een verschijnsel is dat past bij dementie en dat dat in dit geval een reële mogelijkheid was. Beklaagde heeft dan ook op basis hiervan beleid kunnen uitzetten dan wel als supervisor kunnen accorderen. Een en ander is telkens met klaagster afgesproken en zij heeft hiermee ingestemd. Beklaagde heeft op basis van de observaties tijdens de opname kunnen concluderen dat klaagster baat had bij maaltijdtoezicht. Van onheuse bejegening van de dochter van klaagster is geen sprake. Ook is niet gebleken dat beklaagde klaagster als wilsonbekwaam heeft behandeld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:45 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle GP2020/17

    Klacht tegen GZ-psycholoog. Klaagsters moeder is onder behandeling bij beklaagde. Klaagster klaagt deels over de behandeling van moeder door beklaagde en deels over hoe beklaagde met haar zelf is omgegaan. Zij verwijt beklaagde onder meer dat deze haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door informatie over klaagster met haar moeder en anderen te delen. Tevens beklaagt zij zich erover hoe beklaagde zich tegen die anderen over haar heeft uitgelaten. Het college verklaart klaagster niet-ontvankelijk voor zover de klacht de behandeling van patiënte (moeder) betreft. Klaagster bezat geen volmacht om namens moeder te klagen. Voor zover de klacht klaagster zelf betreft oordeelt het college dat de drie gegronde klachtonderdelen wijzen op een voor een GZ-psycholoog onacceptabele onbewustheid van de noodzaak om een duidelijkheid onderscheid te maken tussen de behandelrelatie met de patiënt enerzijds en diens omgeving anderzijds. Beklaagde heeft haar professionele grenzen onvoldoende bewaakt. Beklaagde heeft niet getoond zich bewust te zijn geweest hoe zij om moest gaan met informatie van klaagster, die haar patiënt niet was. Evenmin heeft zij aan klaagster duidelijk gemaakt waar zij de informatie over de persoon van klaagster nu precies voor nodig had. Zij heeft dit niet expliciet met klaagster besproken noch tegen klaagster gezegd dat zij niks met deze informatie kon als zij deze niet kon delen. Zij is uitgegaan van impliciete toestemming van klaagster en heeft de informatie van klaagster gedeeld met haar patiënt, en deels ook met de vader, met de therapeut van klaagster en met de familievertrouwenspersoon, zonder dat zij zelf doel en noodzaak daartoe en de mogelijke riskante effecten daarvan leek te overwegen en te overzien. Beklaagde heeft zich aldus in een spagaat gemanoeuvreerd waar zij niet meer uit kon komen.  De klachten zijn, op één onderdeel na,  gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:44 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3058

    Gegronde klacht tegen tandarts. Klaagster heeft in het verleden haar gebit, op het onderfront na, laten voorzien van palladium kronen en facings vanwege erosie door reflux. In totaal heeft zij 21 kronen en zes facings. Vanwege allergie voor de gebruikte tandheelkundige materialen, heeft klaagster zich tot beklaagde gewend om de kronen en facings te laten vervangen. Beklaagde heeft alle kronen en facings vervangen voor noodkronen en –facings voor materiaal waarvan hij dacht dat dit geschikt was voor klaagster. Nadien bleek klaagster ook hierop allergisch te reageren. Naast verwijten over (het niet serieus nemen van) de opspelende allergische klachten en het onvoldoende inspannen voor doorverwijzing voor expertise, verwijt klaagster beklaagde dat het haar nooit duidelijk was dat hij niet tevens de definitieve kronen en facings zou plaatsen. Volgens beklaagde heeft hij niet gezegd dat hij de noodkronen door definitieve kronen zou vervangen. Aangezien rehabilitatie niet zijn specialisme is, heeft hij ook niet aangeboden om die te verrichten. Beklaagde ging ervan uit dat de noodkronen vrij snel door een andere tandarts zouden worden vervangen door definitieve kronen. Het college constateert dat beide partijen een andere lezing hebben over de afspraken ten aanzien van de te verrichten behandeling. De onduidelijkheid over de feiten is naar het oordeel van het college te wijten aan het feit dat beklaagde niet heeft voldaan aan zijn dossierplicht. Beklaagde heeft geen behandel- of zorgplan opgesteld waaruit kan worden afgeleid wat de afspraken omtrent de behandeling waren. Omdat beklaagde de afspraken niet heeft vastgelegd, laat het college de omstandigheid dat niet kan worden vastgesteld of beklaagde klaagster voldoende heeft geïnformeerd over de behandeling in zijn nadeel uitvallen en gaat het college ervan uit dat dit niet het geval is. Het college acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar. Gelet op het feit dat beklaagde overigens niet onzorgvuldig heeft gehandeld en het feit dat hij inmiddels met pensioen is, kan naar het oordeel van het college volstaan worden met het opleggen van een waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3048

    Ongegronde klacht tegen tandarts. Klaagster heeft in het verleden haar gebit, op het onderfront na, laten voorzien van palladium kronen en facings vanwege erosie door reflux. In totaal heeft zij 21 kronen en zes facings. Deze zijn eerder al door een andere tandarts vervangen vanwege allergie voor de gebruikte tandheelkundige materialen. Omdat zij na vervanging van de kronen en facings opnieuw klachten ervaarde van de gebruikte materialen, is zij na doorverwijzing bij beklaagde terechtgekomen. Klaagster is hier, samen met haar echtgenoot, voor een eerste consult geweest. Daar heeft beklaagde onder meer uitgelegd dat hij, gezien de complexiteit van de casus en de veelheid aan klachten, vervolgonderzoek noodzakelijk achtte. Hij heeft met klaagster en haar echtgenoot besproken dat hij eerst een screeningsformulier ter inventarisering van de klachten wilde bespreken met de psycholoog en dan in overleg met zijn collega’s een vervolgtraject wilde uitstippelen. Nadien heeft beklaagde nog telefonisch contact gehad met de echtgenoot van klaagster, waarin hij heeft aangegeven dat er ten behoeve van uitbreiding van de diagnostiek een gecombineerd tandarts-/psycholoogconsult noodzakelijk was.Volgens klaagster heeft beklaagde haar klachten gepsychologiseerd en heeft hij haar fysieke en allergische gezondheidsklachten ontkend. Het college volgt klaagster hierin niet. Door naast de tandheelkundige aspecten tevens oog te hebben voor een mogelijke psychologische component, heeft beklaagde juist het nodige gedaan om een diagnose te kunnen stellen en op grond daarvan tot een compleet behandelvoorstel te kunnen komen. Ook voor het overige volgt het college klaagster niet.