ECLI:NL:TGZRZWO:2022:44 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3058

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:44
Datum uitspraak: 22-04-2022
Datum publicatie: 24-04-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3058
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht tegen tandarts. Klaagster heeft in het verleden haar gebit, op het onderfront na, laten voorzien van palladium kronen en facings vanwege erosie door reflux. In totaal heeft zij 21 kronen en zes facings. Vanwege allergie voor de gebruikte tandheelkundige materialen, heeft klaagster zich tot beklaagde gewend om de kronen en facings te laten vervangen. Beklaagde heeft alle kronen en facings vervangen voor noodkronen en –facings voor materiaal waarvan hij dacht dat dit geschikt was voor klaagster. Nadien bleek klaagster ook hierop allergisch te reageren. Naast verwijten over (het niet serieus nemen van) de opspelende allergische klachten en het onvoldoende inspannen voor doorverwijzing voor expertise, verwijt klaagster beklaagde dat het haar nooit duidelijk was dat hij niet tevens de definitieve kronen en facings zou plaatsen. Volgens beklaagde heeft hij niet gezegd dat hij de noodkronen door definitieve kronen zou vervangen. Aangezien rehabilitatie niet zijn specialisme is, heeft hij ook niet aangeboden om die te verrichten. Beklaagde ging ervan uit dat de noodkronen vrij snel door een andere tandarts zouden worden vervangen door definitieve kronen. Het college constateert dat beide partijen een andere lezing hebben over de afspraken ten aanzien van de te verrichten behandeling. De onduidelijkheid over de feiten is naar het oordeel van het college te wijten aan het feit dat beklaagde niet heeft voldaan aan zijn dossierplicht. Beklaagde heeft geen behandel- of zorgplan opgesteld waaruit kan worden afgeleid wat de afspraken omtrent de behandeling waren. Omdat beklaagde de afspraken niet heeft vastgelegd, laat het college de omstandigheid dat niet kan worden vastgesteld of beklaagde klaagster voldoende heeft geïnformeerd over de behandeling in zijn nadeel uitvallen en gaat het college ervan uit dat dit niet het geval is. Het college acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar. Gelet op het feit dat beklaagde overigens niet onzorgvuldig heeft gehandeld en het feit dat hij inmiddels met pensioen is, kan naar het oordeel van het college volstaan worden met het opleggen van een waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 22 april 2022 naar aanleiding van de op 3 juni 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door C, echtgenoot,

k l a a g s t e r

-tegen-

D , tandarts, (destijds) werkzaam te E,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek met de bijlagen;

- aanvullende foto’s;

- een stuk van beklaagde van 10 november 2021.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 11 maart 2022, waar beklaagde is verschenen. Klaagster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

2. DE RELEVANTE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het tandheelkundig dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster heeft in het verleden haar gebit, op het onderfront na, laten voorzien van palladium kronen en facings vanwege erosie door reflux.

Op 13 april 2017 heeft klaagster bij de dermatoloog een allergieonderzoek ondergaan. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek heeft de dermatoloog klaagster bij brief van 20 april 2017 doorverwezen naar beklaagde. In de verwijsbrief aan beklaagde heeft hij het volgende bericht:

“Graag verwijs ik u bovengenoemde patiënte voor verandering van haar tandheelkundige restauraties op grond van de plakproefresultaten.

Bij haar werden gevonden contactallergische reacties op nikkel, amalgaan, palladium, sodium thiosulfatoaurate en zwakpositief op potassium dicyanoaurate, alsmede positief op dioctyl phtalate (relevant voor oa. tandheelkundige restauraties).

Geen reacties op plastics en lijmen.”

In verband met de allergie voor palladium heeft beklaagde in de periode juni-augustus 2017 alle 21 eerder geplaatste kronen en een zestal facings bij klaagster verwijderd en vervangen door noodkronen en -facings van Luxatemp Star composiet. Deze heeft hij bevestigd met Durelon carboxylaat cement, gemengd met wat vaseline. Om de geschiktheid van het door hem te gebruiken materiaal te testen, heeft beklaagde voorafgaand aan de vervanging een test afgenomen met een biotensor.

Na plaatsing van de noodkronen bleek klaagster ook op het door beklaagde gebruikte materiaal allergisch te reageren. Klaagster heeft beklaagde bij e-mail van 27 september 2017 verzocht om een verwijzing naar F. Beklaagde heeft hierop bij e-mail van 28 september 2017 geantwoord dat hij de gegevens van klaagster heeft doorgestuurd naar G van het F.

Uit navraag door klaagster bij het F bleek daar geen verwijsbrief van beklaagde te zijn ontvangen. De echtgenoot van klaagster heeft hierover op 20 november 2017 contact opgenomen met beklaagde. Hierop heeft beklaagde op 22 november 2017 een algemene verwijsbrief voor bijzondere tandheelkunde opgesteld, met het verzoek de tijdelijke kronen van klaagster te vervangen door Zirconia kronen.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven – dat hij:

3. geen rekening heeft gehouden met de materialen die hij bij haar heeft ingebracht, waardoor haar allergieën zijn gaan opspelen. Beklaagde had moeten weten dat het materiaal Luxatemp Star Composiet ongeschikt was voor klaagster;

4. zich onheus en onwaardig heeft uitgelaten toen klaagster zich meldde met ernstige allergische reacties en ontkende dat de klachten te maken hadden met de geplaatste noodkronen;

6. zich niet (voldoende) heeft ingespannen om klaagster door te verwijzen naar het ACTA ten einde haar te kunnen voorzien van expertise, nadat hij een nieuwe allergie belastende situatie heeft laten ontstaan;

9. nooit met klaagster heeft gesproken over een halve behandeling van slechts noodkronen. Volgens klaagster stemde zij juist in met de behandeling door beklaagde omdat hij haar te kennen had gegeven dat hij de complete verandering volledig zou doen.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert – zakelijk weergegeven – aan dat klaagster aanvankelijk slechts lichte klachten van de noodkronen benoemde. Ondanks deze klachten wilde zij graag dat beklaagde doorging met het verwijderen en vervangen van de bestaande kronen. Beklaagde raakte er pas op 20 september 2017 via de dermatoloog van op de hoogte dat klaagster ernstige klachten had.

Volgens beklaagde lag de focus van de behandelingen op het verwijderen van palladium als allergeen en heeft hij zich niet voldoende gerealiseerd dat Luxatemp noodkronenmateriaal phtalaten bevat en dat dit zulke sterke reacties zou geven. Het tandvlees van klaagster reageerde goed op de noodkronen. Achteraf gezien hadden de behandelingen beter dichter op elkaar gepland kunnen worden en ook de vervanging van de tijdelijke kronen door Zirkonia kronen, aldus beklaagde.

Volgens beklaagde heeft hij niet gezegd dat hij de noodkronen door definitieve kronen zou vervangen. Aangezien rehabilitatie niet zijn specialisme is, heeft hij ook niet aangeboden om die te verrichten. Beklaagde ging ervan uit dat de noodkronen vrij snel door een andere tandarts zouden worden vervangen door definitieve kronen.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het toetsingskader

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2

Klaagster verwijt beklaagde dat hij geen rekening heeft gehouden met de materialen die hij bij haar heeft ingebracht, waardoor haar allergieën zijn gaan opspelen. Beklaagde had volgens haar moeten weten dat het materiaal Luxatemp Star Composiet ongeschikt was voor haar.

Het college volgt klaagster hierin niet. Beklaagde kon niet weten dat het door hem gebruikte Luxatemp Star composiet een bestanddeel bevat dat door klaagster niet verdragen wordt. Uit het door klaagster bij het klaagschrift gevoegde veiligheidsinformatieblad blijkt dit ook niet. Hierop is door klaagster het bestanddeel “Dimethacrylate Resin” aangekruist als zijnde het betreffende allergeen. Dit is echter iets anders dan het door de dermatoloog in zijn brief van 13 april 2017 benoemde dioctyl phtalate. Kijkend naar het veiligheidsinformatieblad, heeft beklaagde geen middelen gebruikt die volgens de informatie van de dermatoloog niet geschikt zouden zijn. Een verdergaand onderzoek naar de bestanddelen van het gebruikte materiaal, zoals door klaagster bepleit, kan van een redelijk bekwame tandarts niet geëist worden.

Dit betekent dat klachtonderdeel a ongegrond is.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.3

Klachtonderdeel b betreft het verwijt dat beklaagde zich onheus en onwaardig zou hebben uitgelaten toen klaagster zich meldde met ernstige allergische reacties en ontkende dat de klachten te maken hadden met de geplaatste noodkronen.

Omdat klaagster dit verwijt niet heeft onderbouwd en het college daarvoor ook geen concrete aanwijzingen vindt in het dossier, slaagt dit klachtonderdeel niet.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.4

Dit betreft het verwijt dat beklaagde zich niet (voldoende) heeft ingespannen om klaagster door te verwijzen naar het F ten einde haar te kunnen voorzien van expertise, nadat hij een nieuwe allergie belastende situatie heeft laten ontstaan.

Het college stelt vast dat beklaagde klaagster wel degelijk naar het F heeft verwezen. Dat het F vervolgens heeft besloten om klaagster door te verwijzen naar bijzondere tandheelkunde, kan beklaagde niet worden tegengeworpen.

Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

5.5

Volgens klaagster was haar niet duidelijk dat de behandeling door beklaagde slechts het plaatsen van de noodkronen zou betreffen. Zij stemde juist in met de behandeling door beklaagde omdat hij haar te kennen had gegeven dat hij de complete verandering volledig zou doen, aldus klaagster.

Beklaagde heeft hierover verklaard dat rehabilitatie niet zijn specialisme is en dat hij dus ook niet heeft aangeboden om die te verrichten. Hij begreep dat klaagster een andere tandarts had die de definitieve kronen zou plaatsen en ging ervan uit dat dit ook vrij snel zou gebeuren.

Het college constateert dat beide partijen een andere lezing hebben over de afspraken ten aanzien van de te verrichten behandeling. In zijn algemeenheid wordt er bij een verschil van lezing (en gebrek aan onderbouwing door de klager van diens lezing) geoordeeld dat de klacht feitelijke grondslag mist en om die reden ongegrond moet worden verklaard. In dit geval oordeelt het college echter anders.

De onduidelijkheid over de feiten is naar het oordeel van het college namelijk te wijten aan het feit dat beklaagde niet heeft voldaan aan zijn dossierplicht, zoals neergelegd in artikel 7:454 van het Burgerlijk Wetboek. Hierin is bepaald dat de (tand)arts verplicht is om een dossier in te richten met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Daarin dient hij onder meer aantekening te houden van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de uitgevoerde verrichtingen, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan de patiënt noodzakelijk is. Goede, toegankelijke en begrijpelijke verslaglegging in het dossier is van groot belang, niet alleen voor de kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening en begeleiding, maar ook vanwege de verantwoording en toetsbaarheid van het handelen van de desbetreffende hulpverlener. Indien een goede verslaglegging ontbreekt, kan het handelen van een (tand)arts niet goed worden beoordeeld. Dat is ook in dit geval aan de orde. Beklaagde heeft geen behandel- of zorgplan opgesteld waaruit kan worden afgeleid wat de afspraken omtrent de behandeling waren. Omdat beklaagde de afspraken niet heeft vastgelegd, laat het college de omstandigheid dat niet kan worden vastgesteld of beklaagde klaagster voldoende heeft geïnformeerd over de behandeling in zijn nadeel uitvallen en gaat het college ervan uit dat dit niet het geval is. Het college acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Dat betekent dat klachtonderdeel d gegrond is.

Conclusie

5.6

Beklaagde heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij klaagster onvoldoende heeft ingelicht over de behandeling. Gelet op het feit dat beklaagde overigens niet onzorgvuldig heeft gehandeld en het feit dat hij inmiddels met pensioen is, kan naar het oordeel van het college volstaan worden met het opleggen van een waarschuwing.

6. DE BESLISSING

Het college: 

- verklaart klachtonderdeel d gegrond;

- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;

- legt beklaagde een waarschuwing op.

Aldus gegeven door P.E.M. Messer-Dinissen, voorzitter, L. Groefsema, lid-jurist,

F.S. Kroon en J.G.J.M. Niessen en Th.J.M. Hoppenreijs, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris                                                                                                   

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

6. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
 

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.