Zoekresultaten 9861-9870 van de 44826 resultaten
-
ECLI:NL:TADRARL:2021:108 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-741
- Datum publicatie: 28-06-2021
- Datum uitspraak: 10-05-2021
- ECLI:NL:TADRARL:2021:108
Naar het oordeel van de raad heeft het handelen van verweerster niet voldaan aan de van haar te verwachten kwaliteitseisen. Voor klaagster is een toevoeging verleend voor haar echtscheidingsprocedure. Niet alleen heeft verweerster als behandelend en verantwoordelijk advocaat klaagster voorafgaand aan de mediation tussen partijen (buiten aanwezigheid van de advocaten) niet ingelicht over de door haar tot dat moment gemaakte kosten, zij heeft klaagster ook niet gewaarschuwd dat bij het behalen van een behaald financieel resultaat boven het drempelbedrag van de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging alsnog kon worden ingetrokken en klaagster dan betalende cliënte zou worden. Klaagster is daardoor onvoldoende voorbereid de mediation onderhandelingen ingegaan. Tijdens de mediation zijn tussen partijen afspraken gemaakt. Daarna is verweerster weer volledig bij de zaak van klaagster betrokken geraakt en daar verantwoordelijk voor geworden. Het had op de weg van verweerster gelegen om toen op eigen initiatief klaagster ook inhoudelijk te adviseren over de aan verweerster toegezonden concept-convenanten, dus ook over de financiële gevolgen voor klaagster van de daarin overeengekomen bruto lumpsum voor partneralimentatie en de kans op intrekking van de toevoeging daardoor. Dat verweerster dat op zorgvuldige wijze heeft gedaan, is de raad niet gebleken (Gedragsregel 16). Ook heeft verweerster klaagster op basis van onjuiste en onvolledige informatie veel later ertoe bewogen om alsnog met de intrekking door de Raad voor Rechtsbijstand van de verleende toevoeging in te stemmen, met alle financiële gevolgen vandien voor klaagster. Dat het eigen financieel gewin voor verweerster mogelijk een grotere rol lijkt te hebben gespeeld dan het belang van klaagster bij handhaving van de verleende en uitbetaalde toevoeging, acht de raad zeer laakbaar. Daar komt bij dat verweerster niet alleen haar verweer herhaaldelijk heeft gewijzigd, wat haar standpunt niet eenduidig heeft gemaakt, maar ook tijdens de zitting geen blijk heeft gegeven het onjuiste en tuchtrechtelijk verwijtbare van haar handelwijze in te zien. Gelet hierop acht de raad de maatregel van berisping op zijn plaats.
-
ECLI:NL:TAHVD:2021:113 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210055
- Datum publicatie: 26-06-2021
- Datum uitspraak: 04-06-2021
- ECLI:NL:TAHVD:2021:113
Klacht over eigen advocaat. Verweerder heeft te laat beroep ingesteld (beroepstermijn laten verstrijken). Nadat hij dit zelf constateerde, heeft hij direct excuses gemaakt aan zijn cliënt en de proceskostenveroordeling voor zijn rekening genomen. De raad heeft de klacht gegrond verklaard zonder oplegging van maatregel. In beroep komt klager op met een aantal nieuwe verwijten, die het hof niet-ontvankelijk verklaart. Twee door de raad ongegrond verklaarde klachtonderdelen (mogelijkheid ontnomen zegje te doen bij de rechter en langer wachten op bodemprocedure) betreffen de gevolgen van het te laat indienen van beroep door verweerder en missen naar het oordeel van het hof daarom zelfstandig belang. Voor zover klager door hem gemaakte kosten voor de beroepsprocedure vergoed wenst te zien, oordeelt het hof dat die kostenposten onvoldoende onderbouwd zijn. Voor zover klager verzocht heeft om een schadevergoeding, oordeelt het hof dat dit aan de civiele rechter is voorbehouden. De beroepsgronden falen. Het hof legt anders dan de raad een maatregel op aan verweerder, omdat hij een fout heeft gemaakt die van voldoende ernst is om daartegen een zakelijke terechtwijzing te geven. Het hof legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op. Proceskostenveroordeling voor zowel procedure raad als procedure hof.
-
ECLI:NL:TAHVD:2021:114 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200211
- Datum publicatie: 26-06-2021
- Datum uitspraak: 04-06-2021
- ECLI:NL:TAHVD:2021:114
Klacht over eigen advocaat. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij geen schriftelijke opdrachtbevestiging heeft gestuurd en geen inschatting van de te verwachte kosten heeft verstrekt. Ook heeft verweerder aan klager (juridisch) onjuiste informatie gegeven over het opzeggen van de overeenkomst van opdracht. Ten slotte heeft verweerder klager niet gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. Het hof bekrachtigt het oordeel van de raad en de door de raad opgelegde maatregel van schorsing van drie maanden voorwaardelijk. Proceskostenveroordeling
-
ECLI:NL:TAHVD:2021:109 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210002
- Datum publicatie: 26-06-2021
- Datum uitspraak: 07-06-2021
- ECLI:NL:TAHVD:2021:109
Klacht tegen (voormalig) eigen advocaat. Ook na beëindiging van de rechtsbijstand kan een cliënt zich tot de advocaat wenden met een verzoek tot verstrekking van stukken. Daarvoor geldt op zichzelf geen beperking tot drie jaar na beëindiging van de rechtsbijstand. Het gaat om een (na)zorgverplichting die blijft voortduren, ook wanneer het dossier is gesloten. De klachten van klagers hierover zijn tijdig ingediend en daarom ontvankelijk. Niet is komen vast te staan dat verweerder over meer stukken beschikt dan hij aan klagers heeft doen toekomen. Daarbij heeft verweerder zich steeds bereid getoond klagers in de gelegenheid te stellen de dossiers op zijn kantoor te komen inzien. Klagers hebben dat geweigerd. Het hof is van oordeel dat verweerder heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden en dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klachtonderdelen die hierop betrekking hebben worden ongegrond verklaard. De beslissing van de raad wordt voor het overige bekrachtigd.
-
ECLI:NL:TAHVD:2021:110 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200293
- Datum publicatie: 26-06-2021
- Datum uitspraak: 07-06-2021
- ECLI:NL:TAHVD:2021:110
Klacht over eigen advocaat. De raad heeft de klacht, die betrekking heeft op het factureren van de werkzaamheden door de advocaat, ongegrond verklaard. Het hof bekrachtigt deze beslissing.
-
ECLI:NL:TAHVD:2021:111 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200288
- Datum publicatie: 26-06-2021
- Datum uitspraak: 07-06-2021
- ECLI:NL:TAHVD:2021:111
Klacht van advocaat. De raad heeft de klacht, die betrekking heeft op een nodeloos grievende uitlating, gegrond verklaard en aan verweerder hiervoor geen maatregel opgelegd. Het hof bekrachtigt deze beslissing.
-
ECLI:NL:TAHVD:2021:112 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200247
- Datum publicatie: 26-06-2021
- Datum uitspraak: 07-06-2021
- ECLI:NL:TAHVD:2021:112
Klacht over eigen advocaat. Hoger beroep ingesteld door verweerder. De raad oordeelde dat verweerder de mogelijkheid van gefinancierde bijstand met klager had moeten bespreken en heeft de klacht gegrond verklaard. Het hof verklaart de klacht alsnog ongegrond. Verweerder heeft klager bijgestaan in zijn rol als executeur van een nalatenschap. Klager verkeerde naar eigen zeggen in de veronderstelling dat verweerder hem ook als privépersoon bijstond. Omdat dit niet kan worden afgeleid uit de stukken gaat het hof voorbij aan deze niet onderbouwde stelling van klager. Voor de kosten van de bijstand door verweerder bestond een voorziening: deze zouden voor rekening komen van de erfgenamen. Uit de door de Raad voor Rechtsbijstand gehanteerde werkinstructie blijkt dat, indien die voorziening bestaat, een toevoegingsaanvraag dient te worden afgewezen. Verweerder had daarom goede gronden aan te nemen dat klager, in de hoedanigheid van executeur, niet in aanmerking zou komen voor gefinancierde rechtsbijstand. Om die reden was hij niet gehouden daarover met zijn cliënt te overleggen.
-
ECLI:NL:TACAKN:2021:41 Accountantskamer Zwolle 21/17 Wtra AK
- Datum publicatie: 25-06-2021
- Datum uitspraak: 25-06-2021
- ECLI:NL:TACAKN:2021:41
Een accountant treedt op voor beide echtelieden en een onderneming van de man. De echtelieden raken in scheiding. Het accountantskantoor heeft twee IB-aangiften van klaagster opgesteld en zonder haar toestemming ingediend bij de Belastingdienst. Dit is een schending van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, maar ook van het fundamentele beginsel van objectiviteit. De accountant heeft niet onderkend dat deze echtscheiding een (mogelijke) bedreiging van zijn objectiviteit vormde. Hij heeft niet ingezien dat de belangen van klaagster en haar echtgenoot (mogelijk) tegenstrijdig waren. Hij is er ten onrechte vanuit gegaan dat de akkoordverklaring van de echtgenoot volstond en dat de IB-aangiften van klaagster zonder haar toestemming bij de Belastingdienst konden worden ingediend. Betrokkene kan vaktechnisch verantwoordelijk worden gehouden voor deze indiening. Dat binnen het accountantskantoor is afgesproken dat de vestigingsdirecteur eindverantwoordelijkheid is voor de fiscale aangiften ontslaat betrokkene niet van zijn vaktechnische verantwoordelijkheid. De vestigingsdirecteur is geen accountant en behoort en niet tot een andere beroepsgroep die via eigen tuchtrecht kan worden aangesproken. Daarnaast is sprake van een fout in de IB-aangifte, omdat in de aangifte een verkeerd rentebedrag is opgenomen voor een geldlening. Berisping.
-
ECLI:NL:TAHVD:2021:106 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200292
- Datum publicatie: 24-06-2021
- Datum uitspraak: 18-06-2021
- ECLI:NL:TAHVD:2021:106
Appelverbod. Verzoeker doet een beroep op doorbreking van het appelverbod. Hij stelt dat er bij de raad geen sprake is geweest van een eerlijke behandeling van zijn wrakingsverzoek op grond van artikel 6 EVRM, omdat de raad in zijn zaak uitspraak heeft gedaan zonder mondelinge behandeling. In artikel 515 lid 2 Sv is bepaald dat de verzoeker en de gewraakte rechter ter zitting van de wrakingskamer worden gehoord. In de rechtspraak en in de relevante literatuur is echter aanvaard dat hiervan kan worden afgeweken op grond van in wrakingsprotocollen beschreven situaties. De raad beoordeelde het verzoek als kennelijk ongegrond en heeft het verzoek onder verwijzing naar artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline zonder mondelinge behandeling ter zitting afgewezen. Het hof acht geen omstandigheden aanwezig die maken dat de wrakingskamer daartoe niet kon overgaan. Het hof is van oordeel dat er geen grond aanwezig is voor doorbreking van het appelverbod en dat verzoeker dan ook in zijn hoger beroep niet kan worden ontvangen. Dit betekent dat het hof niet toekomt aan de beoordeling van de beroepsgrond van verzoeker dat de wrakingskamer het wrakingsverzoek ten onrechte ‘kennelijk ongegrond’ heeft verklaard,
-
ECLI:NL:TNORAMS:2020:15 Kamer voor het notariaat Amsterdam 675686/NT 19-54 en 675688/NT 19-55
- Datum publicatie: 24-06-2021
- Datum uitspraak: 09-04-2020
- ECLI:NL:TNORAMS:2020:15
5.5 De voorzitter constateert dat, zoals klagers zelf ook in punt 2 van hun nieuwe klaagschrift toelichten, de huidige klacht uitsluitend ziet op feiten die na de kamerbeslissing van 5 juni 2018 aan het licht zijn gekomen maar die de notarissen in de voorafgaande procedure ten onrechte hebben verzwegen of waarover zij andersluidende mededelingen hebben gedaan. Daarmee stellen klagers zelf voorop, dat het feiten betreft die volgens hen bij de tuchtrechtelijke beoordeling van het handelen en/of nalaten van de notarissen waarover klagers reeds hebben geklaagd relevant hadden kunnen zijn. De nieuw aangedragen feiten, wat daar verder van zij en kort gezegd neerkomende op het achteraf bij klagers bekend worden dat notaris [B] en notaris [C] niet alleen kantoorgenoten maar ook elkaars levenspartners zijn en de nieuw verkregen informatie over het adviseurschap van notaris [B] en het door hem onderkennen van en waarschuwen voor het risico dat ABN AMRO de investering van klagers zou gebruiken om de overstand in te lopen en niet opnieuw een overstand toe te staan, betreffen feiten en omstandigheden die ook volgens klagers de tuchtrechtelijke beoordeling van datgene waarover klagers eerder hebben geklaagd anders (kunnen) inkleuren. Dat geldt ook voor het huidige klachtonderdeel dat notaris [C] (ook) een financieel belang in [D b.v.] had via een door haar (vennootschap) verstrekte achtergestelde lening. Voor zover daar in de vorige procedure niet expliciet over is geklaagd, heeft dit nieuwe feit, wat daar verder van zij, evenals het feit dat zij levenspartner van notaris [B] is, evenzeer betrekking op de stelling dat notaris [C] niet had mogen meewerken aan de [D b.v.]-akte en deze niet had mogen verlijden, hetgeen reeds tuchtrechtelijk beoordeeld is. Aldus richten de nieuwe klachten zich tegen hetzelfde feitencomplex waarover eerder is geklaagd en is het ne bis in idem-beginsel toepasselijk, zodat klagers in hun klacht niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.