ECLI:NL:TGZRSGR:2021:115 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag D2021/103-2020-091b
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2021:115 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-08-2021 |
Datum publicatie: | 10-08-2021 |
Zaaknummer(s): | D2021/103-2020-091b |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een arts. Beklaagde wordt verweten dat zij klaagster niet serieus heeft genomen door tegen de wens van klaagster in contact op te nemen met een Nederlandse obesitaskliniek en een kliniek in het buitenland. Naar het oordeel van het College mocht beklaagde ervan uitgaan dat klaagster toestemming heeft gegeven om contact op te nemen met de Belgische kliniek. Vast staat dat klaagster geen toestemming heeft gegeven om contact op te nemen met de Nederlandse kliniek. Dit laat naar het oordeel van het College evenwel onverlet dat beklaagde - zonder de naam van klaagster te noemen - contact mocht zoeken met de kliniek om algemene informatie in te winnen over de behandeling tot maagverkleining om informatie over de nazorg te krijgen, waarvoor klaagster mogelijk een beroep op beklaagde zou doen. Klacht ongegrond. |
Datum uitspraak: 10 augustus 2021
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A ,
wonende te B,
klaagster,
gemachtigde: D,
tegen:
C , arts (huisarts in opleiding),
werkzaam te B,
beklaagde,
gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 13 juli 2020;
- het verweerschrift;
- de brief van de gemachtigde van beklaagde van 30 september 2020 met bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 21 april 2021.
1.2
De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting
van 29 juni 2021. Beklaagde, bijgestaan door haar gemachtigde, is verschenen en heeft
haar standpunt mondeling toegelicht. Klaagster en haar gemachtigde zijn met bericht
niet verschenen.
1.3
De klacht is behandeld tezamen met een andere, met de klacht samenhangende zaak zoals
bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
(Wet BIG). Die zaak is bekend onder dossiernummer 2020-091a.
2. De feiten
2.1 Op 2 juni 2020 begon beklaagde haar derdejaars stage bij de huisartspraktijk E te B.
2.2 Op 9 juni 2020 bezocht klaagster het spreekuur van beklaagde. Tijdens het consult meldde klaagster dat zij de week erna (17/18 juni 2020) een operatie voor een maagverkleining zou ondergaan in een ziekenhuis in F. Beklaagde vroeg haar naar het adres van de betreffende kliniek, waarop klaagster haar dat heeft gegeven.
2.3
Later in de middag van 9 juni 2020 heeft beklaagde telefonisch contact gezocht met
klaagster, nadat zij dit consult met haar opleider – beklaagde in 2020-091a – had
besproken. Hierover heeft beklaagde in het medisch dossier onder meer genoteerd: “Naar aanleiding van overleg met collega G, pt teruggebeld over motivatie operatie
en zorgen omdat zij mogelijk een snelle beslissing heeft genomen en mogelijk niet
alle risico’s van de operatie kan overzien ivm haar LVB… Pt is niet blij met gesprek
maar bedankt wel voor de zorgen… …Wil verder niks weten over Nederlands obesitas kliniek
en wil niet meer gebeld worden hierover.”
2.4
Beklaagde heeft onder vermelding van de naam van klaagster informatie ingewonnen bij
de obesitaskliniek in F. Later heeft zij zonder vermelding van de naam van klaagster
contact gehad met de Nederlandse obesitaskliniek.
3. De klacht
Klaagster verwijt beklaagde – zakelijk weergegeven – dat zij haar niet serieus genomen heeft door, tegen de wens van klaagster, contact op te nemen met zowel de Nederlandse obesitaskliniek als de kliniek in F.
4. Het standpunt van beklaagde
Beklaagde heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.
Kliniek in F
5.2 Klaagster stelt dat zij tijdens het consult op 9 juni 2020 expliciet heeft uitgesproken dat beklaagde geen contact mocht opnemen met de obesitaskliniek in F. Beklaagde bestrijdt dit en stelt dat is afgesproken dat zij ter voorkoming van een dubbel bloedonderzoek juist wel contact zou opnemen met die kliniek. Zij is daarom van toestemming van klaagster uitgegaan. Klaagster erkent dat zij en beklaagde hebben gesproken over voorkoming van een dubbel bloedonderzoek en zij heeft beklaagde de contactgegevens van de kliniek in F gegeven. Het College kan verwijten omtrent de inhoud van mondelinge communicatie moeilijk op juistheid beoordelen omdat het College van die communicatie geen getuige is geweest, maar gezien het vorenstaande bestaat er aanleiding de lezing van beklaagde te volgen. Daar komt bij dat in de lezing van klaagster niet goed is te begrijpen waarom zij dan toch het adres van de kliniek in F aan beklaagde heeft gegeven. Naar het oordeel van het College mocht beklaagde er daarom vanuit gaan dat klaagster toestemming had gegeven om contact met de kliniek in F op te nemen.
Kliniek in Nederland
5.3 Het staat vast dat klaagster niet wilde dat beklaagde met de Nederlandse obesitaskliniek contact zou opnemen en dat beklaagde hiervan wist. Dit laat naar het oordeel van het College evenwel onverlet dat beklaagde – zonder de naam van klaagster te noemen – contact mocht zoeken met die kliniek om algemene informatie in te winnen over de behandeling tot maagverkleining om – zoals beklaagde het verwoordt – informatie over de nazorg te krijgen, waarvoor klaagster mogelijk een beroep op haar zou doen.
Conclusie
5.4 De conclusie is dat niet kan worden gesteld dat beklaagde klaagster niet serieus heeft genomen en daarmee heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ten opzichte van haar behoorde te betrachten. De klacht zal ongegrond worden verklaard.
6. De beslissing
Het College:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door E.F. Brinkman, voorzitter, B.S. Abdoelkariem, lid-jurist, B. van Ek, V.M. Schijf en I. Weenink, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2021.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.