ECLI:NL:TGZRSHE:2024:5 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5621

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2024:5
Datum uitspraak: 22-01-2024
Datum publicatie: 23-01-2024
Zaaknummer(s): H2023/5621
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verpleegkundige gegrond. Zij  heeft de professionele grenzen, die zij als verpleegkundige in acht behoort te nemen, overschreden door gedurende twee maanden een seksuele relatie te hebben met een cliënt die aan haar zorg was toevertrouwd. Voorwaardelijke schorsing van 12 maanden.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE ’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing van 22 januari 2024 op de klacht van:

INSPECTIE GEZONDHEIDSZORG EN JEUGD,

gevestigd in Utrecht,

klaagster, hierna: de inspectie,

in de persoon van drs. P.W.J.M. Lammers en mr. J.C. Smeur,

tegen

[A]

verpleegkundige,

destijds werkzaam in [B],

verweerster, hierna ook: de verpleegkundige.

1. De zaak in het kort

1.1 De verpleegkundige werkte sinds 2017 als cliëntbegeleider in een instelling (hierna: de instelling) waar vijftien cliënten met een licht verstandelijke beperking (LVB) wonen. De cliënten wonen in eigen appartementen, kennen vaste contactmomenten en kunnen zorg op aanvraag krijgen. Er is 24 uur per dag begeleiding aanwezig. De verpleegkundige was persoonlijk begeleider van één van die cliënten (hierna: de cliënt). Vanaf april 2021 namen de één op één contacten tussen de verpleegkundige en de cliënt toe. In mei en juni 2021 was het contact lichamelijk intiem, waarbij de verpleegkundige en de cliënt elkaar zoenden en enkele malen seks hadden in zijn appartement. De verpleegkundige heeft kort nadien de relatie met de cliënt beëindigd. Eind september 2021 heeft de cliënt een begeleider ingelicht over zijn contact met de verpleegkundige. Zij is daarna op staande voet ontslagen door de instelling.

1.2 De inspectie verwijt de verpleegkundige dat zij de professionele grenzen, die zij als verpleegkundige in acht behoort te nemen, heeft overschreden door gedurende twee maanden een seksuele relatie te hebben met een cliënt die aan haar zorg was toevertrouwd. Daarmee heeft zij gehandeld in strijd met de zorg die zij ten opzichte van de cliënt had behoren te betrachten en aldus in strijd met artikel 47 lid 1 van de Wet BIG en de professionele standaarden.

1.3 De verpleegkundige heeft het haar gemaakte verwijt erkend.

1.4 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is. Hierna licht het college dat toe.
 

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 11 mei 2023;
  • het verweerschrift.
     

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 11 december 2023. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Mr. Smeur heeft namens de inspectie een pleitnotitie voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
 

3. Toelichting op de klacht en de reactie van de verpleegkundige

Toelichting op de klacht door de inspectie

3.1 De instelling heeft na het ontslag van de verpleegkundige een verplichte melding op grond van artikel 8.1 van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) bij de inspectie gedaan. De inspectie heeft vervolgens een onderzoek ingesteld naar de melding. Het inspectierapport dateert van 16 november 2022. De inspectie heeft op die datum voor de duur van vijf jaar een aantekening ‘ernstig risico cliëntveiligheid’ opgenomen in het inspectieregister als bedoeld in artikel 8.28 van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz. De inspectie heeft in het rapport aangekondigd deze tuchtklacht te zullen indienen. Ter toelichting op de klacht heeft de inspectie onder meer het volgende aangevoerd.

3.2 Tussen zorgverleners en cliënten heerst altijd een afhankelijkheidsrelatie en daarvan dient iedere BIG-geregistreerde zorgverlener zich bewust te zijn. Zorgverleners die een relatie met een cliënt willen aangaan, moeten in alle gevallen expliciet en volledig een einde maken aan ieder optreden als zorgverlener voor die cliënt. Dat heeft de verpleegkundige niet gedaan. Zij heeft ook geen hulp gevraagd bij collega’s of leidinggevenden op het moment dat de professionele grenzen dreigden te vervagen. De verpleegkundige is door de dienstverleningscoördinator aangesproken op haar intensieve contact met de cliënt, maar heeft daarmee niets gedaan. Pas op het moment dat zij door de instelling geconfronteerd werd met het verhaal van de cliënt, heeft zij dit verhaal bevestigd.

3.3 Het is een essentiële norm binnen de gezondheidszorg dat iedere verpleegkundige zich dient te onthouden van het aangaan van een persoonlijke relatie tijdens of kort aansluitend aan de professionele zorgrelatie. De Nationale Beroepscode van verpleegkundigen en verzorgenden 2015 bepaalt in dat kader onder meer dat het niet uitmaakt in welke functie de verpleegkundige of verzorgende werkzaam is en dat de code niet alleen van toepassing is voor de uren die zij uit hoofde van haar functie met de cliënt doorbrengt.

3.4 De cliënt is bekend met ingrijpende levenservaringen. Hij heeft veel conflictsituaties meegemaakt en kende onvoldoende opvoedkundige sturing en regels. Hij functioneert cognitief op zwakbegaafd niveau en heeft een gebrek aan basisvertrouwen in zichzelf en zijn omgeving. Er is sprake van hechtingsproblematiek. De cliënt is vatbaar voor verschillende emoties en kan hiervan stress en spanningen ondervinden. Toen de cliënt de instelling vertelde over de intieme relatie met de verpleegkundige en het einde daarvan, toonde hij zich enerzijds opgelucht, anderzijds boos en bedroefd. In de laatste maanden van 2021 ging het niet goed met de cliënt. Hij voelde zich leeg en schuldig. Hij sliep slecht, had nachtmerries en dronk meer bier dan voorheen.

3.5 De verpleegkundige heeft meegewerkt aan het onderzoek van de inspectie en aangetoond te beschikken over zelfinzicht. Zij is zich ervan bewust dat het aangaan van een relatie met de cliënt onprofessioneel was en zij begrijpt haar ontslag. Zij schaamt zich voor de situatie en heeft veel spijt.


Reactie van de verpleegkundige

3.6 De verpleegkundige heeft onder meer aangevoerd dat zij zich bewust is van de fouten die zij heeft gemaakt. Zij weet niet wat haar bezield heeft toen zij deze keuze maakte en kan er met haar hoofd nog steeds niet bij. Zij wil en kan niets ontkennen. Zij begrijpt de beslissing die is genomen, maar is wel geschrokken van de tuchtklacht. Zij had begrepen dat het onderzoek van de inspectie was afgerond en de nodige maatregelen waren genomen, maar dat bleek niet het geval te zijn. De nasleep duurt nu wel erg lang en zij zou deze periode graag willen afsluiten.

3.7 De verpleegkundige heeft inmiddels therapie gehad, in eerste instantie cognitieve gedragstherapie, gericht op emotieregulatie problematiek en een dysthyme stoornis. Daarna is de diagnose ADHD gesteld, waarvoor zij behandeling heeft gekregen. Deze therapie heeft haar meer inzicht gegeven in wat er in haar leven is fout gelopen. Zij wil daarmee niets goedpraten. Het verandert niets aan wat gebeurd is en is ook geen excuus. Het verklaart wel waarom ze stomme keuzes heeft gemaakt en nu kan ze daarmee gericht aan de slag. De verpleegkundige zal nooit meer gaan werken met deze doelgroep. Op dit moment is ze als verpleegkundige werkzaam in de ouderenzorg. Zij is ervan overtuigd dat het risico op herhaling nihil is. Ze wil nooit meer in een soortgelijke situatie terechtkomen.

4. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

4.1 De vraag is of de verpleegkundige de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundige. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

Beoordeling van de klacht

4.2 De klacht is gegrond. Iedere zorgverlener weet en behoort te weten dat de beroepsnormen en de professionele standaarden voor alle BIG-geregistreerde zorgverleners een andere relatie dan de zorgrelatie tussen zorgverlener en patiënt of cliënt niet toestaan zolang de zorgrelatie bestaat en nog enige tijd nadien. De reden dat een intieme relatie met een cliënt niet is toegestaan, is met name hierin gelegen dat in een dergelijke relatie sprake is van een ongelijkwaardige verhouding, waarin de cliënt zich in een afhankelijke kwetsbare positie bevindt. Dat geldt in dit geval temeer nu het hier gaat om een cliënt die vanwege een verstandelijke beperking begeleid woont, zodat sprake is van verhoogde kwetsbaarheid.

Maatregel

4.3 Voor wat betreft de op te leggen maatregel overweegt het college als volgt. Het college is van oordeel dat de verpleegkundige haar professionele grenzen in ernstige mate heeft overschreden. Er is weliswaar sprake geweest van een kortdurende relatie, die door de verpleegkundige zelf is beëindigd, maar de gevolgen waren en zijn voor de cliënt ingrijpend. Het college acht de kans op herhaling gering, gelet op de opstelling van de verpleegkundige en de ook voor haar ernstige gevolgen die deze relatie heeft gehad. Desondanks zal de verpleegkundige moeten blijven waken voor een te persoonlijk contact met haar cliënten en patiënten, in welk opzicht ook. Het college gunt de verpleegkundige echter wel de spreekwoordelijke tweede kans. Hierbij wordt meegewogen dat de verpleegkundige niet eerder met de tuchtrechter in aanraking is gekomen en dat zij na het bekend worden van de relatie heeft meegewerkt aan de onderzoeken, haar fout heeft erkend en daarvoor ook hulp heeft gezocht. Ook weegt het college mee dat de totale procedure vanaf het instellen van het onderzoek door de inspectie tot en met de behandeling van deze tuchtklacht wel erg lang heeft geduurd. Het college acht daarom een voorwaardelijke schorsing van 12 maanden een passende maatregel. Door een voorwaardelijke schorsing krijgt de verpleegkundige de kans om bij haar huidige werkgever werkzaam te blijven. Het college gaat er daarbij ook vanuit dat de verpleegkundige al dan niet in therapie blijft werken aan haar problematiek.

Publicatie

4.4 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere verpleegkundigen en zorgverleners van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

5. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • schorst de bevoegdheid van de verpleegkundige om de aan de inschrijving in het register  verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van twaalf maanden, met bevel dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het bevoegde regionale tuchtcollege later anders mocht bepalen op grond dat de verpleegkundige voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die zij als verpleegkundige behoort te betrachten dan wel in strijd is met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt;
  • bepaalt dat de proeftijd ingaat op de dag dat deze beslissing onherroepelijk is geworden;
  • bepaalt dat de proeftijd uitsluitend geldt gedurende de periode dat de verpleegkundige in het register is ingeschreven en bevoegd is de daaraan verbonden bevoegdheden uit te oefenen;
  • bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften V&VN Magazine en Nursing Magazine.

Deze beslissing is gegeven door M.J.H.A. Venner-Lijten, voorzitter, I.M.E.A. van Eldonk, lid-jurist, C.E.B. Driessen, A. Petiet en M. IJzerman, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 22 januari 2024.