ECLI:NL:TGZRAMS:2024:17 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5365

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:17
Datum uitspraak: 23-01-2024
Datum publicatie: 23-01-2024
Zaaknummer(s): A2023/5365
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een chirurg. De echtgenote van klager (hierna: de patiënte) heeft wegens kanker meerdere behandelingen ondergaan en is meermaals geopereerd, laatstelijk door de chirurg en een medeoperateur. Klager verwijt de chirurg dat er onvoldoende nazorg is geboden. Het college overweegt dat in het dossier is vermeld dat met klager en de patiënte is besproken of thuiszorg na ontslag nodig was en dat gezegd is dat dit niet nodig was. Uit het dossier valt ook niet af te leiden dat dit op dat moment anders was. Als later bleek dat dit wel nodig was, had het op de weg van klager gelegen om dat kenbaar te maken, hetzij aan het ziekenhuis, hetzij aan de huisarts. Na het ontslag van patiënte is er tweemaal een telefonisch consult geweest bij een collega van de chirurg. Over de door deze collega genomen beslissingen tijdens deze telefonische consulten kan de chirurg geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt worden. Het college is van oordeel dat de omstandigheid dat de verdere nazorg aan deze collega is overgelaten, op zichzelf te begrijpen is en de chirurg ook niet tuchtrechtelijk valt te verwijten. Het college merkt hierbij nog op dat het aan te bevelen is om bij een dergelijke wijziging van behandelaar, dan wel langer durende waarneming door een andere behandelaar, dit duidelijk te melden aan een patiënt en diens contactpersoon, conform de Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg. De klacht is ongegrond.

A2023/5365

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 23 januari 2024 naar aanleiding van de klacht van:

A,
wonende te B, klager,

tegen

C,
chirurg, werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de chirurg gemachtigde: Z, werkzaam te D.

1. De procedure
1.1  Het verloop van de procedure blijkt uit:
-  het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 3 februari 2023;
-  het verweerschrift met bijlage;
-  het medisch dossier;
-  het proces-verbaal van het op 7 juni 2023 gehouden mondeling vooronderzoek.

1.2  De klacht is in raadkamer naar een mondelinge behandeling verwezen.

1.3   De mondelinge behandeling door het college heeft plaatsgevonden op een openbare zitting op 12 
december 2023. Klager was hierbij aanwezig, in aanwezigheid van zijn zoon. Ook de chirurg, 
bijgestaan door zijn gemachtigde, was hierbij aanwezig. Beide partijen hebben hun standpunten 
mondeling toegelicht.

2. De feiten
2.1   De echtgenote van klager (hierna: de patiënte, geboren op 12 september 1949) heeft vanaf 2014 
wegens kanker meerdere behandelingen ondergaan en is meermaals geopereerd, laatstelijk op 13 juni 
2022 door de chirurg en een medeoperateur.

2.2   In het medisch dossier is op 22 juni 2022 voor zover van belang vermeld: “(…) Artsenvisite 
(…) – Nazorg inventariseren> geen nazorg nodig. (…)”

2.3   De patiënte is op 26 juni 2022 uit het ziekenhuis ontslagen. In de – door een arts- 
assistent, mede namens de chirurg opgestelde – ontslagbrief van 6 juli 2022 aan de huisarts is voor 
zover van belang vermeld:

“(…) Bovengenoemde patiënte was opgenomen van 12-06-2022 tot en met 26-06-2022 voor het specialisme 
Chirurgische oncologie in het E, in verband met recidief rectumcarcinoom.

Ingreep
13-06-2022: resectie bekkenwandrecidief rectumcarcinoom rechts + vaginatop, ureter rechts en rand 
blaas, intersphincterische abdominoperineale resectie (iAPR), psoas hitch rechts, niet gesteelde 
omentumplastiek. Beloop (…) De procedure is ongecompliceerd verlopen. (…) Patiënt kon in goede 
conditie naar eigen woonomgeving worden ontslagen. (…)

Beleid Huiswaarts
Telefonische afspraak over 1 week.
Contact bij (pijn)klachten en/of alarmsymptomen.

Afspraken
Polikliniek chirurgische oncologie/spreekuur dr. F, op donderdag 07-07-2022 om 16:00 uur. 
(telefonische afspraak)
(…)”

2.4   Op 7 juli 2022 heeft de patiënte een telefonisch consult gehad bij een collega van de 
chrirug, die ook aanwezig was bij eerder multidisciplinair overleg (MDO) waarin de patiënte is 
besproken. In het dossier is hierover voor zover van belang vermeld: “Behandelaar: F, E.V.E., 
Consult setting: Poliklinisch, type consult: Telefonisch consult, Specialisme: Chirurgische 
oncologie (…) Reden van komst (…) Postoperatieve controle. Speciële anamnese: Nog heel erg 
vermoeid, veel afgevallen: last van stuit. (…) Beleid: CEA 2 mnd. (…) Controle afspraak: 2 maanden, 
TF na CEA (…).”

2.5   Op 14 juli 2022 heeft de patiënte opnieuw telefonisch contact opgenomen. Hierover is het 
volgende in het dossier vermeld: “Behandelaar: F, E.V.E., Consult setting: Poliklinisch, type 
consult: Telefonisch consult, Specialisme: Chirurgische oncologie (…) Speciële anamnese: Gebeld: 
heel veel pijn, kan amper bed uit. Over 2 weken afspraak voor zenuwblokkade. Pijnstilling maandag 
opgehoogd: weinig effect. Vraagt mogelijkheid morfine pleister. Gebruikt paracetamol 4d2stuks; maar 
niet op vaste tijden. Beleid: drs. G, gesproken: kan nu medicamenteus niets verbeteren.”

2.6   Op 22 juli 2022 is de patiënte in het ziekenhuis behandeld (met een therapeutische blokkade 
van een zenuw) door een pijnspecialist.

2.7   Per 3 augustus 2022 is de patiënte in een revalidatiecentrum opgenomen, waar zij kort daarna 
- op 72-jarige leeftijd - overleed.

3. De klacht en het verweer

3.1  Klager verwijt de chirurg dat
a) de door hem uitgevoerde zware operatie te snel volgde op eerdere zware operaties en bestralingen 
en
b) dat er onvoldoende nazorg is geboden.

3.2   De chirurg heeft het volgende verweer gevoerd. De chirurg was aanwezig bij een aantal MDO’s, 
waarin het beleid en de voorgenomen behandeling van de patiënte is besproken. Het moment van 
opereren is een inschatting maar is zorgvuldig gekozen. Men wilde voorkomen dat de tumor opnieuw 
zou groeien en een zenuw zou beklemmen. Verder heeft de chirurg aangevoerd dat hij uitsluitend de 
operatie heeft uitgevoerd - die goed is gegaan - en niet betrokken was bij het ontslag en de 
nazorg.

4. De overwegingen van het college

4.1   Het college overweegt allereerst dat de situatie van klager en het overlijden van zijn 
echtgenote een hele verdrietige is. In deze procedure moet het college in het tuchtrechtelijk kader 
beoordelen of de chirurg de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor 
is een redelijk bekwame en redelijk handelende chirurg. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden 
met de voor de chirurg geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Bij het antwoord 
op de vraag of de chirurg tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld staat verder alleen het 
persoonlijk handelen van hem centraal. In tuchtrechtelijke zin kan hij uitsluitend voor zijn 
handelen verantwoordelijk worden gehouden.

Klachtonderdeel a (te snel geopereerd)
4.2.  Tijdens de mondelinge behandeling heeft klager dit klachtonderdeel ingetrokken, zodat een 
beoordeling door het college hierover niet meer aan de orde is.

Klachtonderdeel b (onvoldoende nazorg)
4.3   Klager heeft in zijn klaagschrift en tijdens het mondeling vooronderzoek uitgelegd dat de 
patiënte zeer zwak was toen zij ontslagen werd uit het ziekenhuis. Zij at erg weinig. Klager kon 
bovendien zelf geen verpleegkundige handelingen uitvoeren, zoals het verwisselen van een 
urinekatheter. Met het verzorgen van een stoma waren zijn echtgenote en hijzelf wel bekend. 
Ondersteunende hulp in de thuiszorg was noodzakelijk en was ten onrechte niet geregeld. Klager 
heeft van de huisarts begrepen dat de chirurg als hoofdbehandelaar hiervoor verantwoordelijk is en 
hij verwijt daarom de chirurg dat er geen thuiszorg was geregeld en dat de nazorg is zijn algeheel 
na ontslag onvoldoende is geweest. Uiteindelijk kon de patiënte in een revalidatiecentrum terecht 
waar zij vervolgens na korte tijd is overleden. Klager is ervan overtuigd dat zij langer had kunnen 
leven wanneer haar de juiste nazorg was geboden. Het kan volgens klager ook niet zo zijn dat niet duidelijk is wie er 
verantwoordelijk is geweest voor het ontslag en de beslissingen rondom de nazorg.

4.4   Het college overweegt allereerst dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat het moment 
van ontslag met het daarbij gekozen beleid (‘telefonische afspraak over een week en contact opnemen 
bij (pijn)klachten en/of alarmsymptomen’) onjuist of onzorgvuldig is geweest. Op basis van het 
dossier acht het college die beslissing verdedigbaar. De chirurg heeft tijdens de mondelinge 
behandeling nader toegelicht dat in een multidisciplinair team bekeken wordt of een patiënt met 
ontslag kan. De artsen zijn verantwoordelijk voor de beslissing of iemand medisch gezien met 
ontslag kan. Als er aanwijzingen zijn dat iemand thuiszorg nodig heeft na ontslag, wordt door de 
verpleging een transferverpleegkundige ingeschakeld die de thuiszorg regelt. Aanwijzingen daarvoor 
kunnen zijn dat iemand alleenstaand, niet ADL-redzaam (algemeen dagelijkse levensverrichtingen) is, 
of bijvoorbeeld een stoma heeft en die nog niet zelfstandig kan verzorgen. In het dossier is 
vermeld dat op 22 juni 2022 met klager en de patiënte is besproken of nazorg nodig was en dat 
gezegd is dat dit niet nodig was. Uit het dossier valt ook niet af te leiden dat dit op dat moment 
anders was. Indien later bleek dat dit toch nodig was, had het op de weg van klager gelegen om dat 
kenbaar te maken, hetzij aan het ziekenhuis, hetzij aan de huisarts. Voor zover klager dat heeft 
gedaan, wellicht in de telefonische consulten nadien en daarop niet adequaat is gereageerd, is dit 
betreurenswaardig maar valt dit de chirurg niet persoonlijk aan te rekenen.

4.5   Ten aanzien van de na ontslag door de collega van de chirurg (ook een oncologisch chirurg) 
genomen beslissingen tijdens de telefonische consulten op 7 en 14 juli 2022, kan de chirurg evenmin 
een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt worden. De poliklinische afspraken zijn bij deze collega 
gemaakt, mogelijk ook in verband met een drie weken durende vakantie van de chirurg. De betreffende 
collega was in het voortraject nauw betrokken bij de behandeling van de patiënte en heeft na 
ontslag voornoemde telefonische consulten gedaan. Deze collega was overigens ook aanwezig bij de 
multidisciplinaire overleggen waarin tijdens de opname de toestand van de patiënte vrijwel 
dagelijks werd besproken en beoordeeld. Het college is van oordeel dat de omstandigheid dat de 
verdere nazorg aan deze betreffende collega is overgelaten, op zichzelf te begrijpen is en de 
chirurg niet tuchtrechtelijk valt te verwijten. Uit het dossier blijkt verder niet dat de collega 
van de chirurg contact met de chirurg heeft opgenomen om met hem te overleggen of dat hij 
anderszins bij deze beslissingen betrokken was. Het college merkt hierbij nog op dat het aan te 
bevelen is om bij een dergelijke wijziging van behandelaar, dan wel langer durende waarneming door 
een andere behandelaar, dit duidelijk te melden aan een patiënt en diens contactpersoon, conform de 
Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg (herziening juni 2022 
www.KNMG.nl).

Conclusie
4.6  De conclusie is dat de klacht ongegrond is.

3 De beslissing

De klacht is ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 23 januari 2024 door E.P. de Beij, voorzitter, A.P. den Exter, 
lid-jurist, D. Boerma, J.W.D. de Waard en T.S. Oei, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door T.C. Brand, secretaris.