Zoekresultaten 21-30 van de 43384 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:168 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1938

    Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tot doorhaling vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van verpleegkundige. De verpleegkundige heeft van 2011 tot 2019 als verpleegkundige in een ziekenhuis gewerkt. In 2022 heeft de inspectie, na onderzoek, een rapport uitgebracht. De inspectie stelt vast dat bij de verpleegkundige sprake is van een zeer ernstig psychiatrisch toestandsbeeld. Het Regionaal Tuchtcollege acht het risico dat de verpleegkundige als gevolg van haar psychiatrische stoornis bij de uitvoering van haar werk fouten maakt, situaties onjuist inschat en niet adequaat kan handelen zeer groot. Ook brengt deze stoornis een reëel risico op collegiale conflicten met zich, die eveneens zijn weerslag kunnen hebben op een goede patiëntenzorg. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt de verpleegkundige vanwege haar geestesgesteldheid dan ook ongeschikt voor werk in de gezondheidszorg. Het Regionaal Tuchtcollege beveelt daarom de doorhaling van de inschrijving van de verpleegkundige in het BIG-register dan wel ontzegt de verpleegkundige, voor het geval dat op het moment van het onherroepelijk worden van deze beslissing niet is ingeschreven in het BIG-register, het recht om wederom in het register te worden ingeschreven. Daarnaast treft het Regionaal Tuchtcollege een voorlopige voorziening. De verpleegkundige heeft beroep ingesteld. Tijdens de terechtzitting in beroep heeft de gemachtigde van de verpleegkundige verklaard dat de verpleegkundige op dit moment niet geschikt is om als verpleegkundige te werken en heeft zich daarom gerefereerd aan het oordeel van het Centraal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege heeft daarop het beroep van de verpleegkundige verworpen. De maatregel van doorhaling blijft in stand.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:267 Hof van Discipline 's Gravenhage 240111

    Klacht over eigen advocaat. Hoger beroep ziet op hoogte maatregel. Verweerster heeft langdurig haar cliënt voorgelogen dat zij een procedure voor hem aanhangig had gemaakt, wat zij niet had gedaan. Voorwaardelijke schorsing 4 weken. Hof vernietigt bijzondere voorwaarde raad van discipline, die berust op een feitelijke onjuistheid.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:162 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2401

    Klacht tegen longarts. Patiënt (echtgenoot van klaagster) is begin januari 2022 opgenomen in het ziekenhuis wegens koorts en benauwdheid. Daar bleek dat patiënt COVID19 had. Ook is er een CT-scan gemaakt, waarop mogelijk kleine longembolieën te zien waren. Een dag later bleken de antibiotica aan te slaan en was er een verbetering in de gezondheidstoestand. Er werd vanwege de COVID reglementen besloten om patiënt over te plaatsen naar een ander ziekenhuis. Na overplaatsing verslechterde de toestand van patiënt. Ruim twee weken later is hij overleden. Klaagster verwijt de longarts a) het onverantwoord transporteren van patiënt en het niet opvolgen van de leidraad overplaatsingen, met overlijden als gevolg, b) het zonder instemming en zonder klaagster te informeren overplaatsen van patiënt, c) het ten onrechte beroepen op het beroepsgeheim door het niet verstrekken van het medisch dossier aan klaagster als nabestaande, en d) het onzorgvuldig en niet empathisch communiceren. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:118 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5773

    “Klacht tegen een orthodontist. De minderjarige zoon (geboren in januari 2009) van klaagster is van 18 mei 2020 tot 16 september 2020 door verweerder behandeld vanwege o.a. niet goed aansluitende tanden, een overbeet en ruimtegebrek. Verweerder is gestart met een buitenboordbeugel gecombineerd met vaste apparatuur. De behandeling is daarna overgedragen aan een andere orthodontist. Klaagster klaagt erover dat verweerder te vroeg is begonnen met de behandeling en te weinig resultaat heeft behaald. Ter onderbouwing heeft zij verwezen naar een verslag over de behandeling van de opvolgend behandelaar. Het college komt tot het oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht, omdat niet is gebleken dat er misbruik van recht is gemaakt. Na inhoudelijke beoordeling oordeelt het college dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de klacht ongegrond is.”

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:169 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag herstelbeslissing van C2023/1938

    Herstelbeslissing van de beslissing ECLI:NL:TGZCTG:2024:168

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:218 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6715

    Kennelijk ongegronde klacht tegen revalidatiearts, die door orthopedisch schoenmaker van klaagster in consult is geroepen en bij wijze van triage heeft geadviseerd waarna later op initiatief van klaagster nog een eenmalig gesprek heeft plaatsgevonden. Klaagster verwijt de revalidatiearts dat onduidelijk is waarom zij aanwezig was bij de afspraak met de orthopedisch schoenmaker, dat zij vier maanden op een vervolgafspraak moest wachten en dat zij niets heeft gedaan, maar wel een rekening heeft gestuurd. De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2024:31 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/427676 KL RK 23-124

    Klaagster koopt percelen waarvan zowel zij als verkopers in de veronderstelling waren dat deze zijn belast met erfdienstbaarheden in de vorm van het recht van overpad ten laste van een van de percelen van een van de verkopers. Later blijkt in een gerechtelijke procedure dat deze erfdienstbaarheden al voor de verkoop van de percelen door vermenging teniet zijn gegaan. Deze vermenging is nimmer ingeschreven in het Kadaster.De notaris mocht erop vertrouwen dat partijen beiden achter de overdracht van de percelen aan klaagster met bijbehorende erfdienstbaarheid stonden, ondanks dat zij daar vragen over hebben gesteld. De notaris heeft op dit punt aan zijn onderzoeksplicht voldaan.Op de notaris rust een zwaarwegende zorgplicht ter zake van wat nodig is voor het intreden van de rechtsgevolgen die zijn beoogd met de in een akte opgenomen rechtshandelingen. Deze plicht houdt ook in dat de notaris een onderzoek instelt naar de rechtstoestand van het registergoed, de recherche-/onderzoeksplicht. Gelet op de hoge mate van zorgvuldigheid die hierbij van een notaris wordt verwacht, dient hij alle voor hem toegankelijke registers te raadplegen. De notaris heeft in onderhavige zaak alle gebruikelijke kadastrale recherches uitgevoerd. Bij alle recherches waren de gevestigde erfdienstbaarheden zichtbaar. De notaris zag daarin geen aanleiding een erfdienstbaarhedenonderzoek uit te (laten) voeren noch hebben partijen bij de verkoop de notaris hiertoe opdracht gegeven.Het kan de notaris niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij niet bekend was met de mogelijkheid dat hij de erfdienstbaarheid al eerder door vermenging teniet was gegaan en dat hij deze dus niet in de akte van levering had mogen opnemen. De notaris heeft voldaan aan zijn zorg- en onderzoeksplicht. De klacht wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:143 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-342/DB/LI/D

    Raadsbeslissing. Ambtshalve voortzetting ingetrokken klacht. De raad heeft in de onderhavige klachtzaak meerdere wezenlijke tekortkomingen in de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder vastgesteld. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de in artikel 10a Advocatenwet vastgelegde kernwaarde deskundigheid. Ook is verweerder ernstig tekort geschoten in de overdracht van de dossiers van de heer RS aan de opvolgend advocaat. Met het handelen van verweerder is het vertrouwen in de advocatuur geschaad. De aard en ernst hiervan rechtvaardigen daarom de oplegging van een zware maatregel. Gelet op de ernst van de aan verweerder gemaakte tuchtrechtelijk verwijten en zijn antecedentenlijst ziet de raad het beeld van een advocaat die blijk geeft zich onvoldoende bewust te zijn van voor de advocatuur elementaire beginselen en regelgeving en die zich onvoldoende rekenschap geeft van de belangen die daarmee worden gediend. Verweerder heeft zijn kerntaak als rechtsbijstandsverlener ernstig veronachtzaamd. Zowel bij gelegenheid van het onderzoek naar de klacht door de deken als in de procedure bij de raad heeft verweerder er echter onvoldoende blijk van gegeven inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen. De raad heeft ook, gezien de opstelling van verweerder, grote zorgen over een goede belangenbehartiging van toekomstige cliënten van verweerder. De raad is van oordeel dat het niet verantwoord is dat verweerder de praktijk als advocaat nog langer uitoefent. Schrapping.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:261 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-512/AL/NN

    Raadsbeslissing. Klager is een voormalige cliënt van een kantoorgenoot. Verweerder heeft de verhuurder bijgestaan in een huurgeschil met klager. Klacht over belangenverstrengeling slaagt niet. Aan de in gedragsregel 15 lid 3 cumulatief opgesomde voorwaarden a, b en c is voldaan.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:262 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-639/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart diverse klachten over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.