Zoekresultaten 2481-2490 van de 42291 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:122 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-210/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Verweerster is in het kader van de geschillenregeling van de ARAG op verzoek van de deken opgetreden als bindend adviseur in een geschil over de wijze van aanpak van de zaak van klager door ARAG. Uit de overgelegde stukken is de voorzitter niet gebleken dat verweerster bij de uitoefening van haar taak als bindend adviseur zich zodanig heeft gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster haar bindend advies op zorgvuldige wijze en met inachtneming van de daarvoor geldende regels van ARAG gegeven. De juistheid van het verwijt van klager dat verweerster daarbij de (wettelijke) regels niet op juiste wijze heeft toegepast, kan de voorzitter, tegenover de betwisting daarvan door verweerster, niet vaststellen. Kennelijk ongegrond in alle klachtonderdelen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:116 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-580/AL/MN

    Raadsbeslissing. De raad verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:117 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-581/AL/MN

    Raadsbeslissing. De raad verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:118 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-570/AL/MN

    Raadsbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Het verwijt dat verweerster op een ondeskundige manier bijstand heeft verleend is onvoldoende onderbouwd en is de raad ook niet uit de overgelegde stukken gebleken. Vanwege het wezenlijke verschil van inzicht in de aanpak van de zaak, was het niet klachtwaardig dat verweerster haar opdracht heeft neergelegd. De raad is ook niet gebleken dat zij dit op een onzorgvuldige wijze heeft gedaan. Klacht in beide onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:119 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-181/AL/NN

    Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft een burgemeester bijgestaan na afwijzing van een vergunning aan (de vennootschappen van) klager. Verweerder heeft met zijn optreden naar het oordeel van de voorzitter niet de grenzen overschreden van de vrijheid die hem daarbij als partijdig advocaat van de wederpartij toekomt. Uit het verweer van verweerder is de voorzitter gebleken dat hij zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar toepasselijke regelgeving en zo ook naar de door klager bedoelde geheimhoudingsplicht voordat hij namens de burgemeester bij de politie aangifte tegen klager heeft gedaan van een mogelijk strafbaar feit (valsheid in geschrifte). Daarbij heeft verweerder zich ook verdiept in de vraag welke informatie de burgemeester bij de aangifte mag overleggen en heeft daarbij een afweging gemaakt op welke grondslag hij welke informatie bij de aangifte mocht inbrengen. Van grievende uitlatingen jegens klager is de voorzitter niet gebleken. Evenmin is de voorzitter gebleken dat klager door het handelen van verweerder onnodig of onevenredig in zijn belangen is geschaad zonder doel. De klachten zijn kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:120 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-433/AL/OV

    Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:121 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-190/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Klaagster heeft zonder medeweten en zonder toestemming van verweerder op zijn naam een dagvaarding in hoger beroep laten uitbrengen waarin zij verweerder als procesadvocaat heeft vermeld. Ondanks deze gang van zaken heeft verweerder contact opgenomen met de deken en heeft hij in het belang van klaagster een andere advocaat bereid gevonden klaagster bij te staan in het hoger beroep. Uit de feitelijke gang van zaken en de bijbehorende e-mails die door verweerder zijn verstuurd, blijkt dat verweerder met het oog op het (processuele) belang van klaagster heeft gehandeld. Dit gaat bijkans nog wel verder dan dat wat van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht nadat hij is geconfronteerd met een situatie zoals door klaagster gecreëerd. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:115 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-302/AL/GLD

    Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2023:1 Kamer voor het notariaat Amsterdam 722591 / NT 22-35

    De notaris had dus onvoldoende objectieve aanwijzingen dat een eventuele vernietiging van de levering door beslagleggers vanwege het paulianeuze karakter van de transactie zonder meer kansloos was. De notaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het in de gegeven omstandigheden niet aan hem is om over de pauliana te oordelen, maar aan de civiele rechter. Om die reden heeft hij klaagster de suggestie gedaan om in kort geding een oordeel te vragen over zijn ministerieplicht. Als de beweringen van klaagster juist zijn, had zij beter nog haar pijlen kunnen richten op de beslagleggers, omdat dezen in dat geval ten onrechte niet wilden meewerken aan de doorhaling van de beslagen. Zolang de beslagleggers hun beslag niet willen doorhalen of niet in rechte daartoe zijn veroordeeld en zolang zij niet bereid zijn afstand te doen van een vordering op grond van pauliana of vaststaat dat zo’n vordering kansloos is, kan de notaris zijn ministerie niet verlenen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:90 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1756 en C2022/1772

    Klacht tegen een arts. De arts was van mei tot en met juli 2021 als opvolgend (bedrijfs-)arts betrokken bij de verzuimbegeleiding van klaagster. Eind mei 2021 heeft een persoonlijk consult plaatsgevonden, op grond waarvan de arts een week later een bijstelling probleemanalyse heeft opgesteld. Na contact met de werkgever over de tekst hiervan heeft de arts de probleemanalyse een paar dagen later gewijzigd. Halverwege juli 2021 heeft de arts een telefonisch consult met klaagster gehad. Daarvan heeft hij een week later verslag gedaan. Klaagster verwijt de arts in acht klachtonderdelen dat hij de probleemanalyse na inmenging – en beïnvloeding door de werkgever ten nadele van klaagster heeft gewijzigd, dat hij van het consult van halverwege juli 2021 een onjuist verslag heeft gemaakt, wat hij ondanks toezeggingen nooit heeft aangepast en dat hierdoor de gezondheidstoestand van klaagster is verslechterd en klaagster schade heeft geleden. Het RTG verklaart - zakelijke weergegeven - klachtonderdelen 1 tot en met 6 gegrond, verklaart klachtonderdelen 7 en 8 ongegrond, schorst voorwaardelijk de bevoegdheid van de arts om de aan de inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, stelt daarbij twee bijzondere voorwaarden en bepaalt de publicatie. In de zaak C2022/1756 komt de arts in beroep tegen de zwaarte van de maatregel. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de arts. In de zaak C2022/1772 komt de Inspectie in beroep tegen de formulering van de bijzondere voorwaarden. Dit beroep wordt door het Centraal Tuchtcollege gegrond verklaard en de bijzondere voorwaarden worden aangepast.