ECLI:NL:TGZCTG:2024:108 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2032
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:108 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-06-2024 |
Datum publicatie: | 10-06-2024 |
Zaaknummer(s): | C2023/2032 |
Onderwerp: | Onheuse bejegening |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster is de moeder van een – destijds – drie maanden oude baby die in het ziekenhuis was opgenomen vanwege een infectie met het RS-virus. Klaagster sliep bij haar zoon op de kamer. De verpleegkundige had die nacht dienst en maakte klaagster rond 23.30 uur wakker omdat haar zoon sinds 23.00 uur lag te huilen en een fles nodig had. De klacht gaat over de wijze waarop klaagster door de verpleegkundige werd gewekt. Ook stelt klaagster dat haar zoon die nacht niet de nodige zorg heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het deel van de klacht dat gaat over de zorg voor de zoon van klaagster gegrond en legt aan de verpleegkundige op de maatregel van waarschuwing. Het beroep van klaagster wordt voor het overige verworpen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/2032 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., verpleegkundige, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. D. Benamari, werkzaam bij
VvAA Legal te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klaagster – heeft op 30 november 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te
Zwolle tegen C. – hierna de verpleegkundige – een klacht ingediend. Bij beslissing
van
30 juni 2023, onder nummer Z2022/5153, heeft dat college in raadkamer de klacht kennelijk
ongegrond verklaard. Klaagster is op tijd in beroep gekomen tegen deze beslissing.
De verpleegkundige heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is op de
openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 17 april 2024 behandeld. Klaagster
is op de zitting verschenen. Mr. Benamari heeft laten weten dat de verpleegkundige
door persoonlijke omstandigheden niet in staat is bij de zitting aanwezig te zijn.
Mr. Benamari is namens de verpleegkundige verschenen. Partijen hebben hun standpunten
nader toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
“3. UITLEG VAN DE BESLISSING
3.1 De normen die gelden bij de beoordeling
Het college moet de vraag beantwoorden of de verpleegkundige de zorg heeft verleend
die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame beroepsuitoefening’.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
(bijvoorbeeld richtlijnen en protocollen) en de stand van de wetenschap op het moment
van het handelen door de zorgverlener. Verder geldt als norm dat zorgverleners alleen
tuchtrechtelijk aanspreekbaar zijn op hun eigen handelen.
3.2 De feiten
Klaagster is de moeder van D., destijds een baby van drie maanden die in het ziekenhuis
was opgenomen vanwege een infectie met het RS-virus. Klaagster sliep bij hem op de
kamer. De verpleegkundige had die nacht dienst en maakte klaagster rond 23.30 uur
wakker omdat D. sinds 23.00 uur lag te huilen en een fles nodig had.
3.3 De klacht en de reactie daarop
De klacht gaat over de wijze waarop klaagster door de verpleegkundige gewekt werd.
Zij werd hardhandig wakker geschud aan haar schouder (die geblesseerd was) en er werd
tegen haar geschreeuwd dat zij haar zoon moest verzorgen. Klaagster raakte overstuur
maar verzorgde vervolgens wel haar zoon. Daarna riep ze de verpleegkundige maar die
was niet voor rede vatbaar. De rest van de nacht is aan D. geen zorg meer verleend.
De volgende dag heeft wel een gesprek met de kinderarts plaatsgevonden maar een gesprek
met de verpleegkundige (en de supervisor van de afdeling) heeft niet meer plaatsgevonden.
Daarom is nu een klacht ingediend.
In het verweerschrift is aangegeven dat klaagster inderdaad bij D. op de kamer sliep,
er was sprake van ‘inrooming’. Dan kunnen moeders zelf hun kind voeden en medicatie
geven. Omdat D. lag te huilen en troost nodig had is klaagster wakker gemaakt. De
verpleegkundige herkent niet dat zij dat op een ‘belachelijke manier’ heeft gedaan;
wel heeft zij klaagster aangeraakt aan haar schouder om haar wakker te krijgen. Zij
heeft op normale wijze tegen klaagster gesproken. Verder heeft de verpleegkundige
aangegeven dat de kinderafdeling is uitgerust met microfoons op iedere kamer. In de
teampost kunnen de verpleegkundigen 10 seconden per kamer het geluid van dat moment
horen. Iedere 10 seconden verspringt het van elke kamer, zaal en box. D. lag aan de
monitor en de saturatiemeter, en dit is zichtbaar in de teampost. Die nacht waren
er geen bijzonderheden, zo blijkt ook uit het dossier. Een collega heeft bij D. gekeken.
Hij sliep en had geen verdere zorg nodig. De conclusie van de verpleegkundige is dat
de klacht moet worden afgewezen.
3.4 De overwegingen van het college
3.4.1
Het college stelt vast dat de lezingen van klaagster en de verpleegkundige over het
wakker maken uiteenlopen. Uit het verpleegkundig dossier blijkt wel dat moeder boos
was. Maar omdat niet kan worden vastgesteld hoe een en ander precies is verlopen,
kan het college ook niet vaststellen dat de verpleegkundige klachtwaardig heeft gehandeld.
Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klaagster minder geloof
verdient dan dat van de verpleegkundige. Wel is het voor het vormen van een oordeel
over de vraag of een bepaalde gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, van belang
dat eerst wordt vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden.
Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klaagster en het woord
van de verpleegkundige evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen.
3.4.2
Als het gaat om het wel of niet verlenen van de nodige zorg blijkt uit het verpleegkundig
dossier dat is overgelegd dat D. op 28 februari 2022 (00.42 uur) last had van een
pijnlijke hoest en daarom paracetamol kreeg. Op 1 maart (00.46 uur) had D. echte RS
hoestbuien en werd zijn neus regelmatig gedruppeld. De nacht van 1 op 2 maart was
(na het wakker maken van moeder vanwege het huilen van D.) volgens het dossier een
verder rustige nacht waarin D. gezien zijn monitor-waardes lekker sliep. Het college
leidt daaruit af dat er geen noodzaak was om in de nacht nog medicatie (paracetamol)
te geven of zijn neus te druppelen. Als er iets met D.s waardes aan de hand zou zijn
geweest zou dat op de teampost (via de bewaking) waargenomen zijn. Daarom is van tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen omdat het D. die nacht aan zorg zou hebben ontbroken niet gebleken.
3.5. Conclusie
De klacht is kennelijk ongegrond.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
die het Regionaal Tuchtcollege heeft vastgesteld. Deze zijn in beroep niet of in elk
geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1 Klaagster legt met haar beroep haar oorspronkelijke klacht in volle omvang
aan het Centraal Tuchtcollege voor. In haar klacht liggen als kernverwijten besloten
dat zij op een onprofessionele manier door de verpleegkundige is wakker gemaakt en
dat de rest van de nacht aan haar zoon (hierna: D.) geen zorg meer is verleend. Het
beroep van klaagster strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de klacht alsnog gegrond
verklaart.
4.2 De verpleegkundige heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft het
Centraal Tuchtcollege verzocht om het beroep van klaagster te verwerpen.
Inhoudelijke beoordeling
4.3 Evenals het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel
dat het deel van de klacht over het wakker maken ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege
is het niet eens met de ongegrondverklaring van het klachtonderdeel over de zorg voor
D. en zal dit klachtonderdeel alsnog gegrond verklaren. Het Centraal Tuchtcollege
zal de verpleegkundige hiervoor de maatregel van waarschuwing opleggen. Hierna legt
het Centraal Tuchtcollege uit hoe dit oordeel tot stand is gekomen.
De wijze waarop klaagster door de verpleegkundige is gewekt en bejegend
4.4 Wat betreft dit klachtonderdeel heeft de behandeling van de zaak in beroep
het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten
of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege.
Het Centraal Tuchtcollege komt wat betreft dit onderdeel van de klacht tot dezelfde
constateringen als het Regionaal Tuchtcollege hierover in de beslissing onder ‘3.4.
De overwegingen van het college’ heeft overwogen. Het Centraal Tuchtcollege is het
eens met de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen
hier over. Dit betekent dat dit onderdeel van de klacht terecht ongegrond is verklaard.
De zorg voor D. in de nacht van 1 op 2 maart 2022
4.5 Het Centraal Tuchtcollege moet beoordelen of de verpleegkundige bij haar beroepsmatige
handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.
Daarbij wordt gekeken naar de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen waarover
wordt geklaagd en met wat toen in die beroepsgroep de norm of standaard was.
4.6 In de verpleegkundige rapportage staat bij 1 maart 2022 om 00.46 uur genoteerd
dat D. echte RS hoestbuien heeft en dat zijn neus regelmatig wordt gedruppeld. Om
08:45:17 uur staat genoteerd dat D. zich nog niet lekker voelt en dat hij xylometazoline
heeft gekregen. Er is geprobeerd om D. van het zuurstof af te koppelen maar dit is
niet gelukt, D. werd toen erg onrustig. Over de voeding is genoteerd dat D. redelijk
zijn flessen drinkt en dat de afgesproken minimale intake lijkt te worden gehaald.
Om 16:37:44 uur staat genoteerd dat D. bij wakker zijn een ademhalingsfrequentie van
rond de 50-55 per minuut heeft en een effectief neustoilet krijgt. Ook heeft hij nog
intrekkingen sub-intercostaal en klinkt hij vol.
4.7 Over de zorg voor D. gedurende de nacht van 1 op 2 maart 2022 heeft de gemachtigde
van de verpleegkundige op de zitting verklaard dat een collega in de nacht één keer
is binnen gelopen en toen heeft gezien dat D. lag te slapen en geen zorg nodig had.
De rest van de nacht werd D. via de monitor en microfoon in de gaten gehouden. Het
Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat onder de hiervoor beschreven omstandigheden
van die dag D. ’s nachts beter en vaker klinisch geobserveerd had moeten worden, dat
wil zeggen dat fysieke controles van in ieder geval de ademarbeid van D. hadden moeten
plaatsvinden en zo nodig neustoilet uitgevoerd zou worden. De genoemde ademarbeid
zoals intrekkingen en neusvleugelen of het algehele werken van een baby om te ademen,
is namelijk niet goed waar te nemen op alleen een monitor of via een microfoon. In
dit verband is van belang dat de microfoon periodiek doorschakelt van de ene kamer
naar de andere, zodat steeds maar een fragment van geluid van de situatie op een bepaalde
kamer, zoals die van D., wordt doorgegeven aan de verpleegkundigen. Alles overziend
is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat gezien de onder 4.6 beschreven klachten
van D., de verpleegkundige niet de zorg heeft verleend die van haar mocht worden verwacht.
4.8 Het Centraal Tuchtcollege overweegt verder dat uit de rapportages genoegzaam
blijkt dat de verpleegkundige de verantwoordelijkheid van de zorg voor D. op zich
heeft genomen en ook heeft gehouden. Alle notities over de zorg aan D. tijdens de
dienst van de verpleegkundige zijn door haar gemaakt. De verpleegkundige heeft om
23:40:42 nog gerapporteerd, vlak na het wakker maken van klaagster. Klaagster heeft
toen aangegeven dat zij niet wilde dat de verpleegkundige nog bij D. op kamer zou
komen. Deze notitie is door de verpleegkundige de volgende ochtend nog aangevuld.
Uit die rapportage blijkt dat D. om 06:30 uur wakker werd, onrustig was en moest hoesten.
Volgens klaagster had D. toen pijn, volgens de collega van de verpleegkundige was
D. onrustig omdat hij niet werd getroost en wilde hij daarom niet drinken. De gemachtigde
van de verpleegkundige heeft verklaard dat de verpleegkundige en de andere collega
die nacht gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de zorg op de afdeling, en dat de
verpleegkundige met de collega heeft afgesproken dat zij in het vervolg bij D. op
de kamer zou komen. Over deze overdracht van de zorg voor D. staat niets genoteerd
in het dossier, en de verpleegkundige heeft hierover niet kunnen verklaren op de zitting.
Evenmin bevat het dossier een notitie van de andere verpleegkundige. Het is voor het
Centraal Tuchtcollege daarom niet goed vast te stellen of en hoe de overdracht heeft
plaatsgevonden, en wie uiteindelijk verantwoordelijk was voor de zorg voor D. tussen
23:30 uur en 06:30 uur de volgende ochtend. Bij deze stand van zaken is het Centraal
Tuchtcollege van oordeel dat het de verpleegkundige -als rapporterend verpleegkundige-
valt te verwijten dat aan D. ‘s nachts niet de onder 4.7 beschreven zorg is verleend.
Conclusie
4.9 De conclusie is dat het beroep van klaagster slaagt, in zoverre dat de klacht
gedeeltelijk gegrond wordt verklaard. Het Centraal Tuchtcollege vindt het opleggen
van een waarschuwing passend en toereikend.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor zover de klacht over
het verlenen van zorg ongegrond is verklaard;
en doet opnieuw recht:
verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond zoals hiervoor onder 4.6 tot en met 4.9 is
vermeld;
en legt de verpleegkundige daarvoor de maatregel van waarschuwing op;
verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door: R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter; H. de Hek en
A.R.O. Mooy, leden-juristen en N.A. van Gerwen en M.J.E. van Haren, leden-beroepsgenoten
en E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.