ECLI:NL:TADRARL:2024:160 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-175/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2024:160 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-06-2024 |
Datum publicatie: | 11-06-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-175/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 10 juni 2024
in de zaak 24-175/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 7 maart 2024 met kenmerk 2277786.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder staat drie hulpverleners bij in tuchtrechtelijke procedures die
klager tegen hen heeft aangespannen: een GZ-psycholoog en twee orthopedagoog-generalisten.
Klager verwijt de cliënten van verweerder dat zij na forensisch diagnostisch onderzoek
en forensisch psychologisch onderzoek in een familierechtelijke kwestie een ondeugdelijke
rapportage hebben opgesteld.
1.2 Klager heeft op 21 en 29 juli 2022 drie klaagschriften ingediend bij het Regionaal
Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) te ’s-Hertogenbosch.
1.3 Verweerder heeft op 30 december 2022 namens zijn cliënten schriftelijk verweer
gevoerd.
1.4 Op 25 april 2023 hebben mondelinge vooronderzoeken plaatsgevonden onder leiding
van de secretaris van het RTG. Van het besprokene zijn processen-verbaal opgemaakt.
1.5 Verweerder heeft namens de orthopedagoog-generalisten in een brief van 15 juni
2023 een reactie gegeven op de door klager ter gelegenheid van de mondelinge vooronderzoeken
toegevoegde klachtenonderdelen en tevens een bijlage gestuurd.
1.6 De klachten tegen de orthopedagoog-generalisten heeft het RTG op 13 oktober
2023 in raadkamer behandeld en bij beslissing van 17 november 2023 zijn de klachten
kennelijk ongegrond verklaard.
1.7 De klacht tegen de GZ-psycholoog heeft het RTG op de zitting van 6 oktober
2023 behandeld. Verweerder heeft tijdens deze zitting spreekaantekeningen overlegd.
Van de zitting is tevens een proces-verbaal opgemaakt.
1.8 Bij beslissing van het RTG van 17 november 2023 is de klacht tegen de GZ-psycholoog
deels gegrond verklaard en is een waarschuwing opgelegd.
1.9 Op 2 november 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zich onnodig grievend naar hem toe uit te laten;
b) in rechte feitelijke informatie te verstrekken waarvan hij weet, althans behoort
te weten, dat deze onjuist is;
c) geen doelmatige behandeling van de zaak na te streven door het achterhouden
van informatie aan klager en aan de rechterlijke instantie.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 De klacht heeft betrekking op het handelen van de advocaat van de wederpartij
van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat
een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een
wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt,
maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat
over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten
dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging
van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig
schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder
dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.
Klachtonderdeel a)
4.2 Klager stelt dat verweerder onnodig grievend is geweest omdat verweerder hem
indirect zou hebben beticht van liegen, verweerder zou hebben gesteld dat klager vormen
van narcisme zou hebben en rancuneus zou zijn en omdat verweerder heeft gesteld dat
klager anders had moeten reageren op de conceptrapportages. De voorzitter is van oordeel
dat de uitlatingen van verweerder, voor zover deze zijn komen vast te staan, niet
onnodig grievend zijn. Daarbij acht de voorzitter van belang dat verweerder heeft
uitgelegd op grond waarvan hij tot deze kwalificaties over klager is gekomen en klager
in de procedure bij het RTG in de gelegenheid is geweest om op de stellingen van verweerder
te reageren. Verweerder is met zijn uitlatingen de aan hem toekomende (grote) vrijheid
van handelen niet te buiten gegaan. Dat betekent dat dit klachtonderdeel kennelijk
ongegrond wordt verklaard.
Klachtonderdeel b)
4.3 Klager verwijt verweerder dat hij informatie heeft verstrekt waarvan hij wist
of behoorde te weten dat deze informatie onjuist was. De voorzitter overweegt hierover
dat het niet tot de taak van de tuchtrechter behoort om een oordeel te geven in een
ander (tuchtrechtelijk) geschil. Dat is voorbehouden aan de (tucht)rechter in die
procedures en klager is in de gelegenheid geweest om in die procedure zijn standpunt
over de door verweerder ingenomen stellingen te geven. De rol van de tuchtrechter
beperkt zich in dit geval tot de vraag of verweerder met zijn handelwijze de hierboven
onder 4.1 genoemde maatstaf heeft overtreden. Daarvan is de voorzitter niet gebleken.
Het door klager gemaakte verwijt wordt niet onderbouwd door stukken in het klachtdossier
- zoals het proces-verbaal van de zitting - en verweerder heeft het verwijt gemotiveerd
betwist. Daarom kan niet worden vastgesteld dat verweerder feiten heeft geponeerd
waarvan hij wist of redelijkerwijs kon weten dat deze in strijd met de waarheid zijn,
dan wel anderszins bij de behartiging van de belangen van zijn cliënten de belangen
van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad. Dit klachtonderdeel wordt daarom
kennelijk ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel c)
4.4 Klager maakt verweerder in dit klachtonderdeel twee verwijten. Het eerste verwijt
is dat verweerder twee documenten heeft ingediend waarvan een deel van de tekst is
zwartgemaakt. Het tweede verwijt is dat verweerder, namens zijn cliënt, een aantal
documenten niet in de procedure heeft ingebracht.
4.5 De voorzitter overweegt hierover als volgt. Het zwartmaken van bepaalde informatie
in de overgelegde documenten is gedaan door de cliënten van klager en niet door verweerder.
Dat zwartmaken had te maken met de privacy van de ex-vrouw van klager en de betrokkenen
vanuit het NIFP. De voorzitter is van oordeel dat het verweerder vrij stond om deze
documenten op deze wijze over te leggen. Met betrekking tot het tweede verwijt is
de voorzitter van oordeel dat verweerder, als advocaat van de wederpartij, niet gehouden
was om de door klager genoemde stukken in die procedure in te brengen. De cliënten
van verweerder, bijgestaan door verweerder, zijn in beginsel vrij om zich tegen een
tuchtklacht te verweren op een manier die hen goeddunkt.
4.6 De voorzitter is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder de belangen
van klager heeft geschaad, of dat er sprake is van een ondoelmatige behandeling van
de zaak. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is daarom niet gebleken. Dat betekent
dat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 10 juni 2024