ECLI:NL:TGZCTG:2024:107 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2172 en C2023/2211

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:107
Datum uitspraak: 10-06-2024
Datum publicatie: 10-06-2024
Zaaknummer(s): C2023/2172 en C2023/2211
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Ontzegging van het recht wederom in het register te worden opgenomen
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat hij zich bij onderzoeken seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen. Het Regionaal Tuchtcollege kan niet vaststellen dat de huisarts zich seksueel grensoverschrijdend jegens klaagster heeft gehandeld en verklaart de klacht ongegrond. Klaagster en de inspectie komen van deze klacht in beroep. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de verklaringen van klaagster consistent en betrouwbaar zijn en hecht daar meer waarde aan dan aan de ontkenningen door de huisarts. Daarbij neemt het Centraal Tuchtcollege in aanmerking dat sprake is van een patroon in het gedrag van de huisarts. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt daarom aannemelijk dat sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep, verklaart het klachtonderdeel ten aanzien van het seksueel grensoverschrijdend gedrag alsnog gegrond, legt de huisarts de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register op en ontzegt de huisarts het recht om opnieuw in het BIG-register ingeschreven te worden.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaken onder nummers C2023/2172 en C2023/2211 van:
In de zaak met zaaknummer C2023/2172
A., wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. K.D. Regter te Heerlen,
tegen
C., huisarts, werkzaam te B.,
beklaagde in beide instanties,
gemachtigde: mr. R. Engwegen te Echt.

In de zaak met zaaknummer C2023/2211
DE INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG 
EN JEUGD,
gevestigd te Utrecht,
in de personen van drs. M. de Bruin, inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en drs. T. Breek, coördinerend/specialistisch inspecteur,
appellante,
gemachtigde: mr. I. de Groot, 
tegen
C., huisarts, werkzaam te B.,
beklaagde in beide instanties,
gemachtigde: mr. R. Engwegen te Echt.
1.    Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 24 januari 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege te 
‘s-Hertogenbosch tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 30 augustus 2023, onder nummer H2023/5239, heeft dat College de klacht ongegrond verklaard en het verzoek om een kostenveroordeling afgewezen.
Klaagster en de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd - hierna de IGJ - zijn van die beslissing ieder afzonderlijk tijdig in beroep gekomen. Zowel in het beroep van klaagster als in het beroep van de IGJ heeft de huisarts een verweerschrift ingediend. 
Beide beroepen zijn in beroep gezamenlijk behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 22 april 2024. Aanwezig waren: 
-  namens klaagster haar gemachtigde,
-  namens de IGJ de heer Breek, bijgestaan door mr. De Groot,
-  de huisarts, bijgestaan door zijn advocaat. 
Mr. De Groot heeft de standpunten van de Inspectie toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.
2.    Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen ten grondslag gelegd.
“1.    Waar gaat de zaak over? 
1.1    Klaagster was tot begin 2020 patiënt van de huisarts. In verband met lage rugpijnen bezocht zij meerdere keren de huisarts. Klaagster kan zich de exacte data van de bezoeken niet herinneren. Wel hadden deze meerdere jaren geleden plaatsgevonden, namelijk in de periode 2018-2020. Klaagster verwijt de huisarts dat hij zich bij de onderzoeken seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen. Ook verwijt klaagster de huisarts handelingen jegens haar te hebben verricht in een periode waarin de huisarts onvoorwaardelijk was geschorst. 
1.2    Het college komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Hierna licht het college dat toe.
2.    De procedure
2.1    Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
-   het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 24 januari 2023;
-   het verweerschrift met bijlage, ontvangen op 30 mei 2023;
-   de nagekomen stukken van de gemachtigde van klaagster, binnengekomen per post
    op 28 juni 2023;
-   de nagekomen stukken van de gemachtigde van klaagster, binnengekomen op 
    30 juni 2023. 
2.2    De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3    De zaak is behandeld op de openbare zitting van 7 juli 2023. De partijen zijn verschenen. Klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van klaagster heeft een pleitnotitie voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3.    De klacht en de reactie van de huisarts
3.1    Klaagster verwijt de huisarts:
a)  seksueel grensoverschrijdend gedrag;
b)  het tijdens zijn schorsing verrichten van handelingen jegens klaagster.
3.2    Klaagster stelt dat de huisarts zich tijdens de consulten seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen. Hij heeft zich niet professioneel opgesteld en zijn onderzoeken waren niet conform de regelen der kunst. Zo moest zij van de huisarts haar hemd omhoog en haar onderkleding omlaag doen. Ook moest zij met gestrekte benen vooroverbuigen met ontbloot onderlijf en zou zij zijn betast. Daarbij zou de huisarts met zijn buik/onderlichaam tegen het (ontblote) achterlijf van klaagster hebben gedrukt. Omdat klaagster last had van haar onderbuik zou de huisarts haar - zonder medische handschoenen - vaginaal hebben getoucheerd. Hierbij zou hij op- en neergaande bewegingen met zijn vingers hebben gemaakt. Met betrekking tot de ‘werkwijze’ van de huisarts heeft klaagster processen-verbaal van getuigenverhoren van medewerkers uit de huisartsenpraktijk overgelegd. 
Op één na waren deze verhoren afgenomen in het kader van de aangifte van klaagster tegen de huisarts naar vermeend seksueel grensoverschrijdend gedrag. 
3.3    Bij raadpleging van het BIG-register zag klaagster dat er tuchtrechtelijke maatregelen tegen de huisarts waren getroffen. Uit de registratie bleek dat de huisarts voor de duur van 12 maanden - waarvan 6 voorwaardelijk - was geschorst met een proeftijd van 2 jaar. In de periode van schorsing (van 16 januari 2020 tot en met 15 juli 2020) zou de huisarts werkzaamheden hebben verricht door klaagster tijdens zijn spreekuur te ontvangen en te onderzoeken. Klaagster heeft hierbij verwezen naar de verwijsbrief van 18 februari 2020 naar de uroloog waaronder de naam van de huisarts stond vermeld.
3.4    De huisarts heeft de aantijgingen van klaagster bestreden. Hij heeft ontkend de handelingen te hebben uitgevoerd. In de periode van 2018-2020 heeft hij geen registratie in het medisch dossier van klaagster kunnen vinden van een inwendig onderzoek bij klaagster of rapportage van vaginale klachten. Voor de door klaagster vermelde onderzoeken was het niet noodzakelijk om (onder)kleding te verwijderen. De beschreven handelingen maken geen onderdeel uit van zijn medische routine. Dat hij een inwendig onderzoek zonder handschoenen zou hebben uitgevoerd, kan hij zich niet voorstellen.
3.5    Sinds september 2017 zijn er binnen de praktijk duidelijke instructies ten aanzien van het verrichten van een inwendig onderzoek door de huisarts. De tuchtrechtelijke maatregel was opgelegd naar aanleiding van een fout die de huisarts had gemaakt in augustus 2017. Hiervoor was de huisarts door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg een jaar geschorst waarvan een half jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.   
3.6    De bewering van het uitoefenen van medische werkzaamheden tijdens de schorsing heeft de huisarts bestreden. Hij heeft benadrukt geen enkel medisch inhoudelijke verrichting, handeling of anderszins te hebben uitgevoerd. De medisch inhoudelijke taken waren in die periode overgenomen door een collega. Wel was de huisarts in die periode regelmatig in de praktijk aanwezig. Dit in verband met het praktijkmanagement en de bedrijfsvoering. 
3.7    De praktijk van de huisarts was tijdens de schorsing geregistreerd onder een zakelijke AGB-code (Algemeen Gegevens Beheer) met daaronder liggend de AGB-code van de collega-huisarts die de medische verantwoordelijkheid op zich genomen had. 
De waarnemers en de medisch verantwoordelijke huisarts werkten tijdens de schorsing onder het account van de huisarts. Het betrof een softwareregistratie. Om die reden stond de naam van de huisarts vermeld onder de verwijsbrief van 
18 februari 2020 naar de uroloog. In de registratie stond de afkorting van één van de assistentes genoemd. 
Aan de wijze van noteren kon de huisarts zien dat de registratie niet door hem was gedaan. Hij heeft benadrukt geen medische handelingen te hebben verricht noch een mutatie te hebben aangebracht in het dossier van klaagster tijdens zijn schorsing. Ter ondersteuning van zijn stelling heeft de huisarts verwezen naar de rapportage over klaagster in het Huisarts Informatie Systeem (HIS).
4.    De overwegingen van het college
4.1    Het is duidelijk dat de gestelde gebeurtenissen klaagster hebben geëmotioneerd. 
Ook ter zitting was duidelijk dat klaagster last had van het door haar ervaren seksueel grensoverschrijdende gedrag van de huisarts. 
Seksueel grensoverschrijdend gedrag (klachtonderdeel a)
4.2    Vast staat dat partijen het oneens zijn over wat er tijdens de consulten zou zijn gebeurd. Er was geen derde bij de bezoeken aanwezig die één van de lezingen kan bevestigen. Daarnaast kan het college niet vaststellen wanneer de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden nu klaagster zich de exacte data van de onderzoeken niet kan herinneren of heeft kunnen achterhalen. Ook ontbreekt een registratie van een inwendig onderzoek bij klaagster of rapportage van vaginale klachten. 
4.3    Het college overweegt dat in gevallen waarin de lezingen van partijen omtrent een klacht uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, die klacht dan wel dat klachtonderdeel niet gegrond kan worden verklaard. Dit betekent niet dat aan het woord van klaagster minder geloof wordt gehecht dan aan het woord van de huisarts. Echter, voor het oordeel dat bepaalde gedragingen van een arts hem tuchtrechtelijk kunnen worden verweten, moet eerst worden vastgesteld dat er sprake is van zodanige gedragingen. Dat is in deze zaak niet vast te stellen. Dat betekent dat dit klachtonderdeel over het seksueel grensoverschrijdende gedrag van de huisarts ongegrond zal worden verklaard.   
Tijdens schorsing verrichten van handelingen jegens klaagster (klachtonderdeel b)
4.4    Het college stelt vast dat klaagster in februari 2020 contact heeft gehad met de huisartsenpraktijk. Zij heeft urine ingeleverd en daarop een verwijsbrief gekregen naar de uroloog. Niet blijkt echter dat de huisarts klaagster heeft gezien of gesproken en dat hij medische handelingen heeft verricht. De huisarts heeft zowel in zijn schriftelijke verweer als ook ter zitting uitgelegd dat de ondertekening van de verwijsbrief een softwareregistratie betreft. Het college acht deze verklaring aannemelijk. Nu niet kan worden vastgesteld dat de huisarts tijdens de schorsing handelingen heeft verricht jegens klaagster kan ook het tweede klachtonderdeel niet slagen. 

Slotsom
4.5    Uit de overwegingen hiervoor volgt dat beide onderdelen van de klacht ongegrond zijn.
Kostenveroordeling
4.6    Klaagster heeft verzocht de huisarts te veroordelen in de kosten die zij heeft gemaakt in deze procedure. Een kostenveroordeling is mogelijk als het college de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart en aan de zorgverlener een maatregel oplegt. Nu de klacht ongegrond is verklaard, dient het verzoek om een kostenveroordeling te worden afgewezen.”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten die het Regionaal Tuchtcollege heeft weergegeven in overweging 2. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden. 
4.    Beoordeling van het hoger beroep
Procedure
4.1    Klaagster wil met haar beroep haar klacht in volle omvang door het Central Tuchtcollege laten beoordelen. Het beroep van klaagster strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege haar klacht alsnog gegrond verklaart.
4.2    Het beroep van de Inspectie tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege richt zich uitsluitend tegen de ongegrondverklaring van het klachtonderdeel betreffende seksueel grensoverschrijdend gedrag (klachtonderdeel a). 
4.3    De huisarts heeft in beide procedures verweer gevoerd. De huisarts verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van zowel klaagster als de Inspectie te verwerpen.
Inleiding
4.4    De IGJ heeft in beroep twee arresten van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 22 maart 2024 overgelegd. Daaruit blijkt dat de huisarts ook in hoger beroep is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen en ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van huisarts of een ander medisch of paramedisch beroep. Een van die arresten heeft betrekking op het seksueel grensoverschrijdend gedrag van de huisarts dat in deze tuchtzaak aan de orde is. De huisarts heeft tegen beide arresten cassatieberoep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege heeft verder kennisgenomen van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te ’s-Hertogenbosch van 24 april 2024 . In deze beslissing heeft het Regionaal Tuchtcollege een klacht van de IGJ tegen de huisarts gegrond verklaard, de inschrijving van de huisarts in het BIG-register doorgehaald, bij wijze van voorlopige voorziening de bevoegdheid van de huisarts om de aan de BIG-inschrijving verbonden bevoegdheid uit te oefenen geschorst en bepaald dat de huisarts geen werkzaamheden mag verrichten in de zorg die zien op verzorging van kwetsbare patiënten. De beroepstermijn tegen deze beslissing loopt nog.
4.5    Het Centraal Tuchtcollege stelt voorop dat het tuchtrecht een ander doel dient en een ander toetsingskader hanteert dan het strafrecht. In het tuchtrecht dient het opleggen van een maatregel geen punitief doel, ook al wordt de maatregel veelal als zodanig ervaren, maar het openbare belang van een goede beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg. Het gaat in het tuchtrecht om het antwoord op de vraag of de huisarts heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij in zijn hoedanigheid van huisarts ten opzichte van klaagster behoort te betrachten dan wel anderszins heeft gehandeld in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Doel is de kwaliteit en de veiligheid van de patiëntenzorg te waarborgen. 
4.6    Klaagster verwijt de huisarts seksueel grensoverschrijdend gedrag en het tijdens de schorsing verrichten van handelingen bij klaagster. Het Centraal Tuchtcollege verwijst in dit kader naar overweging 3.2 van het Regionaal Tuchtcollege waarin het seksueel grensoverschrijdend gedrag door klaagster is omschreven.
4.7    De huisarts ontkent de aantijgingen van klaagster ten stelligste. Kort gezegd voert de huisarts aan dat als handelingen niet in het medisch dossier zijn opgenomen, deze handelingen ook niet hebben plaatsgevonden. Bij de consulten waren geen derden aanwezig, zodat het Regionaal Tuchtcollege volgens de huisarts terecht heeft overwogen dat niet kan worden vastgesteld welke lezing van de gebeurtenissen juist is. Bovendien kan niet worden vastgesteld wanneer de gebeurtenissen zouden hebben plaatsgevonden. 
Beoordeling klachtonderdeel a.
4.8    Het Centraal Tuchtcollege is anders dan het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat aannemelijk is dat sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag van de huisarts jegens klaagster. Het Centraal Tuchtcollege hecht meer waarde aan de verklaringen van klaagster dan aan de enkele ontkenning door de huisarts. Het Centraal Tuchtcollege zal dat hierna uitleggen. 
4.9    Uit het arrest van 22 maart 2024 volgt dat zowel de rechtbank E. als het Gerechtshof te D. de verklaring/aangifte van klaagster als betrouwbaar aanmerkt en deze voor het bewijs heeft gebruikt. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de verklaringen van klaagster volledig, voldoende accuraat en consistent zijn. Deze verklaringen vinden onder meer steun in het medisch dossier. Uit het medisch dossier blijkt dat klaagster in de periode van 25 april 2016 tot 26 februari 2020 diverse consulten bij de huisarts heeft gehad naar aanleiding van rugklachten en mictieklachten. Tijdens een consult op 8 januari 2018 heeft een vaginaal toucher (VT) plaatsgevonden. In het medisch dossier heeft de huisarts van dit consult het volgende genoteerd: 
“S    echo: geen aanwijzing voor nierstenen   mictieklachten+afscheiding-coitus        (geen)
O          niet ziek ABD: perist +/n, LM np, WT colon iets gevoelig loges gb kleine 
     bekken gevoelig    Urine: 3+ ery    VT: achterwand gevoelig (post-
     operatief), verder gb, zwakke bekkenbodem spieren
P    trimetroprim kuur ”
4.10    Het Centraal Tuchtcollege gaat er op grond van het medisch dossier vanuit dat het seksueel grensoverschrijdend handelen waar de klacht over gaat, waaronder het met de vingers zonder handschoenen op en neergaande bewegingen maken in de vagina van klaagster, heeft plaatsgevonden in de periode 2016 (de handelingen vonden plaats naar aanleiding van rug- en mictieklachten) -2020, het jaar waarin zij de praktijk verliet. Dat klaagster de gebeurtenissen niet goed in de tijd kan plaatsen, doet geen afbreuk aan de geloofwaardigheid van haar verder gedetailleerde verklaringen. 

4.11    Klaagster heeft in 2020 een nieuwe huisarts gezocht en gevonden. Direct bij het vertrek bij de huisarts heeft klaagster al tegen de assistenten gezegd dat zij grote vraagtekens had bij de werkwijze van de huisarts en dat dit de reden was voor haar vertrek. De assistenten hebben daarover verklaringen afgelegd die zich in het dossier bevinden. Bij haar nieuwe huisarts heeft klaagster vanaf oktober 2022 vervolgens tweemaal gelijkluidend verklaard over het handelen door de huisarts. 
4.12    Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van het feit dat de huisarts door het Gerechtshof te D. is veroordeeld voor vergelijkbare handelingen bij drie andere patiënten en dat volgens het Gerechtshof sprake is van een “modus operandi”, die steun biedt aan de verklaringen van betrokkenen.
4.13    Al deze omstandigheden tezamen maakt dat het Centraal Tuchtcollege meer waarde hecht aan de verklaring van klaagster over de seksueel grensoverschrijdende handelingen van de huisarts dan aan de verklaring van de huisarts, die in zijn ontkenning volhardt. Dat betekent dat klachtonderdeel a. gegrond is en dat de beroepen van klaagster en de Inspectie in zoverre slagen.
Beoordeling klachtonderdeel b.
4.15    De bespreking van dit klachtonderdeel heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot het vaststellen van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de gegrondheid van dit klachtonderdeel niet vastgesteld kan worden. Dit betekent dat het beroep van klaagster wat dit klachtonderdeel betreft zal worden verworpen. 
De maatregel
4.16    Volgens vaste tuchtrechtspraak zijn de gedragingen die aan de huisarts worden verweten zodanig in strijd met wat van een integere en betrouwbare zorgverlener mag worden verwacht dat in beginsel tenminste een schorsing van de inschrijving van de aangeklaagde in het BIG-register passend en geboden is. Bij de keuze van dat uitgangspunt is maatgevend dat deze voldoende preventieve werking moet hebben om herhaling te voorkomen. Verzachtende omstandigheden kunnen worden meegewogen maar die behoren niet voorop te staan. Daarbij kan de schorsing voorwaardelijk zijn, bijvoorbeeld wanneer de beklaagde zorgverlener heeft getoond zich bewust te zijn van het verkeerde van zijn of haar gedragingen, en bereid is zo nodig een behandeling te ondergaan om herhaling te voorkomen. Een onvoorwaardelijke schorsing kan echter ook onvoldoende zijn, bijvoorbeeld wanneer de betrokken zorgverlener het norm-overschrijdende en schadelijke karakter van zijn of haar gedragingen niet inziet en een reële kans op herhaling aanwezig moet worden geacht. In dat geval is een doorhaling van de inschrijving in het BIG-register passend en geboden. 
4.17    Het Centraal Tuchtcollege weegt mee dat aan de huisarts in 2020 een onvoorwaardelijke schorsing is opgelegd voor soortgelijk handelen. Het Centraal Tuchtcollege schat de kans op herhaling groot in. Van zelfreflectie of lerend vermogen heeft de huisarts geen blijk gegeven. 
4.18    De conclusie uit het voorgaande is dan dat er geen andere maatregel resteert dan doorhaling van de inschrijving van de huisarts in het BIG-register. Omdat het Regionaal Tuchtcollege inmiddels gelijkluidend heeft beslist en de registratie van de huisarts in het BIG-register mogelijk al is doorgehaald, zal het Centraal Tuchtcollege de huisarts volledigheidshalve ook een verbod tot her-inschrijving in het BIG-register opleggen. Het Centraal Tuchtcollege neemt daarbij in aanmerking dat de arresten van het Gerechtshof te D. en de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege nog niet onherroepelijk zijn.
5.    Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
in beide beroepen
vernietigt de beslissing waarvan beroep, uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op klachtonderdeel a.;
opnieuw rechtdoende:
verklaart klachtonderdeel a. alsnog gegrond;
legt de huisarts de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register op;
ontzegt de huisarts het recht om opnieuw in het BIG-register ingeschreven te worden en bepaalt dat deze ontzegging onmiddellijk van kracht wordt;
verwerpt het beroep van klaagster voor het overige;
bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aan¬geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door C.H.M. van Altena, voorzitter;
A.S. Gratama en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en M.K. Dees en M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en M. van Esveld, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2024.
Voorzitter  w.g.    Secretaris  w.g.