Zoekresultaten 20331-20340 van de 44756 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:237 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.009

    De klacht is gericht tegen een huisarts. Klager verwijt de huisarts, kort gezegd, dat patiënte, klagers moeder, zonder toestemming naar het ziekenhuis is meegenomen, dat de huisarts het dossier niet heeft gelezen, een foute diagnose heeft gesteld en geen goed onderzoek heeft gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en een waarschuwing opgelegd. Beroep klager verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:248 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.474

    De klacht betreft de opname en heropname van de echtgenote van klager, patiënte, op de gesloten opnameafdeling. Verweerder, psychiater, was de supervisor van de behandelaar van patiënte, destijds een co-assistent aan het einde van haar medische opleiding. Klager verwijt verweerder het volgende: 1. tijdens de eerste opname is behoudens gesprekken met de verpleging geen en/of verkeerde en/of te late behandeling geboden; 2. tijdens deze opname is een verkeerde en/of te laat een diagnose gesteld; 3. op een bepaalde datum is patiënte sterk suïcidaal en verplicht met ontslag gestuurd; 4. tijdens de heropname is geen behandeling geboden. Afbouw van Prozac en starten met een vervangend middel is niet uitgevoerd; 5. patiënte is ondanks toezegging niet doorverwezen naar een collega beroepsbeoefenaar. Een dringend verzoek om behandeling door een andere psychiater is wel ingewilligd, maar niet uitgevoerd; 6. op een bepaalde datum is patiënte sterk suïcidaal verplicht met ontslag gestuurd als “uitbehandeld”; 7. de psychiater had een onverschillige en niet geïnteresseerde opstelling ten opzichte van patiënte. Het RTG Den Haag verklaart de klachtonderdelen 1 t/m 3 ongegrond en 4 t/m 7 gegrond en legt de psychiater de maatregel van berisping op (met publicatie). Het CTG vernietigt deze beslissing voor zover de klachtonderdelen 4 t/m 6 gegrond werden verklaard. Klacht 7 is gegrond. CTG volstaat met een waarschuwing, omdat is gebleken dat de psychiater nog relatief onervaren was, daarna zijn werkwijze heeft aangepast, en hij heeft aangegeven te hebben geleerd van deze kwestie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:242 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.335

    Klacht tegen huisarts. De aangeklaagde arts was sinds 2006 de huisarts van klaagster en haar gezin, bestaande uit de echtgenote van klaagster en hun drie kinderen. In 2013 stelde klaagster de arts op de hoogte van haar genderdysforie. Klaagster is een jaar later apart gaan wonen van haar partner. Volgens Jeugdzorg was er sprake van een zeer onrustige thuissituatie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een onderzoek ingesteld. De arts heeft op verzoek van de echtgenote van klaagster een kinderarts verzocht onderzoek te verrichten naar het vermoeden van kindermisbruik en informatie verstrekt aan de Raad voor de Kinderbescherming en de politie. De klacht houdt in: 1) afgifte van een onjuiste verklaring en een onjuist rapport aan derden, 2) het verstrekken van bedrieglijke informatie zonder toestemming, 3) het schenden van het beroepsgeheim, 4) grensoverschrijdend gedrag, 5) discriminatie, 6) het opzettelijke schade toebrengen aan drie minderjarige kinderen en 7) schending van de privacy. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht voor wat betreft de onderdelen 1 tot en met 3, 6 en 7 gegrond verklaard en de arts ter zake daarvan de maatregel van berisping opgelegd. Voor het overige is de klacht afgewezen. Nadat de arts beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing, uiteindelijk beperkt tot de opgelegde maatregel, en klaagster incidenteel beroep, heeft het Centraal Tuchtcollege de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege vernietigd, doch uitsluitend voor zover daarin de maatregel van berisping is opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat in het onderhavige geval kan worden volstaan met oplegging van de maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:236 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.037

    Klacht tegen een CIZ-arts. Klager verwijt de CIZ-arts dat de medewerkers van CIZ onbevoegd de geneeskunde uitoefenen, dat de artsen van CIZ uitspraken doen die niet onderbouwd zijn door medisch (eigen) onderzoek en afwijken van de rapporten van artsen en gedragsdeskundigen die wel onderzoek hebben gedaan. De privacy wordt geschonden door CIZ door verkeerde gegevens door te sturen zonder dat klager weet wat er is doorgestuurd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege komt omtrent het handelen van de arts tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De beoordeling’ heeft overwogen over de handelwijze van de arts hier over. Daarmee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de arts met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:243 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.001

    Klacht tegen huisarts. Klagers zijn de kinderen van een patiënte, die in 2014 is overleden aan een aortadissectie. Gedurende de periode van 11 april 2014 tot 30 april 2014 is patiënte door drie andere huisartsen gezien, waarbij geen aortadissectie is geconstateerd. Op 6 mei 2014 heeft patiënte de (vaste) huisarts gezien. Klagers verwijten de huisarts dat zij de diagnose aortadissectie heeft gemist en onvoldoende heeft gedaan om deze diagnose te stellen, zodat een adequate behandeling is uitgebleven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klagers afgewezen. In hoger beroep hebben klagers de huisarts gesteld dat door het Regionaal Tuchtcollege niet is ingegaan op de essentie van hun klacht, inhoudende dat zij de huisarts verwijten dat zij patiënte niet heeft doorverwezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:244 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.005

    De klacht is gericht tegen een huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat deze nalatig is geweest door patiënt - haar broer - niet voor nader onderzoek in te sturen. Patiënt is enkele dagen later overleden aan de gevolgen van een hartinfarct. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en de maatregel van berisping opgelegd. Beroep huisarts verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:238 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.100

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Klager verwijt de be drijfsarts dat zij niet heeft gehandeld als een redelijk bekwaam bedrijfsarts. De klacht is opgebouwd uit tien onderdelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geconcludeerd dat de bedrijfsarts met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt en heeft de klacht in al haar onderdelen afgewezen. Omtrent het handelen van de bedrijfsarts komt het Centraal Tuchtcollege tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De beoordeling’ heeft overwogen over de handelwijze van de bedrijfsarts hier over. Daarmee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de bedrijfsarts met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:245 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.084

    De klacht is gericht tegen een huisarts. Klager verwijt de huisarts dat zij de situatie van patiënte, klagers echtgenote, verkeerd heeft ingeschat tijdens een oproep van klager naar de spoedlijn van de praktijk. Patiente is later die dag overleden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Beroep klager verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:239 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.494

    Klacht tegen HAP arts. Klaagster is echtgenote van een inmiddels overleden hoog bejaarde patiënt met Alzheimer. Patient is op zijn rug gevallen. De arts heeft hem in de nacht op de HAP gezien en geconcludeerd dat sprake was van een kneuzing van de rug. Een dag later zijn in het ziekenhuis, na verwijzing door de huisarts, verschillende fracturen in de wervelkolom, waaronder een instabiele halswervelfractuur, gediagnostiseerd. Klaagster verwijt de arts onder meer dat zij het lichamelijk onderzoek onvoldoende adequaat, onvoldoende zorgvuldig en ondeskundig heeft uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht op dit punt gegrond en legt de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege komt tot de conclusie dat aannemelijk is dat het onderzoek van de arts te summier is geweest, in het bijzonder waar het gaat om de aantasting van het loopvermogen van patiënt. Dat geen sprake was van krachtverlies of andere door het trauma veroorzaakte motorische beperking, heeft de arts niet op basis van het verrichte onderzoek kunnen vaststellen. Het Centraal Tuchtcollege volstaat met een waarschuwing .

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:246 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.105

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Klaagster verwijt de bedrijfsarts dat zij een niet volledig ingevulde en niet correcte probleemanalyse heeft ingevuld en dat de probleemanalyse niet tijdig is opgesteld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het tijdig (binnen zes weken na de eerste ziektedag) opstellen, ondertekenen en toesturen van de probleemanalyse een eigen verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts is. Het feit dat de arbodienst fouten heeft gemaakt of dat de gehanteerde werkwijze van de arbodienst tot gevolg heeft gehad dat er vier versies van de probleemanalyse in omloop zijn gekomen, doet aan deze eigen (tuchtrechtelijke) verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts niet af. Het Centraal Tuchtcollege constateert dat de bedrijfsarts haar verantwoordelijkheid met betrekking tot het tijdig opstellen en ondertekenen van de probleemanalyse in het geval van klaagster niet heeft genomen. O ok het juist en volledig invullen van een probleemanalyse is een eigen verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts. Het kan de bedrijfsarts dan ook worden aangerekend dat dit in het geval van klaagster niet is gebeurd. Het feit dat er foutieve antwoorden door het systeem zijn ingevuld die de bedrijfsarts niet kan wijzigen (wat daar verder ook van zij) doet daaraan niet af. Het voorgaande betekent dat het Centraal Tuchtcollege de klacht in al haar onderdelen gegrond acht. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende, verklaart de klacht alsnog gegrond en legt aan de bedrijfsarts de maatregel van berisping op.