Zoekresultaten 20221-20230 van de 44292 resultaten

  • ECLI:NL:TGDKG:2017:85 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 1317.2016

    Eindbeslissing na tussenbeslissing. Bewaringstekort, klager is in de gelegenheid gesteld een herstelplan te overleggen. De Kamer is van oordeel dat het herstelplan veel te veel onduidelijkheden bevat en bovendien ter zitting op tal van onderdelen andere uitganspunten werden genoemd dan daarin zijn opgenomen. De gerechtsdeurwaarder is er verder niet in geslaagd aannemelijk te maken dat het bewaringstekort binnen afzienbare tijd zal worden aangezuiverd. Dit alles leidt ertoe dat de door klager ingediende klacht naar het oordeel van de Kamer gegrond dient te worden verklaard. De Kamer acht ontzetting van de gerechtsdeurwaarder uit het ambt in deze zaak de enige passende maatregel.

  • ECLI:NL:TGDKG:2017:79 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 1217.2016

    De gerechtsdeurwaarder heeft de objectieve schijn van onpartijdigheid en/of onafhankelijkheid gewekt door te faciliteren in de door zijn collega gekochte vorderingen. De kamer acht dit voor een gerechtsdeurwaarder onwenselijk. De kamer acht de klacht gegrond en legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:201 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.010

    Klaagster, een zorgverzekeraar, verwijt de apotheker dat hij op drie manieren heeft gefraudeerd door onterecht kosten voor de gezondheidszorg in rekening te brengen. Het Centraal Tuchtcollege is, evenals het Regionaal Tuchtcollege, van oordeel dat de apotheker zich jegens klaagster stelselmatig schuldig heeft gemaakt aan zeer grootschalige declaratiefraude, waarbij hij geen ander oogmerk kan hebben gehad dan zichzelf financieel te verrijken. Dit handelen is zodanig in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg dat de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel van onmiddellijke doorhaling van de inschrijving van de apotheker in het BIG-register moet blijven gehandhaafd. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2017:92 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 1173.2015

    Er bestond bij klaagster onduidelijkheid over het bedrag dat na het bankbeslag op de tussenrekening stond gereserveerd. De Kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder weliswaar reeds op 4 augustus 2015 aan de bank heeft doorgegeven dat de derdenverklaring inzake twee dossiers in goede orde was ontvangen en dat het gelegde beslag na uitbetaling van het getroffen saldo als opgeheven kon worden beschouwd, maar dat de gerechtsdeurwaarder gelet op het schrijven van klaagster in december 2015 alsmede het feit dat het gereserveerde bedrag nog niet was uitgekeerd, kon weten dat er iets niet in orde was. Het had, gelet op de zorgplicht van de gerechtsdeurwaarder, op zijn weg gelegen om eerder contact met de bank op te nemen om te kijken wat het probleem is en klaagster hierover te berichten.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:208 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.034

    Klacht tegen een internist-oncoloog door de echtgenote van een inmiddels overleden patiënt. Deze patiënt is geopereerd aan een adenocarcinoom in de dikke darm en kreeg daarna adjuvante chemotherapie. Later werden uitzaaiingen geconstateerd en werd overgegaan tot palliatieve chemotherapie in combinatie met een angiogenese-remming. Weer later werd afgezien van verdere chemotherapie. Klaagster verwijt de internist-oncoloog onder meer: dat hij tekort is geschoten in de behandeling van de patiënt, de uitleg over de behandeling en de communicatie/bejegening. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het beroep van klaagster wordt door het Centraal Tuchtcollege verworpen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2017:86 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 950.216

    Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:202 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.238

    Klacht tegen internist. Bij klaagster is borstkanker geconstateerd en in verband daarmee heeft zij een borstbesparende operatie ondergaan gevolgd door chemo- en radiotherapie. Circa anderhalf jaar na de operatie kwam klaagster bij verweerster onder behandeling. Ondanks regelmatige controles is bij klaagster in de heup en in een ruggenwervel een uitzaaiing geconstateerd. Klaagster verwijt de internist - kort gezegd - dat zij onvoldoende onderzoek heeft gedaan waardoor de beide uitzaaiingen zijn gemist. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen en het beroep van klaagster wordt door het Centraal Tuchtcollege verworpen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2017:80 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 822.2016

    Verzet niet tijdig ingediend, niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGDKG:2017:93 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 621.2016

    Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2017:87 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 675.2016

    Niet gebleken dan wel aangetoond is dat klager aan de gerechtsdeurwaarder opdracht heeft gegeven om de verbeurde dwangsommen te incasseren. De klacht dat de gerechtsdeurwaarder excessief heeft gedeclareerd is dan ook terecht voorgesteld. Nu geen sprake was van een andere opdracht dan het uitbrengen van een exploot en de gerechtsdeurwaarder evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat er overeenstemming is bereikt over het berekenen van of de hoogte van incassoprovisie en/of afwikkelingskosten, heeft klager zich terecht op het standpunt gesteld dat de gerechtsdeurwaarder in strijd heeft gehandeld met artikel 40 van de Wet op de rechtsbijstand alsmede het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. In zijn afrekening deelt de gerechtsdeurwaarder klager mee dat hij hem in de ene zaak een bedrag van zal overmaken. In zijn declaratie van diezelfde datum gunt de gerechtsdeurwaarder klager in de andere zaak een termijn van 14 dagen om het gedeclareerde bedrag te betalen. Het past de gerechtsdeurwaarder dan niet om op het af te rekenen bedrag het gedeclareerde bedrag in mindering te brengen, want van een opeisbare, verrekenbare vordering was, gelet op de betalingstermijn van 14 dagen, op dat moment nog geen sprake. Klacht gedeeltelijk gegrond met de maatregel van berisping.