Zoekresultaten 20191-20200 van de 45244 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:318 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.490

    Klager heeft bij de gemeente een aanvraag voor ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingediend. Er is bij klager sprake van complexe psychische problematiek. De gemeente heeft de aanvraag ter beoordeling doorgestuurd naar een onafhankelijke organisatie voor sociaal-medische expertise. Verweerder, arts, is in dienst van deze organisatie en was met het onderzoek belast. Klager verwijt verweerder dat hij 1) heeft geweigerd klager te voorzien van informatie, 2) klager geen recht op inzage en afschrift van zijn dossier heeft gegeven, 3) ten aanzien van klager het recht op privacy en geheimhouding van medische gegevens heeft geschonden, 4) ten aanzien van klager het recht op correctie niet heeft nageleefd, 5) jegens klager toezeggingen niet is nagekomen, 6) heeft geweigerd (delen van) het dossier van klager te vernietigen, 7) met betrekking tot de rapportage geen open en toetsbare instelling heeft, 8) klager op enig moment moedwillig heeft genegeerd, 9) klager geen reactietermijn van tien werkdagen heef gegund om huurtoeslag correctierecht uit te oefenen, 10) de relatie met de gemeente belangrijker heeft gevonden dan zijn relatie met klager, 11) gehandeld heeft als verlengstuk van de gemeente, 12) een extreem trage werkwijze heeft, en 13) een zeer slechte rapportage heeft opgesteld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht op alle onderdelen afgewezen. Nadat klager beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing, heeft het Centraal Tuchtcollege klachtonderdeel 3 alsnog gegrond verklaard en aan de arts de maatregel van waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:230 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-734/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:312 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.315

    Klacht tegen cardio-thoracaal chirurg. De klacht heeft betrekking op de behandeling van de zoon van klagers, hierna patiënt. Een week na zijn geboorte is patiënt in verband met diverse ernstige afwijkingen aan hart en halsvaten opgenomen in het ziekenhuis waar verweerder als cardio-thoracaal chirurg werkzaam is. Na verschillende ingrepen is na circa twee maanden in een gesprek met klagers meegedeeld dat het behandelteam tot de conclusie is gekomen dat de hartafwijking niet operabel is en dat de behandeling moet worden stopgezet. Na de door klagers gewenste second opinion wordt patiënt overgeplaatst naar een ander ziekenhuis waar hij een week later wordt geopereerd. Weer een maand later wordt patiënt uit het ziekenhuis ontslagen. Patiënt is goed hersteld. Klagers verwijten verweerder de manier waarop hij heeft beslist over het leven van patiënt door hem ten onrechte niet te verwijzen naar een andere beroepsbeoefenaar voor een second opinion en klagers geen second opinion aan te bieden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klagers.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:224 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-769/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft uitdrukkelijk en gemotiveerd het standpunt betrokken dat klaagster hem toestemming heeft gegeven om in beide zaken namens haar op te treden. Gelet op de gemotiveerde reactie van verweerder had van klaagster mogen worden verwacht dat zij haar stellingen nader had toegelicht en gestaafd met bewijs. Dat heeft zij echter niet gedaan. In het dossier bevindt zich geen enkele aanwijzing voor de juistheid van de stellingen van klaagster. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:319 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.492

    Klacht tegen orthopeed. Links-rechts verwisseling. In plaats van een halve knieprothese links is bij hem een halve knieprothese rechts uitgevoerd. De Inspectie verwijt de orthopeed 1) dat hij voorafgaand aan de operatie geen correcte time-out procedure heeft uitgevoerd, 2) dat hij daarna de OK hefet veraten en bij terugkomst niet opnieuw de zijde van de knieopetatie/de markering op het been heeft geverifieerd alvorens tot de operatie over te gaan en 3) dat hij tijdens de operatie niet het beeldmateriaal heeft bekeken ter controle van de zijde toen hij dacht dat de ingreep ook endiscopisch had gekund. Het RTG legt de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:231 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-633/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van deken kennelijk niet-ontvankelijk, nu klaagster geen belang heeft bij de klacht.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:313 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.316

    Klacht tegen apotheker. De klacht is door het Regionaal Tuchtcollege ongegrond verklaard. In beroep trekken klagers hun beroep ter terechtzitting in. De gemachtigde van de apotheker stelt daarop dat, gelet op het feit dat artikel 65 lid 10 van de Wet BIG op grond van artikel 73 lid 7 van de Wet BIG in de procedure in beroep van toepassing is, (ook) bij intrekking van het beroep de behandeling van het beroep dient te worden voortgezet in het geval degene over wie is geklaagd zulks verlangt of in het geval het Centraal Tuchtcollege beslist dat de behandeling van het beroep om redenen, aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet. Op basis hiervan verzoekt de apotheker om voortzetting van de behandeling van het beroep. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de Wet BIG niet de mogelijkheid biedt om bij intrekking van het beroep de behandeling van het beroep, op verlangen van de degene over wie is geklaagd of om redenen aan het algemeen belang ontleend, voort te zetten. Nu klagers - niet hun klacht maar - alleen hun beroep hebben ingetrokken en de apotheker geen - incidenteel - beroep heeft ingesteld, staakt het Centraal Tuchtcollege de behandeling van het beroep.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:225 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-399/DH/NH

    Voorzitter. Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van deken deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:320 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.029

    Klacht tegen gynaecoloog. Klaagster was zwanger van haar zevende kind. De twee kinderen van haar twee voorgaande zwangerschappen zijn een dag na de geboorte respectievelijk intrauterien overleden. Klaagster is na een (hoge) kunstverlossing bevallen van haar zevende kind. De baby is na de bevalling onderzocht door een kinderarts en geobserveerd door de kraamafdeling. Klaagster en haar baby zijn na onderzoek door een kinderarts ontslagen. Drie dagen later is geconstateerd dat de baby ten gevolge van een kernicterus (een hersenbeschadiging ten gevolge van te hoog billuribinegehalte) gehandicapt is geraakt. Klaagster verwijt verweerster (gynaecoloog) dat gezien de voorgeschiedenis veel eerder besloten had moeten worden tot een keizersnede, zoals met klaagster afgesproken. Er is niet goed naar haar geluisterd. Aangezien, in strijd met hetgeen gebruikelijk is, niet drie maanden voor de uitgerekende bevallingsdatum maar korter voor de bevalling is gestopt met Acetylsalicylzuur, moet ervan worden uitgegaan dat het bloed van de baby tijdens de bevalling verdund was. Verweerster heeft klaagster ten onrechte een uur laten persen. Met name wordt verweerster verweten dat zij niet direct een sectio heeft gedaan. Volgens klaagster had zij daarvoor getekend. En zij verwijt verweerster dat zij teveel risico heeft genomen door klaagster vaginaal te laten bevallen. Zij heeft vijfmaal (vergeefs) een vacuümextractie geprobeerd, en daarna nog een keer een extractie met de forceps. Dit terwijl reeds in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde van 19 augustus 2001 een artikel was verschenen met de titel “De hoge vacuümextractie: terecht obsoleet gezien de risico’s voor het kind” met als citaat uit het handboek ‘Williams Obstretics’: “hoge extractie, hetzij door een tangverlossing, hetzij door vacuümverlossing, heeft geen plaats in de moderne verloskunde.” Het Regionaal Tuchtcollege Zwolle heeft de klacht ongegrond verklaard en deze afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft dit oordeel en neemt dit over.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:314 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.348

    Klacht tegen gynaecoloog na niet-succesvolle IUI behandeling. Klagers hebben vier klachten ingediend, die door het Regionaal Tuchtcollege ongegrond zijn verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. Klagers verwijten de gynaecoloog allereerst dat hij hen eerst IUI-behandeling heeft geboden en niet direct voor IVF/ICSI gekozen heeft, ondanks de leeftijd van klaagster (41 jaar). In de gegeven situatie bestonden geen contra-indicaties voor IUI en de gynaecoloog heeft met het gekozen beleid geen onjuiste behandeling ingezet. Er was bij klagers ook sprake van informed consent ten aanzien van de IUI-behandeling. Tevens verwijten klagers de gynaecoloog dat hij onnodig en niet lege artis een cyste heeft verwijderd. Een onnodige en niet lege artis verrichte ingreep is niet aan de orde geweest. De ingreep, waarbij de cyste transvaginaal is aangeprikt en leeggezogen, heeft zoals gebruikelijk, zonder verdoving plaatsgevonden. Dit is met klaagster besproken en levert geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op. Daarnaast verwijten klagers de gynaecoloog dat hij een deel van de behandeling (het legen van een spuitje bij één van de IUI-behandelingen) aan klager heeft overgelaten en dat er sprake was van een onheuse bejegening. Standpunten van partijen hierover lopen uiteen en het medisch dossier biedt geen steun voor de stellingen van klagers hieromtrent.