Zoekresultaten 16581-16590 van de 45068 resultaten

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:10 Accountantskamer Zwolle 17/2574 Wtra AK

    Controle van het vormen van een voorziening voor groot onderhoud van sportvelden. Betrokkene heeft onvoldoende onderzocht of voldaan was aan de voor de overdracht van het onderhoud door de gemeente noodzakelijke stappen. De vastlegging van de analyse van deze overdracht in het controledossier is incompleet en vormt geen zorgvuldige onderbouwing van de beslissing om het vormen van de voorziening en de omvang daarvan aanvaardbaar te achten. Zo is er geen aandacht besteed aan de van toepassing zijnde verslaggevingsvoorschriften, aan de wijze waarop een voorziening voor groot onderhoud zou moeten worden gevormd en aan de verplichting bij beëindiging van de overdracht het restant van de verkregen fondsen te retourneren aan de gemeente. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:11 Accountantskamer Zwolle 17/2151 en 17/2152 Wtra AK

    Klacht over controle van de post goodwill (samenhangend met in- en uittreding van een of meer aandeelhouders) in de jaarrekening 2011 gegrond. In geen van de documenten uit het controledossier waarnaar betrokkene 1) ter onderbouwing van zijn verweer verwijst, is expliciet vastgelegd op grond van welke gegevens en afwegingen hij het opnemen van goodwill aanvaardbaar heeft geacht. Een document behelst alleen de blote mededeling dat de post immateriële activa geen intern gegenereerde goodwill omvat. In geen van de documenten staat wat de algemeen heersende opvatting is over de verwerking van goodwill in een context zoals die bij de entiteit, waarom die opvatting als de algemeen heersende moet worden beschouwd en evenmin waarom aan die opvatting zoveel gezag toegekend moet worden dat ze een goede reden oplevert om af te wijken van het uitgangspunt neergelegd in RJ 115.107 (bij het opstellen van de jaarrekening dient de economische realiteit van transacties te worden gevolgd). Betrokkene (1) heeft verder bij de controle van de afschrijving van de goodwill geen van de stappen voorgeschreven in NVCOS 540 uitgevoerd. Wat hij wel heeft gedaan en vastgelegd in het dossier, kan niet worden gezien als een beoordeling van de gegevens en het onderzoek naar de veronderstellingen, waarop de schatting is gebaseerd. Betrokkene 2) had de dagelijkse leiding over het controleteam en is daarom in dezelfde mate tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de werkzaamheden in het kader van de controle van de jaarrekening over 2011 en de vastlegging daarvan. Klacht over dividenduitkeringen gedaan in 2012 gegrond. Die uitkeringen vormden bij de controle van de jaarrekening over dat jaar, waarbij een afkeurende controleverklaring was gegeven vanwege de verwerking van goodwill voortvloeiend uit de in- en uittreding van een of meer aandeelhouders, een omstandigheid die gerede twijfel kon doen ontstaan over de juistheid van de gehanteerde continuïteitsveronderstelling. Betrokkene 2) heeft dat ten onrechte niet onderkend.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:31 Raad van Discipline Amsterdam 18-1031/A/A 18-1032/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij (verweerder sub 1) en diens patroon (verweerder sub 2). In de kern komen de klachtonderdelen a) t/m f) van de klacht van klagers ten aanzien van verweerder sub 1 erop neer dat verweerder sub 1 in de procedure tussen klagers en de cliënten van verweerder sub 1 valse verklaringen en/of beweringen zou hebben gedaan. De voorzitter overweegt dat de verweten uitlatingen zijn gedaan in een gerechtelijke procedure en zien op de kern van het geschil dat partijen in die procedure verdeeld houdt. Dit maakt dat die uitlatingen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn, tenzij verweerder wist of had moeten weten dat die uitlatingen onjuist waren. Daarvan is niet gebleken. Voorts hebben klagers onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan aangenomen zou moeten worden dat verweerder de juistheid daarvan had moeten verifiëren. Het is aan klagers om de onjuistheid daarvan in de betreffende gerechtelijke procedure en niet in een tuchtrechtelijke procedure te bestrijden. Los van de vraag of verweerder sub 2 tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden kan worden voor het handelen en/of nalaten van verweerder sub 1, geldt dat verweerder sub 1 geen tuchtrechtelijk verwijt treft, zodat van (daaraan gekoppelde) nalatigheid en tekortschieten aan de zijde van verweerder sub 2 evenmin is gebleken. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:6 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/648452 / DW RK 18/277

    Een oproep bij exploot voor e-Court kan niet gekwalificeerd worden als een ambtshandeling. Klacht gegrond. Geen maatregel, omdat er door de notitie van de eigen beroepsorganisatie in 2016 mogelijk wel verwarring is ontstaan bij de gerechtsdeurwaarder over de vraag wat er in deze is toegestaan.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:1 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/629236 / DW RK 17/528

    De gerechtsdeurwaarder heeft klager tweemaal ten onrechte als debiteur aangemerkt. Klacht gegrond, maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2018:221 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180167D

    Dekenbezwaar. Tussenbeslissing. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door in het openbaar op een lokale nieuwswebsite feiten van een zaak onjuist weer te geven en zich onnodig grievend uit te laten over de wederpartij. Tevens heeft verweerder op ongepaste wijze reclame gemaakt door zich te profileren als een advocaat die bereid is voor zijn cliënt de regels van de beroepsgroep te overschrijden. Dat verweerder zich afkeurend heeft uitgelaten over een uitspraak van het Hof van Discipline is niet zonder meer onbetamelijk gezien de vrijheid van meningsuiting. Verweerder heeft het vertrouwen in de advocatuur beschaamd. Hij lijkt echter tot het inzicht te zijn gekomen dat zijn gedrag drastisch zal moeten veranderen. Hiertoe heeft hij reeds diverse stappen ondernomen. Het hof houdt het opleggen van een maatregel aan onder de voorwaarden dat verweerder over 6 maanden een rapportage van zijn coach en inlichtingen van zijn psychotherapeut overlegt en de deken daarop een visie heeft gegeven.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:2 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/629523 / DW RK 17/550

    Niet in geschil is dat gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 ervan op de hoogte waren dat sprake was van een eerste beslaglegger. De gerechtsdeurwaarders zijn er echter ten onrechte op voorhand vanuit gegaan dat de beslagvrije voet nihil was, omdat klaagster woonachtig is in het buitenland. De kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarders hier niet zonder meer van mochten uitgaan en dat zij, alvorens de ontvangen gelden door te storten aan de opdrachtgever, eerst contact hadden moeten opnemen met gerechtsdeurwaarder sub 3, als zijnde eerste beslaglegger. De klacht is op dit onderdeel gegrond, de kamer legt aan gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 de maatregel van berisping op. De beslagvrije voet kan eerst op de juiste manier worden berekend op het moment dat de gerechtsdeurwaarder beschikt over de benodigde bewijsstukken. Uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat gerechtsdeurwaarder sub 3 de benodigde bewijsstukken heeft opgevraagd, maar niet alle stukken heeft ontvangen. De klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 3 is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:3 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/631446 / DW RK 17/646

    Tijdige beantwoording van het verzoek van klaagster om aanpassing van de beslagvrije voet is uitgebleven. Klacht gegrond, geen maatregel.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:29 Raad van Discipline Amsterdam 18-955

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn cliente er een gerechtvaardigd belang bij had om het uittreksel uit het personenregister op te vragen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:4 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/630089 / DW RK 17/583 C/13/630422 / DW RK 17/605

    De gerechtsdeurwaarder heeft niet binnen een redelijke termijn op de e-mail van klager van 4 mei 2017 gereageerd. Er waren voldoende aanwijzingen voor de gerechtsdeurwaarder aanwezig dat klagers welwillend waren om het juiste verschuldigde bedrag te betalen. De gerechtsdeurwaarder heeft echter pas na de gelegde beslagen goed naar de overgelegde bewijzen van klagers gekeken. De gerechtsdeurwaarder heeft zich in deze te veel laten leiden door zijn opdrachtgever en heeft onvoldoende getoond dat hij een eigen verantwoordelijkheid heeft. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat in het exploot van betekening en bevel ten onrechte de wettelijke handelsrente is berekend in plaats van de wettelijke consumentenrente. Klagers hadden dit reeds eerder per e-mail aan de gerechtsdeurwaarder kenbaar gemaakt. Volgens vaste tuchtrechtspraak geldt dat als een ambtshandeling bij één exploot kán worden gedaan, dan behoort deze in beginsel ook bij één exploot te wórden gedaan. Los van de vraag of de gerechtsdeurwaarder redelijkerwijs al tot de beslagleggingen had moeten overgaan en de vraag of daar dan direct twee beslagleggingen met de daaraan verbonden kosten voor nodig waren, dan nog hadden deze beide beslagen bij één exploot aan klager betekend moeten worden, althans dan had er voor beiden exploten maar éénmaal de kosten aan klager doorberekend mogen worden. Klacht gegrond, geldboete € 750,--.