ECLI:NL:TADRAMS:2019:29 Raad van Discipline Amsterdam 18-955

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:29
Datum uitspraak: 28-01-2019
Datum publicatie: 31-01-2019
Zaaknummer(s): 18-955
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn cliente er een gerechtvaardigd belang bij had om het uittreksel uit het personenregister op te vragen.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 28 januari 2019

in de zaak 18-955/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) met kenmerk 2018-668406' style='text-decoration: underline'>2018-668406, door de raad ontvangen op 26 november 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klaagster is hoofdhuurster geweest van een etage gebruikt als studentenhuis van een pand in Amsterdam (hierna: het pand).

1.2 In februari 2017 heeft de eigenaresse van het pand verweerder gevraagd haar bij te staan in verband met meldingen van (stank)overlast in het pand.

1.3 Verweerder heeft een uittreksel met historische adresgegevens van klaagster (en eventuele andere bewoners die op het adres van het pand stonden ingeschreven) opgevraagd uit het personenregister van de gemeente (hierna ook: het uittreksel personenregister). Dat uittreksel is op 30 maart 2017 verstrekt.

1.4 Rond juli 2017 heeft klaagster het pand, samen met drie andere studenten, verlaten. De cliënte van verweerder heeft het pand vervolgens verkocht.

1.5 Verweerder heeft het uittreksel personenregister als productie bij conclusie van antwoord overgelegd in een procedure tussen zijn cliënte en klaagster over het niet terugstorten van de waarborgsom.

1.6 Op 25 juni 2018 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij een uittreksel met historische adresgegevens van klaagster op onjuiste gronden heeft opgevraagd uit het personenregister van de gemeente Amsterdam.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij van klaagster. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2 Klaagster verwijt verweerder dat hij een uittreksel met historische gegevens heeft opgevraagd uit het personenregister van de gemeente Amsterdam, met als reden dat dit nodig zou zijn voor een gerechtelijke procedure. Er liep echter geen gerechtelijke procedure, deze zou ook niet gaan lopen en er was ook geen zicht op, aldus klaagster.

4.3 Verweerder voert aan dat de eigenaresse van het pand hem begin februari 2017 heeft verzocht haar bij te staan in verband met meldingen van (stank)overlast in het pand. Het pand was verhuurd aan studenten. Omdat het zijn cliënte niet duidelijk was wie, naast klaagster, de eventuele andere bewoners van het pand waren, heeft verweerder een uittreksel uit het personenregister opgevraagd ten name van klaagster en eventuele andere bewoners die op het adres van het pand stonden ingeschreven. Dat is op het kantoor van verweerder een standaard procedure in huurzaken. Het is immers noodzakelijk om te weten welke bewoners zich in een pand bevinden. In verband met een voorgenomen verkoop van het pand is geen gevolg gegeven aan de kwestie van de overlast. Uiteindelijk is het opgevraagde uittreksel gebruikt in een procedure tegen klaagster om aan te tonen dat klaagster al vanaf 12 januari 2013 in het pand woonachtig was, aldus verweerder.

4.4 De voorzitter is van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn cliënte er een gerechtvaardigd belang bij had om het uittreksel uit het personenregister op te vragen. Gelet op de door verweerder gegeven toelichting is niet gebleken dat hij het uittreksel personenregister op onjuiste gronden heeft opgevraagd en/of bij het opvragen van dat uittreksel in strijd met de waarheid heeft verklaard. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 28 januari 2019.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 januari 2019 verzonden.