Zoekresultaten 10441-10450 van de 44710 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:49 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-119

    Klagers verwijten verweerder dat hij tegen klagers is opgetreden in een geschil waarin verweerder eerder voor klaagster optrad en dat verweerder oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van de stichting derdengelden van zijn kantoor door geruime tijd een bedrag onder zich te houden dat niet kwalificeert als derdengelden en evenmin aan verweerder of zijn stichting toebehoort. Hoewel er de eerste keer wellicht geen sprake was van een formele opdracht aan verweerder om als advocaat voor klaagster op te treden heeft verweerder zich wel als zodanig naar buiten toe voorgedaan. Verweerder is extern als advocaat opgetreden en daarmee zijn de gedragsregels op hem van toepassing geworden. De uitzonderingssituatie zoals genoemd in lid 3 van gedragsregel 15 geldt alleen indien voldaan is aan drie cumulatieve voorwaarden, te weten (a) dat de belangen niet dezelfde zaak betreffen, (b) de advocaat niet over vertrouwelijke informatie beschikt en (c) niet is gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van onder meer de voormalige cliënt. Aan deze voorwaarden is niet voldaan. Klacht gegrond. Met instemming van verweerder is op verzoek van de cliënte van verweerder een bedrag afkomstig van een bankrekening die klagers en de cliënte van verweerder gezamenlijk toebehoorde op de derdengeldenrekening van verweerder overgemaakt. Verweerder heeft daarmee gehandeld in strijd met artikel 6.22 lid 3 en 6.19 lid 2 van de Voda. Een derdengeldenrekening dient voor geen ander doel te worden gebruikt dan voor het beheer van derdengelden. Het gebruik dan wel het parkeren van derdengelden zonder noodzaak of redelijk doel op deze rekening is niet geoorloofd. Van een noodzaak was geen sprake, aangezien ook op andere manieren, zoals door het leggen van conservatoir beslag, het door verweerder gewenste doel bereikt had kunnen worden. Klacht gegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:51 Raad van Discipline Amsterdam 20-793/A/NH

    Klacht tegen advocaat wederpartij in verband met beschuldigingen van (onder meer) valsheid in geschrifte, diefstal en verduistering in een processtuk. Bij het uiten van dergelijke beschuldigingen mag van een advocaat worden verwacht dat hij zich er tevoren van vergewist dat hier voldoende grond voor bestaat. Naar het oordeel van de raad had verweerder terughoudend behoren te zijn met het presenteren van dergelijke beschuldigingen als vaststaand feit. Dat de beschuldigingen citaten waren uit een processtuk van een andere advocaat in een andere procedure doet aan het voorgaande niet af. Waarschuwing en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TDIVTC:2021:1 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2020/14

    Koe. Noodslachting. Ante mortem onderzoek en het invullen van de noodslachtverklaring.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:50 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-152

    Klacht tegen eigen advocaat. Advocaat heeft in een WIA zaak niet binnen tien dagen voor de mondelinge behandeling de relevante medische stukken (rapportage) bij de rechtbank ingediend waardoor die stukken bij de beslissing buiten beschouwing zijn gebleven. De zaak werd oorsponkelijk door cliënt zelf of Achmea behandeld en werd door verweerder van een zieke kantoorgenote die de zaak in behandeling had genomen overgenomen. De raad is van oordeel dat verweerder zijn onbekendheid met de behandelingsdatum niet kan gebruiken als verontschuldiging voor het feit dat de medische rapportage te laat is ingediend. Een advocaat dient de termijnen in door hem behandelde zaken te bewaken en dient deze dus ook te kennen. Verweerder had een brief van klager moeten opvatten als een klacht waarvoor hij de interne klachtenregeling in werking had moeten laten treden en had in ieder geval op de brief van klager moeten reageren. Door dit na te laten heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klachten gegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:52 Raad van Discipline Amsterdam 20-730/A/A

    Klacht van de advocaat van de wederpartij over niet-verschijning van verweerder ter zitting deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:51 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-951

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Eén onderdeel kennelijk niet-ontvankelijk vanwege ne bis in idem. Overige klachtonderdelen kennelijk ongegrond, onder meer omdat verweerder de hem toekomende ruime mate van vrijheid niet te buiten is gegaan.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:53 Raad van Discipline Amsterdam 20-647/A/A

    Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder heeft citaten uit correspondentie tussen de advocaat wederpartij en diens cliënt in het geding gebracht, hetgeen een schending oplevert van de vertrouwelijke relatie tussen advocaat en cliënt. Berisping en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:54 Raad van Discipline Amsterdam 20-565/A/A

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2021:1 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2020/15

    Hond. Het Veterinair Beroepscollege komt tot de slotsom dat de dierenarts niet te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten aanzien van de hond van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen, als bedoeld in artikel 4.2. van de Wet dieren. Het beroep is daarom gegrond. Dit betekent dat de beslissing van het Veterinair Tuchtcollege zal worden vernietigd en dat de klacht alsnog ongegrond zal worden verklaard.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:47 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-392

    De raad heeft het verzet tegen de voorzittersbeslissing van 7 oktober 2019 niet-ontvankelijk verklaard. Het verzetschrift is door klager weliswaar tijdig ingediend maar onvoldoende onderbouwd zoals is vereist ex artikel 46h lid 1 Advocatenwet. Klager heeft alleen een procedureel standpunt ingenomen maar niet gemotiveerd toegelicht welke gronden aan zijn verzet ten grondslag liggen. Anders dan de gemachtigde van klager ter zitting nog heeft aangevoerd, is rechtsbijstand in tuchtrechtelijke (verzet)zaken geen vereiste. Bovendien wist klager, dan wel had klager kunnen weten uit de ‘mededelingen van de griffier ter informatie’ onderaan de voorzittersbeslissing, dat een verzetschrift tijdig binnen de wettelijke termijn en meteen gemotiveerd had moeten worden ingediend.