ECLI:NL:TADRARL:2021:49 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-119

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:49
Datum uitspraak: 11-01-2021
Datum publicatie: 23-03-2021
Zaaknummer(s): 20-119
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
  • Waarschuwing
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Klagers verwijten verweerder dat hij tegen klagers is opgetreden in een geschil waarin verweerder eerder voor klaagster optrad en dat verweerder oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van de stichting derdengelden van zijn kantoor door geruime tijd een bedrag onder zich te houden dat niet kwalificeert als derdengelden en evenmin aan verweerder of zijn stichting toebehoort. Hoewel er de eerste keer wellicht geen sprake was van een formele opdracht aan verweerder om als advocaat voor klaagster op te treden heeft verweerder zich wel als zodanig naar buiten toe voorgedaan. Verweerder is extern als advocaat opgetreden en daarmee zijn de gedragsregels op hem van toepassing geworden. De uitzonderingssituatie zoals genoemd in lid 3 van gedragsregel 15 geldt alleen indien voldaan is aan drie cumulatieve voorwaarden, te weten (a) dat de belangen niet dezelfde zaak betreffen, (b) de advocaat niet over vertrouwelijke informatie beschikt en (c) niet is gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van onder meer de voormalige cliënt. Aan deze voorwaarden is niet voldaan. Klacht gegrond. Met instemming van verweerder is op verzoek van de cliënte van verweerder een bedrag afkomstig van een bankrekening die klagers en de cliënte van verweerder gezamenlijk toebehoorde op de derdengeldenrekening van verweerder overgemaakt. Verweerder heeft daarmee gehandeld in strijd met artikel 6.22 lid 3 en 6.19 lid 2 van de Voda. Een derdengeldenrekening dient voor geen ander doel te worden gebruikt dan voor het beheer van derdengelden. Het gebruik dan wel het parkeren van derdengelden zonder noodzaak of redelijk doel op deze rekening is niet geoorloofd. Van een noodzaak was geen sprake, aangezien ook op andere manieren, zoals door het leggen van conservatoir beslag, het door verweerder gewenste doel bereikt had kunnen worden. Klacht gegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 11 januari 2021

in de zaak 20-119/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

klager

en

klaagster

tezamen ook: klagers

over

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 31 oktober 2018 heeft klager, later aangevuld met klaagster, bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 14 februari 2020 met kenmerk K 18/134, door de raad ontvangen op 14 februari 2020, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 november 2020 in aanwezigheid van klager namens zichzelf en namens klaagster alsmede verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager is advocaat en heeft in het verleden de praktijk uitgeoefend met mr. G. De samenwerking vond (uiteindelijk) plaats in de vorm van een besloten vennootschap: V advocaten B.V., waarvan de besloten vennootschappen van klager (zijnde klaagster) en mr. G de bestuurders waren.

2.3    In 2014 is er een conflict ontstaan tussen V advocaten B.V. en de accountant van genoemde vennootschap, hierna: de accountant, over nota’s van de accountant. De samenwerking tussen klager en mr. G is in 2017 geëindigd en vervolgens hebben klager en mr. G zich beijverd om V advocaten B.V. te liquideren.

2.4    Verweerder is bevriend met mr. G en heeft door zijn vriendschap ook klager in de persoonlijke sfeer leren kennen. Partijen zijn het er over eens dat verweerder in 2014 bemoeienis heeft gehad met het conflict tussen V advocaten B.V. en de accountant, echter niet over de kwalificatie die aan deze bemoeienis moet worden gegeven. Per 1 mei 2017 is de samenwerking tussen klager en mr. G geëindigd. In het kader van de beëindiging van de samenwerking is verweerder voor mr. G tegen klagers gaan opgetreden.

2.5    Voor wat betreft het conflict tussen V advocaten B.V. en de accountant zijn de volgende gegevens van belang.

2.6    Bij e-mail van 15 juli 2014 aan klager en mr. G heeft de advocaat van de accountant inhoudelijk over de zaak geschreven waarbij ook financiële gegevens van V advocaten B.V. zijn genoemd. Bij e-mail van 24 juli 2014 heeft mr. G namens zichzelf en klager aan de advocaat van de accountant laten weten dat indien zijn cliënte niet tot een gesprek bereid was en ook niet genegen was de door mr. G en klager gewenste stukken digitaal toe te sturen, de belangen in het vervolg door verweerder behartigd zouden worden. Van deze e mail en van de e-mail van de advocaat van de accountant van 15 juli 2014 is een kopie aan verweerder gezonden.

2.7    Vervolgens heeft tussen verweerder en de advocaat van de accountant de volgende correspondentie plaatsgevonden.

2.8    Bij e-mail van 24 juli 2014 heeft de advocaat van de accountant het volgende aan verweerder geschreven:

“Geachte confrère,

Bij deze de bevestiging dat ik de e-mail van ……. [mr. G] heb ontvangen, doorgezonden en besproken met cliënte.

Met deze e-mail keren uw cliënten terug in het stadium van verwijten in plaats van het stadium van het zoeken naar een oplossing.... “

Bij e-mail van 19 augustus 2014 heeft de advocaat van de accountant het volgende aan verweerder geschreven:

“Geachte confrère,

Op 11 augustus jl. kreeg ik onderstaande e-mail van uw cliënten. Gedragsrechtelijk kan ik mij uitsluitend tot u wenden, reden waarom ik een rechtstreeks antwoord aan mr. G …… achterwege laat. Ik vertrouw erop dat u de e-mail aan uw cliënten doorgeleid.

Ik heb u op 24 juli in dit dossier aangeschreven, maar geen reactie ontvangen. Ik zend u in de bijlage nogmaals een kopie van mijn bericht van 24 juli. Kunt u (1) mij de goede ontvangst van dit bericht bevestigen; en (2) mij berichten naar aanleiding van de in die e-mail gestelde vragen?”

Verweerder heeft deze e-mail op 20 augustus 2014 als volgt beantwoord:

“Geachte confrère,

Ik moet eerlijk bekennen uw e-mail van 24/7 te hebben gemist. Wellicht een gevalletje spamfilter o.i.d., anders had ik er hoe dan ook uiteraard even op gereageerd, ongeacht aard van de reactie.

Uw bericht komt thans in ieder geval gewoon binnen (1) en wordt door mij opgepakt. Ik moet even met ……. [V advocaten B.V.] in de clinch gaan hoe verder en u ontvangt daarvan bericht (2).”

Daarop heeft de advocaat van de accountant diezelfde dag per e-mail als volgt gereageerd:

“Prima, dank voor uw bericht. Belt u mij daarna even hoe wij verder gaan?”

2.9    Voorts bevindt zich in het klachtdossier een e-mail van verweerder aan klager en mr. G van 20 augustus 2014 met de volgende inhoud:

“Ha [S] en [J],

Ik word benaderd door …..[advocaat van de accountant]; men wil in gesprek, mits op voorhand duidelijk wordt of jullie iets willen betalen..... Zie onderstaand/bijgaand. Ik moet eerlijk zeggen dat ik zijn e-mail van 24 juli jl. heb gemist…….

Anyway, ik zal hem ff laten weten dat deze mail ontvangen is (hij had er ook al over nagebeld met het secretariaat) en dat erop terug wordt gekomen (in het midden latend wie wat doet). Als jullie van mij een inhoudelijke rol verwachten/wensen, dan moeten we even verder kijken hoe of wat...

2.10    Voor wat betreft de bemoeienis van verweerder bij de beëindiging van de samenwerking zijn de volgende gegevens van belang.

2.11    Verweerder heeft namens mr. G een kort geding aangevraagd en gekregen voor 9 november 2018. In de dagvaarding wordt onder meer gevorderd dat klaagster medewerking zal verlenen aan het treffen van een regeling met de accountant tot een maximum van € 4.000, . Ook heeft verweerder namens de besloten vennootschap van mr. G klager in verband met deze kwestie in vrijwaring opgeroepen.

2.12    Met instemming van verweerder is € 4.600,- afkomstig van een bankrekening van V advocaten B.V. op de derdengeldenrekening van verweerder overgemaakt. Aan verzoeken van klager tot restitutie van deze gelden heeft verweerder geen gehoor gegeven. Nadat tussen mr. G en klager overeenstemming was bereikt over de afwikkeling van V advocaten B.V., zijn de gelden door verweerder teruggestort.

2.13    In de klachtprocedure bij de deken heeft verweerder over zijn handelwijze rond de derdengeldenrekening nog het volgende naar voren gebracht:

“……. Terugkijkend kan ik op zich derhalve het gevoelen van ….. [klager] best plaatsen en wil ik ook van deze gelegenheid gebruik maken hem mijn verontschuldigingen aan te bieden voor mijn opstelling en gemaakte keuzes ter zake. Deze hebben immers niet bijgedragen aan enige oplossing. ….. [klager] mijn excuus.”

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    tegen klagers op te treden in een geschil waarin verweerder eerder voor klaagster optrad;

b)    oneigenlijk gebruik van de stichting derdengelden van zijn kantoor te maken door geruime tijd een bedrag onder zich te houden dat niet kwalificeert als derdengelden en evenmin aan verweerder of zijn stichting toebehoort.

3.2    Ter toelichting van hun klachten hebben klagers het volgende naar voren gebracht.

Ad klachtonderdeel a)

3.3    Verweerder had inhoudelijk kennis over het conflict met de accountant die hij in de latere procedure die hij namens mr. G heeft gevoerd tegen verweerder heeft gebruikt. Verweerder heeft de e-mail van de advocaat van de accountant van 15 juli 2014 met inhoudelijke informatie over de zaak ontvangen en klager en verweerder hebben inhoudelijk over het conflict met de accountant gesproken ter voorbereiding van de bespreking die over dit conflict bij de deken zou en heeft plaatsgevonden. Bij het gesprek bij de deken is verweerder niet aanwezig geweest.

3.4    Klager heeft bezwaar gemaakt tegen het optreden van verweerder. Verweerder had mr. G niet mogen bijstaan. Hier doet zich niet de uitzonderingssituatie van gedragsregel 15 lid 3 voor.

Ad klachtonderdeel b)

3.5    Verweerder had gehoor moeten geven aan het verzoek tot restitutie van de gelden, dat afkomstig was van een vertegenwoordigingsbevoegde bestuurder van V advocaten B.V.

4    VERWEER

4.1    Tot zijn verweer heeft verweerder het volgende aangevoerd.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    In het conflict met de accountant is verweerder niet inhoudelijk, maar bij wijze van vriendendienst slechts als doorgeefluik opgetreden. Mr. G had hem gevraagd of zij verweerder in haar correspondentie met de wederpartij als advocaat mocht noemen teneinde wat druk te kunnen zetten.

4.3    Verweerder had geen inhoudelijke kennis van de zaak. De cijfers uit de e-mail van de advocaat van de accountant van 15 juli 2014 zeiden verweerder niets. Verweerder kan zich niet herinneren dat hij een gesprek met klager heeft gevoerd ter voorbereiding van een bespreking bij de deken.

4.4    Het is juist dat klager met verweerder over zijn optreden voor mr. G heeft gesproken maar klager heeft destijds slechts aangegeven dat hij het optreden niet chique vond. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat hij beide partijen informeel kende maar in het conflict tussen hen partij voor mr. G heeft gekozen. Achteraf beschouwd heeft verweerder zich onvoldoende gerealiseerd wat dat met klager heeft gedaan, aldus verweerder.

Ad klachtonderdeel b)

4.5    Het overboeken van gelden naar de derdengeldenrekening van verweerder was een reactie op onttrekkingen die klager van de rekening van V advocaten B.V. had gedaan. Er was wel degelijk een noodzaak om de gelden op te nemen. Er waren nog altijd problemen met de accountant en persoonlijke aansprakelijkheid was te verwachten. Er moest voor gezorgd worden dat mr. G de beschikking over de gelden kon behouden.

4.6    Achteraf beschouwd kan verweerder zich echter wel voorstellen dat klagers zich door zijn handelwijze voor het blok gezet voelden en dat het achteraf gezien de vraag is of het wijs en verstandig was op deze wijze met het geld in kwestie om te gaan.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Tussen partijen staat vast dat verweerder de e-mail van de advocaat van de accountant van 15 juli 2014 met inhoudelijke informatie over het conflict kende en dat mr. G in de correspondentie met de advocaat van de accountant verweerder als advocaat van V advocaten B.V. naar voren heeft geschoven. De advocaat van de accountant heeft zich vervolgens tot verweerder gewend in zijn hoedanigheid van advocaat van V advocaten B.V. en verweerder heeft die hoedanigheid vervolgens niet weersproken.

5.2    Hoewel er wellicht geen sprake was van een formele opdracht aan verweerder (daar gaat verweerder in zijn e-mail van 20 augustus 2014 in ieder geval van uit) heeft verweerder zich wel als zodanig naar buiten toe voorgedaan. Verweerder is extern als advocaat opgetreden en daarmee zijn de gedragsregels op hem van toepassing geworden.

5.3    De kwestie waarover verweerder in 2017 de rechter heeft geadieerd betrof onder meer de onbetaalde nota’s van de accountant in welke zaak verweerder in 2014 de advocaat van V advocaten B.V. was. Klagers waren dus in 2017 een voormalig cliënt van verweerder in de zin van gedragsregel 15. Het was verweerder derhalve niet toegestaan tegen klagers op te treden behalve als zich een situatie heeft voorgedaan zoals in de lid 3 van genoemde gedragsregel wordt genoemd.

5.4    De uitzonderingssituatie zoals genoemd in lid 3 van gedragsregel 15 geldt alleen indien voldaan is aan drie cumulatieve voorwaarden, te weten (a) dat de belangen niet dezelfde zaak betreffen, (b) de advocaat niet over vertrouwelijke informatie beschikt en (c) niet is gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van onder meer de voormalige cliënt. Aan deze voorwaarden is niet voldaan. Het betrof althans ten dele dezelfde zaak, verweerder beschikte over zaaksgebonden informatie en klager heeft het optreden van verweerder onmiddellijk ter discussie gesteld en daartegen later expliciet bezwaar gemaakt.

5.5    De raad verklaart klachtonderdeel a. derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.6    Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 6.22 lid 3 en 6.19 lid 2 van de Voda. Een derdengeldenrekening dient voor geen ander doel te worden gebruikt dan voor het beheer van derdengelden. Het gebruik dan wel het parkeren van derdengelden zonder noodzaak of redelijk doel op deze rekening is niet geoorloofd. Van een noodzaak was geen sprake, aangezien ook op andere manieren, zoals door het leggen van conservatoir beslag, het door verweerder gewenste doel bereikt had kunnen worden.

5.7    De raad verklaart klachtonderdeel b. derhalve gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op het beperkte tuchtrechtelijk verleden van verweerder, de excuses die hij voor de gang van zaken rond de derdengeldenrekening aan klagers heeft aangeboden en omdat verweerder op de zitting inzicht heeft getoond in de impact van zijn belangenbehartiging in 2017 voor klagers kan volstaan worden met het opleggen van de maatregel van een waarschuwing.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klagers betaalde griffierecht van € 50,- aan hen vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klagers geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing hun rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)    € 50,00 aan forfaitaire reiskosten van klagers,

b)    € 750,00 kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c)    € 500,00 kosten van de Staat.

7.3    Verweerder moet een bedrag van € 50,00 aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klagers. Klagers geven binnen twee weken na de datum van deze beslissing hun rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 20-119/AL/GLD.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart beide klachten gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van een waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klagers, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,00 aan klagers, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

Aldus gewezen door mr. mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. F.B.M. van Aanhold en S.M. Bosch-Koopmans, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2021.

Griffier                                                                           Voorzitter

Verzonden d.d. 11 januari 2021.