Zoekresultaten 10411-10420 van de 42263 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/363

    Klaagster dient een klacht in tegen een bedrijfsarts met het verwijt dat zij zich moest uitkleden voor lichamelijk onderzoek terwijl dat volgens klaagster - gelet op haar klachten - niet nodig was geweest. Ook zou verweerder (ongepaste) opmerkingen hebben gemaakt over tatoeages. Verweerder bewist dat hij klaagster ten onrechte zich zou hebben laten uitkleden en ongepaste opmerkingen zou maken. Ongegrond

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:80 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.187

    Klacht tegen gz-psycholoog. Verweerster heeft samen met een eveneens aangeklaagde mede-rapporteur in het kader van een echtscheidingsprocedure een onderzoek verricht naar de personen en de opvoedingsvaardigheden van klaagster en haar ex-partner. Na inzage van het concept rapport heeft klaagster bezwaar gemaakt. Het deel van het rapport dat op haar betrekking heeft, is niet verzonden. Klaagster maakt de rapporteurs een aantal verwijten over de gang van zaken bij de totstandkoming van het rapport. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:61 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.154

    Klager is de broer van de aangeklaagde (voormalig) arts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een behandelrelatie, dat de gedragingen van de arts uitsluitend in de privésfeer hebben plaatsgevonden en heeft klager niet-ontvankelijk verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:74 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.165

    Klacht tegen psychiater. Verweerder is als psychiater werkzaam bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Klaagster is bij die instelling onder behandeling. Zij had over haar behandeling een tuchtklacht ingediend tegen een collega-psychiater van verweerder. Verweerder heeft met de collega-psychiater gesproken over de situatie van klaagster. In dit verband heeft hij ook het medisch dossier van klaagster geraadpleegd. Op verzoek van de collega-psychiater heeft verweerder het verslag van het gesprek uitgeprint en ondertekend. De collega-psychiater heeft dit gespreksverslag vervolgens ingebracht in de tegen hem lopende tuchtprocedure. De klacht houdt kort gezegd in dat 1) de door de psychiater opgestelde verklaring niet voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een deskundigenbericht met externe werking, en 2) de psychiater onethisch heeft gehandeld nu hij zonder de toestemming van klaagsters haar medisch dossier heeft ingezien. Het Regionaal Tuchtcollege heeft beide klachtonderdelen gegrond verklaard. Ter zake van klachtonderdeel 1 is aan de psychiater de maatregel van berisping opgelegd. Het Regionaal Tuchtcollege zag geen aanleiding voor het opleggen van een maatregel ter zake van klachtonderdeel 2. Het beroep van de psychiater richt zich tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor zover het klachtonderdeel 1 betreft. Het Centraal Tuchtcollege verklaart dit klachtonderdeel gegrond en oordeelt dat ter zake daarvan kan worden volstaan met het opleggen van de maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:68 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.273

    Klacht van tandarts tegen een collega-tandarts. Klager verwijt de collega-tandarts dat hij een second opinion heeft uitgevoerd bij een patiënt en dat hij deze patiënt vervolgens niet heeft teruggewezen naar klager, maar zelf behandelingen heeft uitgevoerd. Dit is volgens klager in strijd met de NMT praktijkrichtlijn Second Opinion. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond, omdat geen sprake is van een second opinion-situatie. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:35 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/385

    Klager verwijt verweerster een ongepaste opmerking te hebben gemaakt tijdens het spreekuur, alsmede dat zij ten onrechte heeft geadviseerd dat hij, met zijn hartklachten, geschikt is om zijn arbeid te verrichten. Ongegrond

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:49 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-373 19-374

    Het betreft in deze zaak een klacht van de Belastingdienst dat verweerders (1)een fiscaal onderzoek hebben belemmerd en (2)de Belastingdienst dan wel 2 betrokken ambtenaren ten onrechte hebben beschuldigd van schending van hun ambtsgeheim. De Belastingdienst deed onder meer onderzoek naar mogelijke erfbelasting die verschuldigd zou zijn door de erfgenamen van een overledene. Deze overledene had vlak vóór zijn overlijden bijna 1 miljoen euro in contanten had opgenomen van een Duitse bankrekening en bewaarde dat bedrag in koffers in zijn woning in Nederland. Na zijn overlijden heeft zijn huisgenote advies gevraagd aan verweerders t.a.v. het geldbedrag. Die adviseerden haar het geld te storten op de derdengeldrekening van hun kantoor. De Belastingdienst was van oordeel dat de erfgenamen mogelijkerwijs rechthebbende waren op het geldbedrag, wat door verweerders werd betwist, en zochten contact met hen. Daarop hebben verweerders de erfgenamen een intimiderende brief gestuurd waarin zij dreigden met allerlei maatregelen als de erfgenamen contact zochten met de Belastingdienst. Het doel was kennelijk de erfgenamen er van te weerhouden in gesprek te gaan met de Belastingdienst door hen angst aan te jagen en te verbieden met de Belastingdienst in contact te treden. Verweerders achtten de brief acceptabel omdat het standpunt van de Belastingdienst juridisch onhoudbaar was en stelden dat niet de erfgenamen rechthebbende waren maar hun cliënte. De raad is van oordeel dat het standpunt van de Belastingdienst niet bij voorbaat onhoudbaar was waardoor de inhoud van de brief van verweerders aan de erfgenamen als een poging moet worden aangemerkt om het onderzoek van de Belastingdienst te belemmeren. Daardoor hebben verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het 2e klachtonderdeel is ongegrond. Het stond verweerders vrij het standpunt in te nemen dat de Belastingdienst dan wel de betrokken ambtenaren hun ambtsgeheim hebben geschonden. Klacht deels niet-ontvankelijk en deels gegrond. Maatregel : waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:81 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.186

    Klacht tegen gz-psycholoog. Verweerster heeft samen met een eveneens aangeklaagde mede-rapporteur in het kader van een echtscheidingsprocedure een onderzoek verricht naar de personen en de opvoedingsvaardigheden van klaagster en haar ex-partner. Na inzage van het concept rapport heeft klaagster bezwaar gemaakt. Het deel van het rapport dat op haar betrekking heeft, is niet verzonden. Klaagster maakt de rapporteurs een aantal verwijten over de gang van zaken bij de totstandkoming van het rapport. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:62 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.214

    Klacht tegen een neuroloog. Klager is de echtgenoot van een patiënte die ruim tachtig jaar oud was. Zij werd in 2017 opgenomen op de spoedeisende hulp met hypothermie, hypotensie en dalend bewustzijn. Verweerder, neuroloog, was de hoofdbehandelaar. Patiënte is in overleg met de cardioloog opgenomen op de CCU van hetzelfde ziekenhuis. Zij is daar na enkele uren overleden. Klager verwijt verweerder dat 1) hij klager niet heeft geïnformeerd over de behandeling, 2) hij niet in staat was zelfstandig te handelen, terwijl hij als enige hoofdbehandelaar aanwezig was, en 3) patiënte niet de juiste zorg heeft ontvangen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:43 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-116

    Klacht over schending geheimhoudingsplicht door eigen advocaat in strafzaak gegrond verklaard. Klager was uit de voorlopige hechtenis geschorst onder de voorwaarde van een contactverbod met aangeefster. Klager en aangeefster hebben elkaar op de rechtbank getroffen voorafgaande aan een getuigenverhoor. De advocaat heeft op een vraag van de rechter-commissaris geantwoord dat het verschijnen van haar client die morgen niet conform haar advies was. De advocaat had kunnen weten dat daaruit voor klager schade zou (kunnen) voortvloeien. In ieder geval omdat zijn verschijning de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis tot gevolg zou kunnen hebben wegens overtreding van de gestelde schorsingsvoorwaarden.