Zoekresultaten 10361-10370 van de 44758 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:67 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200110

    Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening in een familierechtelijke zaak. Het eerste klachtonderdeel houdt in dat verweerster bij de aanvraag van de toevoeging fouten heeft gemaakt, waardoor die eerst werd geweigerd en pas na zeven maanden werd toegewezen. Verweerster heeft voldoende toegelicht dat dit het gevolg is van een verkeerde interpretatie van het diagnosedocument van het juridisch loket door de Raad voor Rechtsbijstand. Verweerster heeft vervolgens een bezwaar ingediend, dat gegrond is verklaard. Dat zij niet naar de zitting van de Raad voor Rechtsbijstand kon en klager zelf zijn zaak daar heeft moeten toelichten, heeft zij vooraf voldoende met hem besproken. Dit klachtonderdeel is dus ongegrond. De klachtonderdelen twee en vier zijn gezamenlijk behandeld en houden in dat verweerster de verkeerde werkzaamheden heeft verricht en halverwege de zaak heeft neergelegd waardoor klager nog steeds niet het gewenste resultaat heeft en een andere advocaat heeft moeten zoeken. Het hof oordeelt net als de raad dat verweerster voldoende uitleg heeft gegeven waarom zij bepaalde stappen in het dossier heeft genomen en dat zij daarna tot de conclusie kon komen dat de zaak geen redelijke kans van slagen had. Een advocaat kan niet verplicht worden een zaak te behandelen. Beide onderdelen zijn daarom ongegrond. Klachtonderdeel drie houdt in dat verweerster niet goed bereikbaar was en vaak afspraken met klager heeft afgezegd. Dit klachtonderdeel is onvoldoende onderbouwd met stukken en dus ook ongegrond verklaard. Volledige bekrachtiging van de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:72 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2019.315

    Klacht tegen een ambulanceverpleegkundige. Klacht over het achterwege laten van immobilisatie door de ambulanceverpleegkundige na een ongecontroleerde val van een oudere man op een badkamervloer. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels gegrond en legt aan de verpleegkundige de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het beroep van de verpleegkundige gegrond en verklaart de gegrond verklaarde klachtonderdelen alsnog ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege schetst de bijzondere en onvoorspelbare omstandigheden waaronder een ambulanceverpleegkundige het werk verricht en benadrukt dat de ambulanceverpleegkundige geen diagnoses stelt, maar werkhypotheses aan de hand van een afgenomen anamnese en screening van de vitale functies.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:79 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.196

    Klacht tegen tandarts. Verweerster is als tandarts-gnatholoog werkzaam bij een centrum voor bijzondere tandheelkunde. Klager is naar haar verwezen in verband met klachten over de kauwmusculatuur. Klager verwijt verweerster – kort gezegd – dat zij in haar werk als tandarts tekort is geschoten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:74 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210081

    Kennelijk niet-ontvankelijk hoger beroep.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:68 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200239 en 200240

    Klacht over advocaat wederpartij. De klacht houdt in dat verweerders de betaling van hun facturen door hun cliënte uit de vof accepteerden, terwijl zij hadden moeten weten dat hun cliënte niet bevoegd was die betalingen uit de vof te verrichten. De klacht tegen verweerder in 200239 is ongegrond, omdat voldoende aannemelijk is dat hij als advocaat-stagiair geen inzicht had in het betalingsverkeer van het advocatenkantoor. De klacht tegen verweerster in 200240 is ongegrond, omdat gezien de inhoud van het geschil tussen de vennoten kennelijk een rekening courantverhouding heeft bestaan waarbij de privé uitgaven van de vennoten achteraf verrekend werden. Ook na het protest in kort geding van klagers tegen die betalingen, mocht verweerster vertrouwen op de mededeling van haar cliënte dat verrekening zou volgen en zij gerechtigd was tot betaling vanuit de vof. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad: klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2021:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 139/2020

    Patiënt heeft een tuchtklacht ingediend tegen meerdere huisartsen. Na het overlijden is de klacht voortgezet door zijn zus. De behandelend artsen wordt verweten dat zij de hoofdpijnklachten van patiënt onvoldoende serieus hebben genomen en dat zij niet aan de hand van verder doorvragen een behoorlijke diagnose hebben gesteld of eerder actie hebben ondernomen. Bij patiënt is later een hersentumor geconstateerd. Beklaagde is één van de huisartsen tegen wie een klacht is ingediend. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2021:27 Accountantskamer Zwolle 20/2530 Wtra AK

    Voorzittersuitspraak. Klacht over accountant die correspondentie, adviesdossiers en administratie van klaagster aan de FIOD heeft verstrekt en heeft meegewerkt aan een gedelegeerd rechter-commissarisverhoor door de FIOD. Betrokkene heeft de stukken aan de FIOD overhandigd na ontvangst van een vordering als bedoeld in art. 126nd Wetboek van Strafrecht (Sv), zodat sprake is van openbaarmaking die door de wet wordt gevorderd, in welk geval de accountant vertrouwelijke gegevens toch openbaar moet maken. Daarnaast was betrokkene op grond van het bepaalde in de artikelen 201, 213 en 221 Sv verplicht mee te werken aan het gedelegeerd getuigenverhoor. Aan een accountant komt geen verschoningsrecht toe. Betrokkene heeft hierover overleg gehad met de afdeling juridische zaken en hun adviezen opgevolgd. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:73 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.037

    Klacht tegen chirurg. De klacht heeft betrekking op de overleden echtgenoot van klaagster (verder de patiënt). Patiënt is gezien op de polikliniek door een collega van verweerder i.v.m. een tumor. In het opvolgend multidisciplinair overleg werd besloten om direct te opereren. Een week later is patiënt gezien door een andere collega (C2020.040), hoofdbehandelaar, die weer vier dagen later patiënt heeft geopereerd. Twee weken later volgt een hersteloperatie en drie dagen nadien nog een. Deze laatste operatie wordt door verweerder, chirurg, verricht. In de week na deze operatie wordt patiënt nog tweemaal geopereerd. Tien dagen na de laatste operatie overlijdt patiënt. Klaagster verwijt verweerder: 1. Het niet duidelijk communiceren met de patiënt en de familie; 2. Het niet doen van zorgvuldig onderzoek voorafgaand aan de operaties; 3. Het zonder toestemming en overleg opereren, aangezien de patiënt, gezien zijn verwardheid, geen beslissingen kon nemen; 4. Het niet noteren van de inhoud van zogenaamde gesprekken die met de familie zouden hebben plaatsgevonden; 5. Het schenden van de zorgplicht door patiënt direct na de operatie over te dragen aan de hoofdbehandelaar; 6. Het ontbreken van nazorg na het overlijden van de patiënt. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het beroep voor zover daarbij de klacht is uitgebreid of aangevuld en verwerpt het beroep voor het overige.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:69 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200250W

    Voor zover de aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden dateren van voor de mondelinge behandeling in de beroepszaak (zaaknummer 200250) op 22 januari 2021, of betrekking hebben op hetgeen tijdens die mondelinge behandeling is gezegd of gebeurd, is het wrakingsverzoek te laat ingediend. Voor zover het wrakingsverzoek is gebaseerd op de brief van 9 februari 2021 is dit wel tijdig ingediend. Dit betekent dat enkel de brief van 9 februari 2021 als grondslag van het wrakingsverzoek heeft te gelden. De brief van 9 februari 2021 is door mr. A.M. van Amsterdam, als lid van het presidium, geschreven en ondertekend namens het voltallige presidium. De wrakingskamer is van oordeel dat er geen objectieve reden is voor vrees bij verzoekers dat sprake zal zijn van (een schijn van) vooringenomenheid bij verweerder bij de behandeling van voornoemd hoger beroep. Daarvoor staat de brief van 9 februari 2021 in een te ver verwijderd verband met de beroepszaak. Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:57 Raad van Discipline Amsterdam 20-882/A/NH 20-883/A/NH/D

    Klacht en dekenbezwaar gegrond. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de geheimhoudingsplicht uit de mediationovereenkomst te schenden. Hij heeft hiermee de kernwaarde integriteit geschonden. De raad legt in zowel de gegrond verklaarde klacht als het gegrond verklaarde dekenbezwaar één maatregel op, te weten een berisping.