Zoekresultaten 10301-10310 van de 44770 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:234 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.137

    Klacht tegen internist/ MDL-arts. Klager dient een klacht in over de zorg voor zijn (inmiddels) overleden moeder. Na een val is patiënte gezien op de spoedeisende hulpafdeling van het ziekenhuis en naar huis teruggekeerd. Twee dagen later is patiënte in het ziekenhuis opgenomen. Beklaagde besluit tot een behandelbeleid gericht op comfort in plaats van een curatieve behandeling. Klager verwijt beklaagde onzorgvuldig medisch handelen met als zwaartepunt het verrichten van euthanasie zonder toestemming van patiënte. Ook verwijt klager beklaagde dat dit niet (vooraf) met hem is besproken. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager ontvankelijk en verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:52 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-283

    Toewijzing verzoek ex artikel 60b Advocatenwet. De raad constateert dat de gedragingen van verweerder elkaar gedurende een lange periode hebben opgevolgd, en een dusdanige spreiding vertonen – zij variëren van onvoldoende deskundigheid en professionaliteit tot een gebrek aan onafhankelijkheid – dat verweerder, in de termen van artikel 60b van de Advocatenwet, geen blijk geeft van een behoorlijke praktijkuitoefening. Daarbij komt dat verweerder ter zitting van de raad geen inzicht heeft getoond in zijn disfunctioneren, althans zich onvoldoende bewust is van de ernst daarvan. Dit laatste brengt de raad tot het oordeel dat, anders dan door verweerder verzocht, niet kan worden volstaan met een minder verstrekkende voorziening dan schorsing voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2021:45 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/260

    Klager verblijft in een TBS-kliniek. Hij verweet verweerder, psychiater, dat hij ademhalingsproblemen heeft gekregen door een verkeerde medicijnencombinatie, dat verweerder zijn medicatie heeft verhoogd en hem medicatie heeft gegeven waarvan hij ernstig depressief is geraakt. Later heeft klager zijn klachten ingetrokken, maar verweerder heeft verzocht de klachten toch te behandelen. De klachten zijn ongegrond verklaard. Ongegrond

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:280 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200204

    Op grond van de Advocatenwet worden uitsluitend klachten tegen een deken of tegen advocaat-leden van de raad van discipline door de voorzitter verwezen naar een deken van een andere orde. Onderhavige klacht is gericht tegen (uitsluitend) de stafjurist van de deken. Nu de klacht verband houdt met verweersters optreden als gemachtigde van de deken in een klachtprocedure tegen de deken, zal de voorzitter de klacht niettemin verwijzen naar een deken van een andere orde. Van de deken kan immers niet worden verlangd dat hij in het kader van een klacht onderzoek doet naar de gedraging van zijn gemachtigde.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:53 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-426

    Dekenbezwaar, die in drie hoofdonderwerpen zijn te verdelen: de wijze van optreden van verweerder als werkgever in zijn arbeidsgeschil met mr. R, de wijze van optreden van verweerder jegens de deken en bepaalde derden na het bemiddelingsgesprek tussen verweerder en mr. R bij de deken, en het handelen van verweerder voor/na de afwijzing door de Raad van de Orde van de goedkeuring van de stage en patronaatschap van mr. H op het kantoor van verweerder. De raad oordeelt de deken niet-ontvankelijk in een aantal bezwaren, omdat de daarin verweten gedragingen niet het algemeen belang betreffen waarop de deken moet toezien. Verweerder heeft op niet zorgvuldige en integere wijze een aantal toevoegingen, die op naam van mr. R stonden, onbevoegd en prematuur bij de Raad voor Rechtsbijstand in het persoonlijke account van mr. R. gedeclareerd. Verweerder heeft daarna geweigerd om op verzoek van de Raad voor Rechtsbijstand de op zijn kantoorrekening ontvangen toevoegingsgelden terug te betalen. De onwelwillende en intimiderende wijze van bejegening door verweerder van de medewerkers van de Raad voor Rechtsbijstand daarna is naar het oordeel van de raad zeer onbetamelijk geweest en getuigt van een gebrek aan respect voor deze belangrijke ketenpartner van de advocatuur. Daarnaast heeft verweerder de grens om de eigen (kantoor)belangen te verdedigen met de nodige rechtsmiddelen ruimschoots overschreden, zowel vóór als ook na de afwijzing van de goedkeuring tot stage van mr. H bij hem op kantoor. Niet alleen heeft verweerder vele medewerkers van het Ordebureau en van de Raad van de Orde op buitensporige en ook op buitenproportionele wijze onder druk gezet, met als enige doel zijn eigen gelijk te halen. Verweerder heeft bovendien het zeer zware middel van een voorlopig getuigenverhoor van 17 getuigen namens zichzelf en namens zijn kantoor geëntameerd tegen diezelfde personen. Met welk doel verweerder dit alles zo heeft gedaan en waarom juist tegen mensen waarmee hij binnen zijn beroepsgroep nauw moet kunnen samenwerken, heeft verweerder de raad niet duidelijk kunnen maken; een toereikende verklaring daarvan ontbreekt. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt, de kernwaarde (financiële) integriteit geschonden en het vertrouwen van derden in de beroepsgroep geschaad. Het zou verweerder volgens de raad sieren om zijn houding van de altijd benadeelde persoon om te buigen naar een houding die past bij een professionele advocaat, die open staat voor redelijk overleg. Als stok achter de deur wordt aan verweerder een voorwaardelijke schorsing van vier weken opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2021:6 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/46

    Afwikkeling eenvoudige nalatenschap waarover tussen erfgenamen geen onenigheid bestaat. De notaris is vanaf het overlijden van erflaatster medio 2007 betrokken geweest bij haar nalatenschap en medio 2012 benoemd als vereffenaar daarvan. Ruim 13 jaren later en b ijna 1,5 jaar na zijn toezegging bij de mondelinge behandeling van de eerste tuchtklacht over zijn handelwijze in deze nalatenschap en al zijn toezeggingen nadien, heeft de notaris de nalatenschap echter nog altijd niet afgewikkeld. Inmiddels zijn al meerdere erfgenamen overleden die hun aandeel in de nalatenschap nooit hebben mogen ontvangen. De notaris heeft pas na 13 jaren concrete informatie gegeven aan de erfgenamen over de omvang en samenstelling van de nalatenschap en de daarna opgestelde “boedelbeschrijving achteraf” beschouwt de kamer als een blamage. De notaris wekt de indruk van gemakzucht en slordigheid, mede door fouten en inconsequenties in zijn (proces)stukken, terwijl hij er mede door zijn (proces)houding n og altijd geen blijk van geeft dat hij zich er daadwerkelijk van bewust is dat hij als notaris en uit hoofde van zijn benoeming als vereffenaar gehouden is de belangen van de erfgenamen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te behartigen en dat hij daarbij in de gegeven omstandigheden voldoende voortvarend moet handelen. Hierdoor heeft de notaris het vertrouwen dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen in ernstige mate beschadigd, terwijl hij de belangen van klager bovendien niet met de grootst mogelijke zorgvuldigheid heeft behartigd. Zorgvuldigheid is één van de kernwaarden van het notariaat. De kamer rekent dit de notaris zeer ernstig aan, vooral ook omdat de tuchtrechter eerder tuchtmaatregelen aan hem heeft opgelegd. Deze maatregelen hebben gezien het in de beslissing beschreven en beoordeelde handelen en nalaten van de notaris niet geleid tot de daarmee beoogde gedragsverandering. In deze zaak heeft de notaris naar het oordeel van de kamer wederom een hoge mate van desinteresse tentoongespreid. Dat de notaris in de periode tussen de beslissing op de eerste klacht over de nalatenschap en de indiening van deze tweede klacht zelfs niet de moeite heeft genomen om te reageren op de berichten van klager, heeft de kamer geschokt. Daarom is de kamer van oordeel dat het ter bescherming van het maatschappelijk vertrouwen in de zorgvuldige vervulling van het notarisambt noodzakelijk is de tuchtmaatregel van ontzetting uit het ambt op te leggen. Proc eskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:67 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-747/DB/LI

    Klacht over eigen advocaat. De raad overweegt dat een zorgvuldig optredend advocaat in een zaak waarin een toevoeging is verstrekt zijn cliënt tijdig en schriftelijk behoort te wijzen op de mogelijkheid van een intrekking van die toevoeging en dat hij vervolgens de cliënt eigener beweging periodiek schriftelijk een urenspecificatie en kostenopgave verstrekt, zodat de cliënt de gelegenheid krijgt om zijn eigen afweging te maken omtrent de financiële risico’s bij het doorzetten van de zaak. Vaststaat dat verweerder klager niet correct schriftelijk heeft geïnformeerd over de resultaatstoetsing en de mogelijke consequenties daarvan voor klager. Immers, bij e-mail d.d. 12 april 2019 heeft verweerder klager ten onrechte voorgehouden dat de hoogte van het schikkingsbedrag niet van invloed zou zijn op de toevoeging, hetgeen nogmaals door verweerder bevestigd is in zijn email van 18 april 2019. Gegrond. Waarschuwing. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:68 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-185/DB/ZWB

    Klacht van curator tegen advocaat. Klager is curator van UA B.V. Vast staat dat klachtonderdeel 1 betrekking heeft op werkzaamheden die verweerster heeft verricht in de periode voorafgaand aan het faillissement van UA B.V.. Noch de heer K, noch UA B.V. hebben zich over het optreden van verweerster beklaagd en klager heeft de klacht ook niet namens de heer K of UA B.V. ingediend. In de periode waarop de klacht betrekking heeft was verweerster ook geen wederpartij van klager, zodat klager is aan te merken als derde. De raad concludeert dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in zijn hoedanigheid van curator een rechtstreeks belang heeft bij klachtonderdeel 1. Klachtonderdeel 1 is dus niet-ontvankelijk. Omdat klachtonderdeel 2 betrekking heeft op uitlatingen die verweerster heeft gedaan in de tussen klager en verweerster bij de deken gevoerde klachtprocedure kan klager wel in dit onderdeel van de klacht worden ontvangen. In de brief d.d. 26 november 2018 heeft verweerster gesteld: “ik betwist voorts bekendheid met concrete vorderingen van andere schuldeisers, met name of een bank enige aanspraak maakte op welke afdracht dan ook”. Gezien de inhoud en strekking van de op 15 december 2016 gesloten depotovereenkomst, waarbij verweerster partij was en waarin in de considerans expliciet is bepaald dat de Bank uit hoofde van gepretendeerde pandrechten aanspraak maakte op betaling van het beslagen bedrag van € 111.070,85, heeft verweerster naar het oordeel van de raad met die stelling in haar brief d.d. 26 november 2018 feiten gesteld waarvan zij de onwaarheid kende of had kunnen kennen. Klachtonderdeel 2 is gegrond. Waarschuwing. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:69 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-839/DB/LI

    Klacht over eigen advocaat. Klacht over kwaliteit van de dienstverlening deels niet-ontvankelijk op grond van art. 46g Advocatenwet, deels ongegrond en deels gegrond. Vast staat dat klager verweerder op 25 oktober 2017 aansprakelijk heeft gesteld en dat verweerder de claim eerst op 23 en 26 februari 2018 heeft doorgeleid aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. De raad is van oordeel dat verweerder te weinig voortvarendheid heeft betracht na ontvangst van de aansprakelijkstelling. Waarschuwing. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:70 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-969/DB/OB

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. De voorzitter is van oordeel dat verweerder door ten laste van klaagster conservatoir beslag te leggen de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid, niet heeft overschreden. De klachtonderdelen 1, 2 en 3 zijn kennelijk ongegrond. De klacht dat verweerder niet heeft gereageerd op het uitvoerig gemotiveerde en met bewijsstukken onderbouwde bezwaar dat klaagster op 30 januari 2020 heeft gemaakt en de ontvangst daarvan ook niet heeft bevestigd mist feitelijke grondslag en is eveneens kennelijk ongegrond.