Zoekresultaten 81-90 van de 449 resultaten

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:6 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2021/3751

    Een psychotherapeut is een seksuele relatie aangegaan met klaagster, die zij op dat moment behandelde in haar eigen praktijk. Klaagster dient daar een klacht over in. Zij verwijt de psychotherapeut verder dat zij het seksueel grensoverschrijdende gedrag ook na de behandelperiode heeft laten voortduren en vertrouwelijke informatie over andere patiënten met haar heeft gedeeld. De klacht is gegrond. De psychotherapeut had geen seksuele relatie mogen aangaan met een aan haar zorg toevertrouwde patiënte. Ook had zij geen informatie over in elk geval één andere patiënt met klaagster mogen delen. De psychotherapeut heeft hiermee niet professioneel gehandeld en haar beroepsnormen ernstig geschonden. Doorhaling.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2023/5230

    Een gz-psycholoog is een seksuele relatie aangegaan met klaagster, die zij op dat moment behandelde in haar eigen praktijk. Klaagster dient daar een klacht over. Zij verwijt de gz-psycholoog verder dat zij het seksueel grensoverschrijdende gedrag ook na de behandelperiode heeft laten voortduren en vertrouwelijke informatie over andere patiënten met haar heeft gedeeld. De klacht is gegrond. De gz-psycholoog had geen seksuele relatie mogen aangaan met een aan haar zorg toevertrouwde patiënte. Ook had zij geen informatie over in elk geval één andere patiënt met klaagster mogen delen. De gz-psycholoog heeft hiermee niet professioneel gehandeld en haar beroepsnormen ernstig geschonden. Doorhaling.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:8 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1493

    Klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige was werkzaam in de instelling waar klager verbleef. Zij hield zich bezig met behandeling en ondersteuning van cliënten bij hun resocialisatieproces. De verpleegkundige heeft gedurende zes weken als persoonlijk begeleider nazorg aan klager verleend waarna klager zelfstandig ging wonen met ambulante begeleiding. Op enig moment heeft de verpleegkundige klager thuis bezocht en is een seksuele relatie ontstaan die circa 1,5 jaar heeft geduurd. Vijf maanden na het beëindigen van de relatie heeft klager de instelling over de relatie geïnformeerd. Na onderzoek is de verpleegkundige op staande voet ontslagen. Klager verwijt de verpleegkundige dat zij hem seksueel heeft misbruikt, hem heeft voorgelogen en valse aangifte heeft gedaan, dat hij door haar gedetineerd heeft gezeten en nu geestelijk onstabiel is, waardoor hij weer bij psychologen in behandeling moet, dat door haar zijn huisdieren dood zijn en hij nu weer schulden heeft, en dat zij klager niet onder ogen wil komen om uitleg te geven, zodat klager het kan afsluiten. Het Regionaal Tuchtcollege acht het eerste klachtonderdeel gegrond en legt aan de verpleegkundige de maatregel van voorwaardelijke schorsing van twee maanden met een proeftijd van twee jaar op, en verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:9 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1532

    Klacht tegen verpleegkundig specialist GGZ. Verweerder was als persoonlijk begeleider van cliënte werkzaam in een instelling voor acute psychiatrie. Verweerder is cliënte daarna ambulant blijven begeleiden. Op enig moment is een affectieve relatie ontstaan. IGJ verwijt verweerder dat hij zijn professionele grenzen heeft overschreden door een persoonlijke relatie aan te gaan met de aan zijn zorg toevertrouwde cliënte en bij cliënte op onzorgvuldige wijze EMDR-therapie heeft uitgevoerd wat betreft de wijze van aanvang, de verslaglegging en de wijze van beëindiging van deze therapie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in alle onderdelen gegrond verklaard en verweerder daarvoor een deels voorwaardelijke schorsing opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar met onder meer de bijzondere voorwaarde van het volgen van een supervisietraject. De inspectie is in beroep gekomen tegen de manier waarop de maatregel in het dictum van de beslissing was geformuleerd. Het beroep van de Inspectie slaagt en Centraal Tuchtcollege herformuleert de opgelegde maatregel en de daarbij opgelegde voorwaarden. Het Centraal Tuchtcollege brengt het tijdverloop van de beroepsprocedure in mindering op het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde maatregel.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/3936

    Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij tijdens een reguliere behandeling zonder haar toestemming seksueel grensoverschrijdende handelingen bij haar heeft verricht. Volgens het college is vast komen te staan dat de fysiotherapeut bij klaagster een inwendige handeling heeft verricht zonder haar toestemming. Daarmee heeft de fysiotherapeut de door hem in acht te nemen zorgvuldigheids- en integriteitsnormen vergaand overschreden. Klacht gegrond. Doorhaling van de inschrijving in het BIG-register.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2022:197 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4167

    Gegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij tijdens de behandelrelatie een seksuele relatie met haar is aangegaan. De fysiotherapeut heeft hiermee misbruik gemaakt van de vertrouwensrelatie met klaagster. Verweerder erkent de seksuele relatie maar doet een beroep op de niet-ontvankelijkheid van klaagster. Volgens verweerder kan worden betwijfeld of klaagster ook instemt met de klacht ondanks ondertekening van het klaagschrift. De door de gemachtigde van klaagster naar voren gebrachte psychische problemen van klaagster die het grensoverschrijdend gedrag van verweerder extra kwalijk maken worden door verweerder betwist. Het college acht klaagster ontvankelijk (zie beslissing 6.1) en is van oordeel dat verweerder de beroepsnormen ernstig geschonden heeft door tijdens de behandelrelatie een seksuele relatie aan te gaan met een patiënte. Bovendien heeft verweerder deze contacten geruime tijd laten voortduren en heeft hij de seksuele en behandelrelatie niet actief beëindigd. Bij het opleggen van de maatregel houdt het college er rekening mee dat verweerder niet eerder voor enige overtreding van de beroepsnormen tuchtrechtelijk is aangesproken, verweerder nu inziet dat zijn gedrag niet door de beugel kon en in therapie is om herhaling in de toekomst te voorkomen. Daarnaast wordt de recidivekans van verweerder als bijzonder klein ingeschat (schriftelijke verklaring behandelend psycholoog verweerder) en heeft verweerder in zijn praktijk maatregelen getroffen om het onderwerp grensoverschrijdend gedrag beter bespreekbaar te maken. Bij het opleggen van de maatregel neemt het college daarnaast in aanmerking dat verweerder op zowel persoonlijk als professioneel vlak negatieve gevolgen heeft ondervonden als gevolg van alle gebeurtenissen. Alles overwegende is het college van oordeel dat een voorwaardelijk schorsing voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar de meest passende maatregel is. Klacht gegrond verklaard. Voorwaardelijke schorsing voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar die ingaat op de dag dat de beslissing onherroepelijk is geworden. Daarnaast wordt deze beslissing bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie aangeboden aan het tijdschrift FysioPraxis.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:223 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1259

    Klacht tegen internist-oncoloog. In het ziekenhuis waar de internist werkzaam was is binnen de vakgroep een enquête gehouden over het opleidingsklimaat. Uit deze enquête en uit verder onderzoek komt disfunctioneren van verweerder naar voren op onderwerpen als bereikbaarheid, aanspreekbaarheid, communicatie en bejegening. Er volgt een persoonlijk ontwikkelingsplan, een schriftelijke waarschuwing en begeleiding door een coach.Tijdens dit traject treedt klaagster sub 3 in dienst voor een opleiding tot verpleegkundige specialist. Zij geeft op verzoek van verweerder meerdere keren zelfstandig uitslagen van scans aan patiënten door zonder supervisie. Op enig moment doet zij eerst mondeling en later formeel melding van seksuele intimidatie/grensoverschrijdend gedrag door de internist. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klachten van het ziekenhuis, het MSB en klaagster sub 3 gegrond en legt aan de internist de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in het BIG-register op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de internist tegen deze beslissing. Dit betekent dat de internist zijn werk in die hoedanigheid niet meer mag uitoefenen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2022:186 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4254

    Gegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. Verweerder heeft klaagster kort na de beëindiging van de behandelrelatie een sms gestuurd waaruit blijkt dat hij bepaalde gevoelens had voor klaagster. Hij vroeg haar of zij die ook voor hem had en of zij vertrouwelijk met dit bericht kon omgaan. Volgens klaagster handelde verweerder grensoverschrijdend en onprofessioneel. Door haar geheimhouding te vragen belastte verweerder haar onnodig en werd haar therapie belemmerd. Verweerder erkent dat hij een misstap heeft begaan. Het college overweegt dat verweerder met het versturen van de sms de grenzen heeft overschreden van wat van een redelijk bekwame en redelijk handelende psychotherapeut mag worden verwacht. De handelwijze van verweerder acht het college ernstig verwijtbaar. Door op klaagster (minst genomen) een moreel appèl te doen om verder te zwijgen over de sms waarvan verweerder zich toen al realiseerde dat deze ongepast was, heeft hij op klaagster een onnodige en onevenredig druk gelegd. Dat klemt te meer, nu klaagster vanwege haar mentale klachten in een zeer kwetsbare positie verkeerde en daarvoor ook onder behandeling was bij verweerder. Gelet op het tijdsverloop tussen het versturen van de sms’en en de klacht, en het inzicht dat verweerder (in ieder geval ter zitting) heeft getoond in de verstrekkende gevolgen die zijn handelen heeft gehad op de gezondheid en het herstel van klaagster, volstaat het college met een berisping. Klacht gegrond verklaard. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:164 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4466

    Klaagster is een GGZ instelling waar beklaagde in dienst was. Beklaagde heeft met een patiënte die in zorg is bij klaagster een affectieve relatie gekregen die zeven maanden heeft geduurd. Beklaagde heeft zich aan het begin van deze periode teruggetrokken als case-manager van patiënte. Hij heeft de relatie met patiënte altijd verzwegen, ook toen hier naar gevraagd werd. Beklaagde heeft de relatie met patiënte beëindigd toen zij haar zorgverleners op de hoogte had gebracht van de relatie. Hij heeft zich uitgeschreven uit het BIG-register en is in therapie gegaan. Hij is niet meer werkzaam bij klaagster.Klaagster verzoekt het college beklaagde ex artikel 48 lid 4 BIG het recht te ontzeggen zich wederom in het BIG-register in te schrijven. Beklaagde heeft de klachtonderdelen erkend en is het eens met de conclusie dat hij niet meer het recht heeft zich wederom in te schrijven in het BIG-register.Het college stelt vast dat de klacht gegrond is en legt aan beklaagde de maatregel van een verbod tot herschrijving op.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:145 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022-4058

    De klacht tegen een verpleegkundige gaat over seksueel grensoverschrijdend gedrag. De IGJ verwijt de verpleegkundige dat hij een affectieve en seksuele relatie is aangegaan met een cliënte en dat erkent de verpleegkundige. Het college verklaart de klacht gegrond en legt de verpleegkundige een voorwaardelijke schorsing op van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Aan deze schorsing zijn bijzondere voorwaarden verbonden.