ECLI:NL:TGZRAMS:2022:197 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4167

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:197
Datum uitspraak: 23-12-2022
Datum publicatie: 23-12-2022
Zaaknummer(s): A2022/4167
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij tijdens de behandelrelatie een seksuele relatie met haar is aangegaan. De fysiotherapeut heeft hiermee misbruik gemaakt van de vertrouwensrelatie met klaagster. Verweerder erkent de seksuele relatie maar doet een beroep op de niet-ontvankelijkheid van klaagster. Volgens verweerder kan worden betwijfeld of klaagster ook instemt met de klacht ondanks ondertekening van het klaagschrift. De door de gemachtigde van klaagster naar voren gebrachte psychische problemen van klaagster die het grensoverschrijdend gedrag van verweerder extra kwalijk maken worden door verweerder betwist. Het college acht klaagster ontvankelijk (zie beslissing 6.1) en is van oordeel dat verweerder de beroepsnormen ernstig geschonden heeft door tijdens de behandelrelatie een seksuele relatie aan te gaan met een patiënte. Bovendien heeft verweerder deze contacten geruime tijd laten voortduren en heeft hij de seksuele en behandelrelatie niet actief beëindigd. Bij het opleggen van de maatregel houdt het college er rekening mee dat verweerder niet eerder voor enige overtreding van de beroepsnormen tuchtrechtelijk is aangesproken, verweerder nu inziet dat zijn gedrag niet door de beugel kon en in therapie is om herhaling in de toekomst te voorkomen. Daarnaast wordt de recidivekans van verweerder als bijzonder klein ingeschat (schriftelijke verklaring behandelend psycholoog verweerder) en heeft verweerder in zijn praktijk maatregelen getroffen om het onderwerp grensoverschrijdend gedrag beter bespreekbaar te maken. Bij het opleggen van de maatregel neemt het college daarnaast in aanmerking dat verweerder op zowel persoonlijk als professioneel vlak negatieve gevolgen heeft ondervonden als gevolg van alle gebeurtenissen. Alles overwegende is het college van oordeel dat een voorwaardelijk schorsing voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar de meest passende maatregel is. Klacht gegrond verklaard. Voorwaardelijke schorsing voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar die ingaat op de dag dat de beslissing onherroepelijk is geworden. Daarnaast wordt deze beslissing bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie aangeboden aan het tijdschrift FysioPraxis.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 23 december 2022 naar aanleiding van de klacht van:


A,
wonende te B,
klaagster,
gemachtigde: C, wonende te B,


tegen


D,
fysiotherapeut,
(destijds) werkzaam te E en B,
verweerder, hierna ook: de fysiotherapeut,
gemachtigde: mr. A.J.F. Vokurka-Viruly, werkzaam te Den Haag.


1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 15 april 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 2 juni 2022;
- het proces-verbaal van het op 14 juli 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek met bijlagen;
- de brief van 30 augustus 2022 met bijlage, binnengekomen op 1 september 2022, van de gemachtigde van verweerder; en
- de brief van de secretaris aan klaagster van 4 november 2022.
De zaak is behandeld op de openbare zitting van 11 november 2022. Klaagster was afwezig, haar gemachtigde is wel verschenen. Verweerder is verschenen en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Alle aanwezigen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.


2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
Klaagster en de fysiotherapeut zijn gedurende de behandelrelatie een seksuele relatie aangegaan van ruim zes maanden. Klaagster verwijt dit de fysiotherapeut en stelt dat hij misbruik heeft gemaakt van de vertrouwensrelatie. Het college komt tot de conclusie dat de klacht ontvankelijk is, dat de klacht gegrond is en legt de fysiotherapeut een voorwaardelijke schorsing van zes maanden op. Hieronder legt het college uit hoe het tot deze beslissing is gekomen.

3. Wat is er precies gebeurd?
3.1 De fysiotherapeut is werkzaam bij en praktijkeigenaar van F in B. Na een eerdere kortdurende behandelperiode in 2017 heeft klaagster zich op 11 maart 2020 opnieuw bij de fysiotherapeut gemeld in verband met functioneringsproblemen (verminderde slaap en pijnklachten). De behandelafspraken vonden één tot viermaal per maand plaats. Gemachtigde van klaagster, destijds haar partner, was in die periode ook onder behandeling bij de fysiotherapeut.

3.2 Halverwege 2021, na ongeveer 15 behandelafspraken, is de aard van de relatie tussen klaagster en de fysiotherapeut veranderd en was er meerdere keren sprake van seksueel contact. Dit bestond in eerste instantie uit het maken van toespelingen, een zoen en seksuele aanrakingen die plaatsvonden in de behandelkamer. Ook werden er via WhatsApp seksueel getinte berichten en video’s uitgewisseld. De fysiotherapeut heeft verklaard dat de feitelijke seks tweemaal buiten de praktijk heeft plaatsgevonden in 2022.


3.3 De laatste behandelafspraak vond plaats op 27 januari 2022. Begin 2022 is ook de seksuele relatie tussen klaagster en de fysiotherapeut geëindigd.


3.4 Op 2 april 2022 heeft gemachtigde van klaagster bewijs van de seksuele relatie gevonden op de laptop van klaagster. Gemachtigde van klaagster heeft de fysiotherapeut hiermee geconfronteerd en heeft daarna meerdere berichten gestuurd aan de echtgenote van de fysiotherapeut en alle medewerkers van de fysiotherapiepraktijk om hen in te lichten over de seksuele relatie. Met deze berichten heeft de gemachtigde van klaagster onder meer video’s als bewijs meegestuurd. Gemachtigde van klaagster stuurde deze e-mailberichten vanuit een door hem aangemaakt e-mailadres waarbij hij het deed voorkomen alsof de e-mails van de fysiotherapeut afkomstig waren.


3.5 Hierna heeft de fysiotherapeut zijn team ingelicht over de gebeurtenissen en zijn er in de fysiotherapiepraktijk gesprekken opgestart om tot een nieuw praktijkprotocol over grensoverschrijdend gedrag te komen. Sinds 12 mei 2022 is de fysiotherapeut in therapie bij een psycholoog.


4. Wat houdt de klacht in?
4.1 Klaagster verwijt – na intrekking van een deel van de aanvankelijk ingediende klacht als omschreven in het klaagschrift – de fysiotherapeut dat hij tijdens de behandelrelatie een seksuele relatie met haar is aangegaan. De fysiotherapeut heeft hiermee misbruik gemaakt van de vertrouwensrelatie met klaagster. De relatie en het gezin van klaagster zijn hierdoor verwoest. Door gemachtigde van klaagster is naar voren gebracht dat klaagster een kwetsbare vrouw is en dat zij psychische problemen heeft. Dit maakt het grensoverschrijdend gedrag extra kwalijk.

5. Wat is het verweer?
5.1 De fysiotherapeut erkent de seksuele relatie, maar heeft in zijn verweerschrift een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid. Hoewel klaagster het klaagschrift heeft ondertekend, kan volgens hem worden betwijfeld of zij ook instemt met de klacht. Uit het klaagschrift blijkt dat klaagster niet bij de tuchtprocedure wil worden betrokken. Daarnaast lijkt het erop – gezien sommige formuleringen in het klaagschrift – dat de klacht namens de gemachtigde van klaagster is ingediend en niet als gemachtigde namens klaagster.


5.2 De fysiotherapeut betwist dat hij ervan op de hoogte was dat klaagster psychische problemen had. Hij ervoer de relatie destijds als gelijkwaardig. Inmiddels realiseert hij zich dat de verhouding tussen een patiënt en een hulpverlener ongelijk is en dat dit nooit had mogen gebeuren.


5.3 Sinds 12 mei 2022 is hij in therapie bij een psycholoog. De therapie richt zich op het verkrijgen van meer zelfinzicht en hoe hij een dergelijke situatie in de toekomst kan voorkomen. In de fysiotherapiepraktijk is op zijn initiatief een nieuw protocol over grensoverschrijdend gedrag opgesteld en vinden nu op regelmatige basis gesprekken plaats over dit onderwerp.


5.4 Ten slotte voert de fysiotherapeut aan dat de gebeurtenissen na het ontdekken van de seksuele relatie een hoge impact hebben op het leven van de fysiotherapeut, zowel zakelijk als privé. De e-mailberichten van de gemachtigde van klaagster veroorzaakten veel stress bij de fysiotherapeut, zijn echtgenote en het team. Naar aanleiding van de gebeurtenissen is een aantal medewerkers uit de praktijk vertrokken met als gevolg dat de fysiotherapeut een van zijn twee praktijklocaties heeft moeten sluiten.


6. Wat zijn de overwegingen van het college?


Is klaagster ontvankelijk?
6.1 In principe kan ervan worden uitgegaan dat een klager of klaagster die het klaagschrift heeft ondertekend ook instemt met de klacht. Naar aanleiding van het niet-ontvankelijkheidsverweer heeft de secretaris van het college telefonisch contact opgenomen met klaagster. In het telefoongesprek van 3 november 2022 heeft klaagster mondeling verklaard dat zij achter de klacht staat (met uitzondering van een tweede klachtonderdeel, dat daarom als ingetrokken wordt beschouwd, zie 4.1). De secretaris van het college heeft het telefoongesprek op 4 november 2022 schriftelijk aan klaagster bevestigd. Klaagster heeft dit gesprek en de inhoud van de brief niet betwist. Op grond hiervan acht het college klaagster ontvankelijk. Het college zal de klacht daarom inhoudelijk bespreken. Welke criteria gelden bij de beoordeling?


6.2 De vraag is of de fysiotherapeut de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende fysiotherapeut. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen ten tijde van het handelen.

6.3 Binnen een behandelrelatie bevindt de patiënt zich in een afhankelijke positie ten opzichte van de zorgverlener. Daarom mag van een intieme relatie tussen beiden geen sprake zijn. Het is aan de zorgverlener om de grenzen van de behandelrelatie te bewaken. Dit uitgangspunt vloeit voort uit artikel 7:453 Burgerlijk Wetboek (goed hulpverlenerschap). Voor fysiotherapeuten is deze norm verder uitgewerkt in de KNGF Beroepscode voor de Fysiotherapeut (hierna: de beroepscode). Ten tijde van het handelen gold de beroepscode uit 2020. Daarnaast zijn toepasselijke beroepsnormen opgenomen in de brochure van de inspectie ‘Het mag niet, het mag nooit: seksueel grensoverschrijdend gedrag in de gezondheidszorg’ uit 2016.


De inhoudelijke beoordeling
6.4 Tijdens de zitting heeft gemachtigde van klaagster naar voren gebracht dat er ook geslachtsgemeenschap in de behandelkamer heeft plaatsgevonden, terwijl het volgens de fysiotherapeut in de behandelkamer bij een zoen en aanrakingen is gebleven. Volgens de fysiotherapeut vond de feitelijke seksuele interactie buiten de fysiotherapiepraktijk plaats. Hoewel de partijen van mening verschillen over de precieze gebeurtenissen, staat vast dat de fysiotherapeut tijdens de behandelrelatie een seksuele relatie met een van zijn patiënten is aangegaan en dat hij daarmee de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening ernstig heeft overschreden.


6.5 Ter voorkoming van een situatie die ten grondslag lag aan de klacht, geeft het college het volgende als leerpunt mee aan de beroepsgroep. Tijdens de zitting heeft de fysiotherapeut toegelicht hoe de aard van de relatie tussen klaagster en de fysiotherapeut gradueel veranderde. Volgens de fysiotherapeut lag het initiatief voor de seksuele interactie bij klaagster. Zij gaf bepaalde ‘hints’ en kleedde zich uitdagend. Zo droeg zij bij een van de behandelafspraken een body zonder bh, waardoor zij zich meer dan nodig moest uitkleden voor de behandeling. Het college benadrukt dat het niet uitmaakt of klaagster instemde met de seksuele interactie of dat zij hier zelf op aandrong. Tijdens de behandelrelatie zijn patiënten afhankelijk van de zorgverlener en daarom is een seksuele relatie nooit toegestaan. In artikel 2 van de beroepscode staat dat de fysiotherapeut de behandeling moet overdragen als bij de fysiotherapeut of bij de patiënt affectieve of seksuele gevoelens een rol spelen. Vanaf het moment dat de fysiotherapeut de eerste signalen van klaagster ontving, had hij dit naar het oordeel van het college moeten bespreken met zijn team. De behandeling had dan zorgvuldig kunnen worden overgedragen.


Conclusie
6.6 De conclusie is dat de klacht gegrond is.

6.7 Aan de fysiotherapeut wordt een voorwaardelijke schorsing opgelegd. De fysiotherapeut heeft de beroepsnormen ernstig geschonden door tijdens de behandelrelatie een seksuele relatie aan te gaan met een patiënt. Bovendien heeft hij deze contacten geruime tijd laten voortduren en heeft hij de seksuele en behandelrelatie niet actief beëindigd. Hier staat tegenover dat de fysiotherapeut niet eerder voor enige overtreding van de beroepsnormen tuchtrechtelijk is aangesproken. Hij heeft voorts verklaard dat hij nu wel inziet dat zijn gedrag niet door de beugel kon en dat hij in therapie is om herhaling in de toekomst te voorkomen. De psycholoog van de fysiotherapeut heeft schriftelijk verklaard de kans op recidive als bijzonder klein in te schatten. Ook in de fysiotherapiepraktijk heeft de fysiotherapeut maatregelen getroffen om het onderwerp grensoverschrijdend gedrag beter bespreekbaar te maken. Tot slot neemt het college in aanmerking dat de fysiotherapeut op zowel persoonlijk als professioneel vlak negatieve gevolgen heeft ondervonden als gevolg van alle gebeurtenissen. Alles overwegende is het college van oordeel dat een voorwaardelijke schorsing voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar de meest passende maatregel is.


Publicatie
6.8 Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk lering kunnen trekken uit wat hiervoor onder 6.5 is overwogen.


7. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- schorst de bevoegdheid van de fysiotherapeut om de aan de inschrijving in het register verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van zes maanden;
- beveelt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het college later anders mocht bepalen omdat de fysiotherapeut voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die hij als fysiotherapeut behoort te betrachten, of in strijd is met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt;
- bepaalt dat de proeftijd ingaat op de dag dat deze beslissing onherroepelijk is geworden; en
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift FysioPraxis.


Deze beslissing is gegeven door E.F. Brinkman, voorzitter, A.C. Hendriks, lid-jurist,
W. Langoor, M.J.F. Vuister en S.E. Dekker, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
L.B.M. van ‘t Nedereind, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022.