Zoekresultaten 121-130 van de 449 resultaten

  • ECLI:NL:TGZREIN:2021:76 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/3179

    Voormalig werkgever verwijt verpleegkundige dat hij zich (seksueel) grensoverschrijdend heeft gedragen ten opzichte van twee cliënten en zich niet toetsbaar heeft opgesteld. Daarmee heeft de verpleegkundige niet de zorg van een goed hulpverlener in acht genomen. Grensoverschrijdend gedrag staat vast en verpleegkundige heeft zich niet toetsbaar opgesteld. Alle klachtonderdelen gegrond. Doorhaling. Voorlopige voorziening: schorsing van de inschrijving. Publicatie. Kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2021:138 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag D2021/20-2021-002

    Gegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster verwijt beklaagde dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ongewenste intimiteiten/grensoverschrijdend gedrag. Het College acht de verklaring van de fysiotherapeut dat de borsten tijdens de behandeling onbedoeld kunnen zijn aangeraakt, maar dat niet in de tepels is geknepen niet geloofwaardig nu die verklaring pas ter zitting voor het eerst is afgelegd. De fysiotherapeut heeft ter zitting erkend dat hij klaagster een zoen op haar voorhoofd heeft gegeven. De verklaring van klaagster ter zitting dat tijdens de behandeling richting de schaamstreek werd gewreven, is ter zitting niet uitdrukkelijk weersproken. Klacht gegrond verklaard, schorsing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2021:96 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/0027

    Klacht van werknemer tegen bedrijfsarts. Volgens klager heeft de bedrijfsarts zich tijdens een spreekuurcontact grensoverschrijdend en intimiderend uitgelaten, onder meer over een brief die de advocaat van klager aan de arbeidsdeskundige had geschreven. Daarnaast verwijt klager de bedrijfsarts dat hij geweigerd heeft de brief van de advocaat aan het dossier toe te voegen en dat hij na het betreffende spreekuurcontact zijn werkzaamheden niet per direct heeft neergelegd.Het college is het met klager eens dat de door de bedrijfsarts tijdens het spreekuur gebezigde bewoordingen niet gepast zijn en dat de bedrijfsarts zich beter anders had kunnen uitdrukken. Echter alle omstandigheden in aanmerkingen nemend acht het college de bewoordingen niet zodanig dat de bedrijfsarts hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.Ook overigens is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake, zodat de klacht ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2021:97 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/0038

    Klacht van advocaat tegen bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft zich in een spreekuurcontact met een werknemer, zijnde cliënt van klager, uitgelaten over een brief die klager aan de arbeidsdeskundige had geschreven. Volgens klager zijn de bewoordingen van de bedrijfsarts jegens hem intimiderend en grensoverschrijdend en is de bedrijfsarts hiermee niet gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.Naar het oordeel van het college is klager als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 van de Wet BIG aan te merken nu de uitlatingen van de bedrijfsarts hem betreffen en deze voor klager nadelige gevolgen kunnen hebben (gehad). Toetsing aan tweede tuchtnorm. De uitlatingen van de bedrijfsarts zijn weliswaar ongepast, echter onvoldoende om beklaagde een tuchtrechtelijk verwijt als bedoeld in de tweede tuchtnorm te maken. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2021:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2020/06

    Klacht tegen verpleegkundige. Laten ontstaan van een moeder-dochterrelatie met jonge patiënte tijdens dan wel aansluitend op de behandelrelatie. Ook in 2011/2012 moest de verpleegkundige, al lag de nadruk destijds vooral op het verbod op een seksuele relatie, zich realiseren dat een dergelijke relatie in elk geval zonder overleg met de leidinggevende niet toegestaan was. Bovendien heeft de verpleegkundige deels op dwingende wijze behandeladviezen gegeven die indruisten tegen de reguliere behandeling en patiënte daarvan afhielden. Mede omdat de verpleegkundige niet ter zitting is verschenen volgt een doorhaling.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2021:30 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2021/35

    Klacht tegen psychotherapeut ingediend door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (inspectie). De psychotherapeut is bestuurder van een instelling waar hij ook zelf als psychotherapeut werkt. De inspectie heeft een melding ontvangen van een voormalige patiënt van de psychotherapeut, inhoudende dat er een persoonlijke en intieme relatie is ontstaan tussen beiden tijdens de behandelrelatie en dat er in dezelfde periode zakelijke transacties tussen beiden hebben plaatsgevonden. Het college verklaart de klacht gegrond en legt aan de psychotherapeut – vanwege het gebrek aan zelfinzicht, zijn niet toetsbare opstelling en de kans op herhaling – de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in het BIG-register op.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2021:118 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-023

    Deels gegronde klacht tegen een psychiater. Klager is vader van drie kinderen. Hij, zijn ex-echtgenote en de drie kinderen (destijds onder de 16 jaar) waren in behandeling bij de psychiater. Op grond van de stukken en het bestuderen van de medische dossiers is niet vast komen te staan dat de psychiater de kinderen in de periode dat zij daartoe geen toestemming van vader had, toch heeft behandeld, in de zin dat ze face-to-face contact met hen heeft gehad. De opvallend veel gedeclareerde uren verklaart de argwaan bij klager, maar volgens de psychiater is dit voor indirecte tijd. Het ‘doorbehandelen’ komt niet vast te staan. Uit de stukken, waaronder het rapport van de RvdK, de informatie van Veilig Thuis en de processen-verbaal van de verschillende procedures bij de rechtbank blijkt dat de psychiater, ongetwijfeld uit betrokkenheid met de kinderen en mogelijk de ex-echtgenote, haar professionele distantie is kwijtgeraakt. Het College stelt vast op grond van de stukken dat de psychiater zich haast onbegrensd en opvallend actief is gaan bemoeien met instanties die zich bezighouden met de veiligheid van de kinderen, zoals Veilig Thuis en de RvdK. Hiermee treedt beklaagde buiten haar bevoegdheid en deskundigheid (zij heeft geen forensische expertise) en heeft ze onprofessioneel gehandeld. Het buitensporig veel uren voor indirecte tijd declareren en de wijze van declareren in combinatie met het ontbreken van de duiding van de vermelde uren in de medische dossiers is onzorgvuldig te noemen en daarom ook tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht deels gegrond, berisping.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2021:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/2399

    De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd verwijt de arts dat hij ernstig (seksueel) grensoverschrijdend heeft gehandeld en verder in de privésfeer van patiënte is doorgedrongen dan strikt noodzakelijk in het kader van de hulpverlening, heeft nagelaten de arts-patiëntrelatie te beëindigen op het moment dat andere dan zakelijke en in een professionele hulpverleningssituatie passende communicatie en gevoelens een rol gingen spelen, de arts-patiëntrelatie niet op adequate manier heeft beëindigd en niet voor adequate overdracht heeft gezorgd en is tekortgeschoten in de dossiervorming. Alle klachtonderdelen zijn gegrond. Geen inzicht getoond. Doorhaling. Voorlopige voorziening: schorsing van de inschrijving. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:144 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.227

    Klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster verwijt hem (1) dat hij haar jarenlang seksueel heeft misbruikt en (2) dat hij een situatie heeft laten ontstaan waarin zij steeds afhankelijker van hem werd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart het eerste klachtonderdeel ongegrond, omdat er geen bewijs is voor een seksuele relatie en deze ook niet aannemelijk is gemaakt. Dat college laat zich niet uit over het tweede klachtonderdeel. Ook het Centraal Tuchtcollege acht seksueel misbruik niet aannemelijk gemaakt, maar verklaart het tweede klachtonderdeel wel gegrond. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de fysiotherapeut buiten zijn deskundigheidsterrein is getreden en niet voldoende professionele distantie heeft bewaard. Aan de fysiotherapeut wordt een berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:139 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2021/1022

    Klacht van de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tegen een fysiotherapeut. IGJ verwijt de fysiotherapeut onder meer dat hij tijdens de behandelrelatie niet de professionele distantie heeft gehouden tot patiënte en ernstig seksueel grensoverschrijdend heeft gehandeld jegens patiënte. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond, legt op de maatregel van doorhaling en schorst bij wijze van voorlopige voorziening met onmiddellijke ingang de bevoegdheid van de fysiotherapeut om de aan zijn inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen. De fysiotherapeut komt hiertegen in beroep. In deze tussenbeslissing geeft het Centraal Tuchtcollege alleen een oordeel over de uitgesproken voorlopige voorziening. Het Centraal Tuchtcollege handhaaft de schorsing. De fysiotherapeut mag in afwachting van de eindbeslissing zijn beroep niet uitoefenen.