Zoekresultaten 11-16 van de 16 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:82 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.061 en C2021.065

    Klacht tegen kinderarts. Deze klacht is ingediend naar aanleiding van de behandeling van de zoon van klagers (patiënt), die op zesjarige leeftijd is overleden. Patiënt is op een zaterdag via de spoedeisende hulp opgenomen op de kinderafdeling met (onverklaarbare) klachten, waaronder hoofdpijnaanvallen. Patiënt had eerder een middenoorontsteking gehad. Op zondagmiddag is een lumbaalpunctie gedaan en bleek een bacteriële meningitis. Patiënt is enkele weken later overleden. Klagers hebben meerdere verwijten geformuleerd, die door het Regionaal Tuchtcollege zijn samengevat in vijf onderdelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de arts op een aantal momenten onvoldoende invulling heeft gegeven aan haar rol van (superviserend) kinderarts door patiënt niet zelf te beoordelen, en dat zij onvoldoende is nagegaan of nader onderzoek naar de oorzaken van de toestand patiënt aangewezen was. In zoverre is de klacht gegrond verklaard. Ter zake daarvan is aan de arts de maatregel van een berisping opgelegd. De overige klachtonderdelen, die kort gezegd zien op de communicatie met klagers, de dossiervoering en het natraject, zijn ongegrond verklaard. Klagers en de arts hebben allebei zelfstandig beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het beroep van klagers wordt verworpen. Het beroep van de arts slaagt. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het handelen van de arts op bepaalde punten beter had gekund, maar dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing in eerste aanleg en verklaart de klacht alsnog in zijn geheel ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:83 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.038

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Klager heeft zich op enig moment ziekgemeld bij zijn werkgever. Klager is toen begeleid door een bedrijfsarts en een re-integratiecoach van een arbodienst. Nadien is klagers werkgever van arbodienst veranderd. De nieuwe arbodienst werkt met zelfstandig gevestigde bedrijfsartsen, waaronder de beklaagde bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts dat zijn praktijkruimte niet voldoet aan de gestelde normen/eisen, dat de bedrijfsarts te snel, zonder zorgvuldig onderzoek, heeft geoordeeld dat er sprake was van een arbeidsconflict, dat de bedrijfsarts zonder zijn toestemming contact heeft opgenomen met zijn coach, dat de probleemanalyse vol fouten, verkeerde aannames en leugens staat en dat klager geen klacht kon indienen bij de bedrijfsarts omdat hij geen klachtenregeling heeft. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege betrekt, met instemming van partijen, het nieuwe klachtonderdeel over de aanpassing van het medisch dossier bij de klacht en verklaart dit klachtonderdeel gegrond, bepaalt dat geen tuchtmaatregel wordt opgelegd en verwerpt het beroep voor het overige.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:77 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1105

    Klacht tegen arts. Klager is door verweerster gekeurd in het kader van een verlenging van een eerder verleende gehandicaptenparkeerkaart. Verweerster heeft in haar advies geconcludeerd dat klager niet in aanmerking komt voor een gehandicaptenkaart. De klacht betreft de kwaliteit van het door verweerster opgestelde rapport en haar bejegening ten opzichte van klager. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:84 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.018

    Klacht tegen arts. Klager heeft een aanvraag gedaan bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven en aan hem is een uitkering behorend bij letselcategorie 5 toegekend. Klager heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt en verweerder, als medisch adviseur verbonden aan de dienst justitiële inrichtingen, is naar aanleiding van dat bezwaar door het Schadefonds gevraagd te adviseren over de letselcategorie waarbinnen het letsel van klager past. Verweerder heeft op basis van het dossier van klager ook letselcategorie 5 geadviseerd. Klager verwijt verweerder dat hij op basis van onvoldoende onderzoek een onjuist rapport heeft opgesteld, een verkeerd advies heeft gegeven, zijn klachten bagatelliseert en niet onafhankelijk is. Ook is het voor klager niet duidelijk of de arts bevoegd is medisch advies uit te brengen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht deels van onvoldoende gewicht en voor het overige kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:78 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1062

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Klager heeft na een oproep het spreekuur van de arbo-verpleegkundige van de bedrijfsarts bezocht. Klager verwijt de bedrijfsarts, dat hij klagers medisch onderzoek niet zelf heeft uitgevoerd, terwijl dat wel had gemoeten, maar in plaats daarvan klager heeft laten zien en horen door een medewerker van de arbodienst, dat hijeerst geprobeerd heeft een second opinion-traject, waar klager wettelijk en volgens de CAO recht op heeft, tegen te houden en dat hij de begeleiding van klager heeft beëindigd.Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en aan de bedrijfsarts de maatregel van berisping opgelegd. De bedrijfsarts is van deze beslissing in beroep gekomen en klager heeft incidenteel beroep ingesteld tegen de ongegrond verklaarde klachtonderdelen. De bedrijfsarts heeft hierna het principaal beroep ingetrokken. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het incidenteel beroep van klager en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:85 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.011

    Klacht tegen gz-psycholoog. Klager heeft een klacht ingediend tegen de adjunct-directeur Behandeling en Zorg van het forensisch psychiatrisch centrum (FPC) waar klager als TBS-gestelde verbleef. Na signalen over een mogelijk niet-professionele relatie tussen klager en de (hoofd/regie)behandelaar van de FPC heeft een intern onderzoek plaatsgevonden wat heeft geleid tot een melding bij de Inspectie en het ministerie van Justitie en veiligheid. Klager is daarna met spoed overgeplaatst naar een ander FPC. Klager heeft vervolgens een klacht ingediend bij de beklagcommissie van het eerste FPC. Beklaagde heeft informatie verstrekt aan de beklagcommissie en aan het opvolgend FPC. Ook heeft anonieme berichtgeving plaatsgevonden op de website van het FPC en in de media. Klager heeft een tuchtklacht ingediend over de informatieverstrekking aan de beklagcommissie en het opvolgend FPC en over de berichtgeving op de website van het FPC en in de media. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.