ECLI:NL:TGZCTG:2022:83 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.038
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2022:83 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-04-2022 |
Datum publicatie: | 13-04-2022 |
Zaaknummer(s): | C2021.038 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Gegrond, geen maatregel |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een bedrijfsarts. Klager heeft zich op enig moment ziekgemeld bij zijn werkgever. Klager is toen begeleid door een bedrijfsarts en een re-integratiecoach van een arbodienst. Nadien is klagers werkgever van arbodienst veranderd. De nieuwe arbodienst werkt met zelfstandig gevestigde bedrijfsartsen, waaronder de beklaagde bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts dat zijn praktijkruimte niet voldoet aan de gestelde normen/eisen, dat de bedrijfsarts te snel, zonder zorgvuldig onderzoek, heeft geoordeeld dat er sprake was van een arbeidsconflict, dat de bedrijfsarts zonder zijn toestemming contact heeft opgenomen met zijn coach, dat de probleemanalyse vol fouten, verkeerde aannames en leugens staat en dat klager geen klacht kon indienen bij de bedrijfsarts omdat hij geen klachtenregeling heeft. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege betrekt, met instemming van partijen, het nieuwe klachtonderdeel over de aanpassing van het medisch dossier bij de klacht en verklaart dit klachtonderdeel gegrond, bepaalt dat geen tuchtmaatregel wordt opgelegd en verwerpt het beroep voor het overige. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2021.038 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., bedrijfsarts, (destijds) werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde:
mr. R.J. Peet, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 28 februari 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle
tegen C. – hierna de bedrijfsarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van 15 december
2020, onder nummer 034/2020, heeft dat college de klacht ongegrond verklaard.
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De bedrijfsarts heeft een verweerschrift
in beroep ingediend.
Het Centraal Tuchtcollege heeft hierna van beide partijen nog correspondentie ontvangen.
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege
van 21 februari 2022, waar zijn verschenen klager, vergezeld door zijn zoon, en de
bedrijfsarts, bijgestaan door mr. Peet. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.
Klager heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die hij aan het Centraal
Tuchtcollege en aan de wederpartij heeft overhandigd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld.
“2. DE FEITEN
Op grond van de stukken (waaronder het op verzoek van de secretaris van het college
door E. op 29 mei 2020 ingezonden medisch dossier van klager) en het verhandelde ter
zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende
te worden uitgegaan.
Klager, geboren in 1960, was werkzaam als maintenance manager in de luchtvaart en
is sinds 31 juli 2019 ziekgemeld. Per 1 januari 2020 is de werkgever van klager veranderd
van Arbodienst. Eerst was de Arbodienst F. en dat is overgegaan naar E.. E. schakelt
zelfstandig gevestigde bedrijfsartsen in.
De bedrijfsarts G., verbonden aan F., noteerde op 13 september 2019 dat klager arbeidsongeschikt
was op medische gronden. Hij adviseerde op 25 oktober 2019 om langer de tijd te nemen
voor herstel, nog te wachten met re-integratie en om klager te laten ondersteunen
door een re-integratiecoach. G. noteerde op 13 december 2019 onder meer:
“Stand van zaken;
Het gaat nog niet goed met de belastbaarheid van de heer A.. Hij heeft begeleiding
en moet dit afwachten.
Advies;
Ik acht de heer A. nog niet in staat om te re-integreren. Contact houden is momenteel
ook belastend voor hem. Het voorstel van de coach om dit twee maanden via haar te
laten verlopen lijkt me goed. (..) Wanneer de heer A. weer kan re-integreren is moeilijk
te zeggen. Ik adviseer om rekening te houden met 6 maanden.”
Beklaagde is werkzaam als zelfstandig gevestigd bedrijfsarts onder zijn bedrijfsnaam
H.. Op verzoek van E. heeft beklaagde klager gezien op 6 februari 2020 omstreeks 11.00
uur.
De praktijkruimte van beklaagde zit in een gemeenschappelijk gebouw met verschillende
activiteiten, onder andere een sportschool op de eerste verdieping. De praktijk van
beklaagde is op de begane grond waar ook een fysiotherapiepraktijk is gevestigd. De
ontvangstruimte is een grote gemeenschappelijke ruimte. De spreekkamer van beklaagde
is afgezonderd van de fysiotherapiepraktijk.
Klager heeft beklaagde informatie verstrekt van zijn coach. De coach was ingeschakeld
op advies van de bedrijfsarts van F. de heer G. om de re-integratie in het eerste
spoor te begeleiden. In haar informatie, voor zover relevant, is vermeld dat de gezondheid
van klager niet verbeterde en dat G. klager nog niet belastbaar achtte voor werk.
Verder is er als plan genoteerd om eerst te werken aan de gezondheid van klager om
daarna te kijken welke mogelijkheden er zijn richting een volgende fase. Als opties
zijn besproken een vaststellingsovereenkomst op termijn met studie innovatie management
en een arbeidsdeskundig onderzoek met mogelijk een tweede spoortraject.
In het medisch dossier noteerde beklaagde voor zover relevant:
“Werknemer vertelt uitvoerig dat er sprake is van werkgerelateerde problematiek. Hij
is ziek sinds 31-07-2019: nu 6 maanden!!
Reden was stressgerelateerde klachten; zeer uiteenlopend.
Hij was maintenance manager ft, vanaf 1 januari 2020 zou dit zijn gesplitst, volgens
werknemer is het de manier om mensen weg te pesten. Hij geeft aan dat hij al heel
lang een problematische verhouding –conflictueuze relatie heeft met de directeur,
hij wordt weggepest, de directeur speelt een smerig spelletje om hem weg te werken.
Klachten; hij is helemaal op, veel diffuse klachten, hij was in behandeling maar dat
helpt totaal niet.
Werknemer overhandigt een plan; hij heeft een externe coach (I. werkzaam bij J.) voor
de begeleiding ingeschakeld.
Behandeling: hij had GGZ ingeschakeld maar had geen nut, momenteel geen behandeling;
Beleid
richtlijn arbeidsconflict van toepassing; toegelicht aan client, client zegt daar
eens mee te zijn>oplossingsgericht: zie plan van aanpak verslag coach;
hij is er over aan het nadenken; formeel na 6 maanden wel benutbare mogelijkheden
(situationeel AOG voor huidige werk);
client geeft aan dat hij alle energie wil steken om situatie op te lossen na 6 maanden;
hoe langer men wacht hoe moeilijker het wordt en allerlei niet-terzake-doende aspecten
de overhand gaan spelen.
Advies en beleid uitgebreid toegelicht aan werknemer en afgestemd, CLIENT geeft dat
hij volledig mee eens is eens:
Bedrijfsarts toont begrip voor de penibele situatie van werknemer;
Bedrijfsarts heeft begrip getoond voor de situatie
Tz t oude dossier opvragen.
Client is er over aan het nadenken, formeel na ruim 6 maanden wel benutbare mogelijkheden
(situationeel AOG voor huidige werk),; alle energie steken in situatie na
6 maanden, hoe langer men wacht hoe moeilijker het wordt en met allerlei niet-terzake-doende
aspecten de overhand gaan spelen.
Beleid uitgebreid toegelicht aan werknemer en afgestemd, bedrijfsarts toont begrip
voor de situatie client. ”
Verder noteerde beklaagde in het medisch dossier dat het gesprek zeer harmonieus was
verlopen en dat het beleid en het advies met klager was besproken en akkoord bevonden.
Hij noteerde: “WN geeft dat hij volledig mee eens is!!!” en dat hij op 6 februari
2020 op verzoek van cliënt overleg heeft gehad met zijn coach.
Ten slotte noteerde beklaagde dat hij op verzoek van klager met zijn coach had gesproken
“al jaren conflictueze situatie met directeur. Mediation in verleden gehad; geen effect
client overweegt misschien toch VSO”
Beklaagde noteerde in zijn probleemanalyse die klager op 7 februari 2020 om 08.33
uur per e-mail ontving voor zover relevant:
“De aard van de beperkingen ten aanzien van arbeid konden geobjectiveerd worden gedurende
het spreekuur.
Werknemer geeft aan dat er sprake is van werkgerelateerde problematiek; deze kunnen
zeer stressvol zijn en geven heftige reacties; dit is het geval bij medewerker; hij
heeft klachten die hem momenteel beperken in persoonlijk functioneren.
De zgn. richtlijn arbeidsconflicten (lees werkgerelateerde problematiek) is van toepassing.
Dat houdt het volgende in.
- Betrokkene dragen een gezamenlijke verantwoordelijkheid om te komen tot een constructieve
oplossing.
- Oplossingsgericht handelen en denken: bij werkgerelateerde problematiek dienen
partijen zich verder tot het uiterste in te spannen om het conflict alsnog op te lossen.
- De richtlijn zegt dat in vrijwel alle gevallen (ook bij ernstige klachten) moet
het mogelijk zijn om met elkaar in gesprek te gaan; uitstellen van een (lastig) gesprek
maakt het niet makkelijker op en verhoogt de terugkeerdrempel.
Belastbaarheid
De Hoge Raad heeft meerdere malen bevestigt dat bij een werkgerelateerde problematiek/
conflict de vooronderstelling dat de ongeschiktheid tot werken rechtstreeks voortvloeit
uit ziekte en/of gebrek niet rechtvaardigt. Ziek melden kan een tijdelijke oplossing
zijn maar is geen structurele oplossing. Uit het belastbaarheid/belasting onderzoek
wordt geconcludeerd dat
- Er geen sprake is van zgn. Geen Duurzaam Benutbare Mogelijkheden; er zijn dus
wel arbeidsmogelijkheden.
- De belastbaarheid voor eigen en aangepast werk wel / niet wordt overschreden
door de beperkingen.
Werknemer heeft dus wel benutbare arbeidsmogelijkheden en kan hij re-integreren. In
afwachting van de definitieve oplossing wordt geadviseerd om medewerker tijdelijk
van arbeid te ontzien of juist te laten re-integreren op een andere afdeling en/of
andere leidinggevende als tijdelijke oplossing.
Er is een coach aangesteld door werknemer, die heeft een plan van aanpak
dd. 9-12-2020 [bedoeld is 9-12 2019, RTC Zwolle] gemaakt.
Werknemer heeft wat tijd nodig om de belastbaarheid te verbeteren en na te denken
over mogelijke oplossingen.
Er worden hierin diverse opties overwogen; werkgever en werknemer dienen hierin samen
een beslissing te nemen.
Ter voorkoming van verslechtering van de belastbaarheid is een oplossing op korte
termijn wel noodzakelijk.
De bedrijfsarts geeft géén waardeoordeel, we hebben alleen een signalerende en adviserende
functie.
Werknemer en werkgever zijn gewezen op de mogelijkheid van een second opinion (zgn.
deskundigenoordeel) aanvragen bij UWV (www.uwv.nl)
Overige informatie
Geschiktheid werk
Uit het belastbaarheid/belasting onderzoek wordt geconcludeerd dat
- Er geen sprake is van zgn. Geen Duurzaam Benutbare Mogelijkheden; er zijn dus
wel arbeidsmogelijkheden.
- De belastbaarheid voor eigen en aangepast werk wel / niet wordt overschreden
door de beperkingen.
Werknemer heeft dus wel benutbare arbeidsmogelijkheden en kan hij re-integreren. In
afwachting van de definitieve oplossing wordt geadviseerd om medewerker tijdelijk
van arbeid te ontzien of juist te laten integreren op een andere afdeling en/of andere
leidinggevende als tijdelijke oplossing.
Einddoel
Nog niet bekend, omdat:
afhankelijk is van gekozen oplossing.”
Op 6 februari 2020 stuurde klager een WhatsApp bericht naar zijn coach:
“Goedemiddag I., van morgen bij de arbo arts geweest. Een hele moderne Heeft niet
gevraagd hoe ik me voel en heeft ook niet gevraagd wat ik mankeer. Eigenlijk had hij
ook totaal geen info over mij. Ik heb hem een kopie gegeven van alle informatie die
ik van jou heb mogen ontvangen. Ik moest hem ook nog vertellen dat ik al 6 maanden
thuis was (?) Zijn reactie … Ow. Vervolgens was het enige waar hij het nog overhad
was het feit dat hij aan de werkgever ging voorstellen om een vaststellingsovereenkomst
te maken. Waarom ik je dit stuur is dat hij, de arboarts, aangaf dat hij jou zal consulten.
Graag een berichtje terug als hij dat gedaan heeft. Mvg A.”
Op 7 februari 2020 om 08.37 uur ontving klager van zijn coach het volgende bericht:
” Goedemorgen A.. Kan mij je indrukken wel voorstellen. Ik heb hem inderdaad gesproken
gisteren. Moest ook even wennen.
Hij ziet het conflict als reden van je ziek zijn. Hij gaat adviseren: arbeidsgeschikt
maar vrijgesteld van werk tot het conflict is opgelost. Prima als hij de werkgever
gaat adviseren op een vaststellingsovereenkomst. Laat hij de stap maar zetten. Denk
wel dat het goed is als K. bij ons gesprek aanschuift om het een en ander af te stemmen.
Is dat akkoord voor jou? Hgr I.”
Klager antwoordde:
“Goedemorgen, ik ga dit eerst even overdenken en bespreken met anderen. En zeer waarschijnlijk
ga ik een officiële klacht indienen over deze “arts”. Deze arts zit in een groot gebouw
van L.. Moest mij melden bij de koffiebar, waar 4 mensen mij dommig zaten aan te kijken.
Vervolgens moest ik 10 minuten wachten in een hele drukke en lawaaierige omgeving.
Mijn kop barste bijna uit elkaar. Ik vind dit echt te gek voor woorden. De arts had
geen info heeft geen vragen gesteld maar wist direct dat er een conflict(?) was en
er dus een vaststellingsovereenkomst moest komen. Hoe komt hij er in godsnaam bij
dat ik arbeidsgeschikt ben? Idioot! Mvg A.”
De coach antwoordde:
“Doe de stappen die past. Dit is inderdaad raar. Verstandig. Laten we er de volgende
keer ook rustig over praten. Hgr I..”
Op 10 februari berichtte klager:
“Wat ook grappig is dat hij jouw intake gesprek ziet als plan van aanpak.”
Vervolgens reageerde de coach:
“Voor je spreekuur afspraak had ik hem een par vragen per mail gestuurd.
1) wat is je belastbaarheid?
2) Is het gezien je gezondheid haalbaar om een afspraak in te plannen met je contact
persoon van je bedrijf?
Ik moet dat officieel vragen omdat ik niets mag zeggen over je belastbaarheid. Dat
moet een arts doen.”
In een volgend bericht schreef de coach:
“Ja dat is zeker grappig. Dat zei hij overigens niet tegen mij.”
Op 14 februari 2020 heeft de coach van klager beklaagde een e-mail gestuurd. Daarin
staat onder andere:
“Als slot wil ik aangeven dat in de terugkoppeling van de bedrijfsarts staat dat de
werknemer een coach (ik) heeft aangesteld en dat de coach een plan van aanpak half
december heeft opgesteld. Ik wil je erop wijze dat deze informatie niet klopt. Ik
ben aangesteld door de heer G. van F. om de re-integratie in het eerste spoor te begeleiden.
Ik stel ook geen plannen van aanpak op. Dat doet de werkgever en de werknemer. In
mijn terugkoppeling van de afspraken staan adviezen.”
Klager heeft op 13 februari 2020 zijn onvrede geuit bij E.. Beklaagde heeft hier op
14 februari 2020 kennis van genomen. Beklaagde heeft op 20 februari 2020 telefonisch
contact opgenomen met klager om zijn onvrede te bespreken en klager herhaaldelijk
uitgenodigd voor een gesprek. Klager is verder verwezen naar de klachtenregeling van
E.. Deze is in gang gezet. In tweede instantie is klager gewezen op de mogelijkheid
gebruik te maken van de klachtenregeling van H..
Klager heeft een deskundigenoordeel gevraagd bij het UWV. De beoordeling heeft plaatsgevonden
zonder fysiek contact vanwege de Coronacrisis. De conclusie, gedateerd
6 april 2020, van de verzekeringsarts was:
“De klant is per geschildatum 06-02-2020 niet geschikt te achten voor het uitvoeren
van de bedongen arbeid. Opstarten in ander werk kan plaatsvinden nadat er aan een
goede en open communicatie wordt vorm gegeven.”
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven –
1. dat de praktijkruimte niet voldoet aan de gestelde normen/eisen;
2. dat beklaagde te snel, zonder zorgvuldig onderzoek, heeft geoordeeld dat er
sprake was van een arbeidsconflict;
3. dat beklaagde zonder zijn toestemming contact heeft opgenomen met zijn
coach;
4. dat de probleemanalyse vol fouten, verkeerde aannames en leugens staat;
5. dat klager geen klacht kon indienen bij beklaagde omdat hij geen
klachtenregeling heeft.
4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE
Beklaagde voert - zakelijk weergegeven - aan dat de tegen hem ingediende klacht ongegrond
is. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel
handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een
antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven
binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met
de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met
hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Het college is ten aanzien van het eerste klachtonderdeel van oordeel dat de praktijkruimte,
zoals door klager en beklaagde beschreven, niet afwijkt van wat gebruikelijk is in
de bedrijfsgezondheidszorg. Het college begrijpt dat klager, in verband met zijn gezondheidssituatie
en de tinnitus waaronder hij lijdt, extra gevoelig is voor de geluiden in de ontvangstruimte.
Dat betekent echter niet dat het feit dat beklaagde, in een paramedische setting,
de ontvangstruimte deelt met de fysiotherapiepraktijk die naast zijn praktijkruimte
is gelegen en het feit dat zich boven de praktijkruimte een sportcentrum bevindt,
tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Klager en beklaagde zijn het er immers over eens dat
de praktijkruimte wel volledig gescheiden is, terwijl ook niet is aangevoerd dat in
die praktijkruimte zelf hinder werd ondervonden van lawaaierige omgevingsgeluiden.
Daarmee voldoet de praktijkruimte aan de daaraan te stellen eisen.
Het eerste klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
5.3
Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel acht het college van belang dat beklaagde
in zijn probleemanalyse niet heeft vermeld dat er naar zijn mening sprake is van een
arbeidsconflict, of dat daaruit blijkt dat zou zijn besproken dat er sprake is van
een arbeidsconflict. Wel heeft de bedrijfsarts in zijn probleemanalyse geschreven
dat de zogenaamde richtlijn arbeidsconflicten van toepassing is, maar daarbij is vermeld
“(lees: werkgerelateerde problematiek)”. Dit stemt overeen met de analyse dat het
verzuim van klager verband hield met werkgerelateerde problematiek, hetgeen klager
tijdens het spreekuur zou hebben aangegeven. Ook ter zitting heeft klager geïllustreerd
dat er problemen waren in de werksituatie, terwijl dit tevens blijkt uit de tussenrapportage
van klagers coach. Daarbij komt dat in de probleemanalyse niet is beschreven dat klager
geschikt is bevonden voor zijn eigen werkzaamheden. Het advies is juist geweest om
hem tijdelijk van arbeid te ontzien of juist te laten re-integreren op een andere
afdeling. Ook voor het overige blijkt niet uit het dossier dat beklaagde te snel,
zonder zorgvuldig onderzoek, heeft geoordeeld dat er sprake was van een arbeidsconflict.
Het college merkt in dit verband op dat het niet zo is dat aan het verweer van beklaagde
meer geloof wordt gehecht dan aan het betoog van klager, maar dat dit betoog, gelet
op de gemotiveerde betwisting daarvan door beklaagde, niet is komen vast te staan.
Dit betekent dat ook het tweede klachtonderdeel ongegrond wordt bevonden.
5.4
Evenmin is komen vast te staan dat beklaagde zonder klagers toestemming contact heeft
opgenomen met zijn coach. Hierbij kent het college betekenis toe aan de omstandigheid
dat klagers coach uit eigen beweging voorafgaand aan de afspraak van 6 februari 2020
contact heeft gezocht met beklaagde en hem een aantal vragen heeft voorgelegd. Verder
is van belang dat klager tijdens de afspraak van 6 februari 2020 zelf de tussenrapportage
van zijn coach aan beklaagde heeft verstrekt en dat hij vervolgens in een WhatsApp-bericht
aan zijn coach heeft meegedeeld dat beklaagde contact met haar zou opnemen. In dat
WhatsApp-bericht heeft klager niet gezegd dat geen informatie over hem gedeeld zou
mogen worden. Ter zitting heeft klager bovendien niet expliciet aangegeven dat hij
zijn toestemming om contact met zijn coach op te nemen heeft geweigerd, maar slechts
dat hij zich niet kan herinneren dat hem om toestemming is gevraagd. Hiertegenover
staat echter de verklaring van beklaagde dat hij wél om toestemming heeft gevraagd
en dat die niet is geweigerd. Hoewel het verstandiger zou zijn om een dergelijke toestemming
te noteren in het dossier, betekent de enkele omstandigheid dat dit niet is genoteerd,
gegeven de hiervoor geschetste omstandigheden, niet dat ervan uitgegaan moet worden
dat die toestemming er niet was. Ook hier geldt dat het college de verklaring van
de een niet zwaarder weegt dan de verklaring van de ander, maar slechts dat het college,
gelet op de betwisting van het door klager gestelde, niet kan vaststellen of klager
al dan niet toestemming heeft verleend om contact op te nemen met zijn coach. Dat
betekent dat ook dit klachtonderdeel niet gegrond bevonden zal worden.
5.5
In het vierde klachtonderdeel wordt naar voren gebracht dat de probleemanalyse vol
fouten, verkeerde aannames en leugens staat.
Het college merkt in dit verband op dat het de probleemanalyse mager acht, vooral
gelet op het feit dat er veel algemeenheden zijn beschreven, niet duidelijk is omschreven
wat de beperkingen zijn en er geen duidelijk advies wordt verstrekt. Aldus wordt het
aan de werkgever gelaten om een keuze te maken tussen de diverse genoemde opties.
Tekenend daarvoor is dat vermeld wordt dat de belastbaarheid voor eigen en aangepast
werk wel/niet wordt overschreden door beperkingen, zonder dat daarbij een van de opties
is doorgehaald.
De omstandigheid dat er onvoldoende richting door beklaagde wordt gegeven, betekent
echter niet dat daarin fouten, verkeerde aannames en leugens zijn opgenomen. In de
probleemanalyse is immers wel beschreven dat er geen sprake is van een situatie van
‘Geen Duurzaam Benutbare Mogelijkheden’ en is het advies opgenomen om klager tijdelijk
van arbeid te ontzien of te laten re-integreren op een andere afdeling of onder een
andere leidinggevende. Dit stemt overeen met het oordeel van de verzekeringsarts van
het UWV. In hetgeen klager in zijn klaagschrift en zijn repliek schrijft en in de
toelichting van klager ter zitting heeft het college, mede tegen de achtergrond van
het verweerschrift, de dupliek en de verklaringen van beklaagde ter zitting, evenmin
voldoende aanknopingspunten kunnen vinden voor de gestelde fouten, verkeerde aannames
en leugens.
Daarbij merkt het college op dat het niet kan vaststellen op welk moment beklaagde
het medisch dossier van klager heeft opgemaakt en het op dit punt dan ook moet doen
met de verklaring van beklaagde ter zitting dat hij dit dossier meteen na het gesprek
met klager heeft opgemaakt.
Concluderend acht het college de op dit onderdeel geformuleerde klacht, hoewel de
beschreven probleemanalyse niet de schoonheidsprijs verdient, niet gegrond.
5.6
Het college kan klager tot slot niet volgen in het vijfde onderdeel van zijn klacht.
Ter zitting heeft klager immers toegelicht dat hij een klacht heeft ingediend via
de klachtenregeling van E., welke klacht nog loopt.
Bovendien had klager de mogelijkheid om een klacht in te dienen via de klachtenregeling
van de federatie FZB, bij welke federatie beklaagde via zijn besloten vennootschap
H.-B.V. is aangesloten. Beklaagde heeft toegelicht dat hij klager op 20 februari 2020
ook op deze mogelijkheid heeft gewezen. Ook dit klachtonderdeel is dus ongegrond.
5.7
De conclusie van het bovenstaande is dan ook dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond
wordt bevonden. ”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
weergegeven in overweging 2. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij
wil met zijn beroep zijn klacht in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege laten
beoordelen. Het doel van het beroep van klager is dat het Centraal Tuchtcollege zijn
klacht alsnog gegrond verklaart.
4.2 De bedrijfsarts heeft in beroep verweer gevoerd en heeft het Centraal Tuchtcollege
primair verzocht om klager niet ontvankelijk te verklaren in het beroep, en subsidiair
om het beroep te verwerpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat klager in het beroepschrift een nieuw
klachtonderdeel naar voren heeft gebracht, namelijk de klacht dat de bedrijfsarts
op
29 april 2020 het medisch dossier heeft aangepast in het belang van zijn eigen verweer
en daardoor heeft gefraudeerd.
4.4 Het Centraal Tuchtcollege stelt verder vast dat klager bij het Regionaal Tuchtcollege
Zwolle hierover een nieuwe klacht tegen de bedrijfsarts heeft ingediend. De mondelinge
behandeling van die zaak heeft plaatsgevonden op 4 februari 2022. Partijen hebben
ter zitting bij het Centraal Tuchtcollege verklaard dat de behandeling van de nieuwe
klacht is aangehouden in afwachting van de mondelinge behandeling van het beroep in
onderhavige zaak.
4.5 De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft bij aanvang van de mondelinge
behandeling van het beroep aan partijen gevraagd of zij er mee instemmen om het nieuwe
klachtonderdeel bij de behandeling van dit beroep te betrekken. Dit zou met zich meebrengen
dat klager nadat het Centraal Tuchtcollege daarover een oordeel heeft gegeven de nieuwe
klacht bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle intrekt. Partijen gaven aan hiermee
in te stemmen. Het Centraal Tuchtcollege zal daarom bij de inhoudelijke beoordeling
van het beroep tevens beslissen op de klacht van klager dat de bedrijfsarts het medisch
dossier heeft aangepast.
Inhoudelijke beoordeling
Klachtonderdeel 1: de praktijkruimte
4.6 Met dit klachtonderdeel verwijt klager de bedrijfsarts dat zijn praktijkruimte
niet voldoet aan de gestelde normen/eisen. Zo zou in de ontvangstruimte een koffiebalie
zijn en was het erg lawaaiig in die ontvangstruimte. Met het Regionaal Tuchtcollege
is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de praktijkruimte zoals door klager en
door de bedrijfsarts beschreven, niet afwijkt van wat gebruikelijk is in de bedrijfsgezondheidszorg.
Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft overweging 5.2 van de beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege en neemt deze hier volledig over.
Klachtonderdeel 2 en 3: te snel, zonder zorgvuldig onderzoek, concluderen tot een
arbeidsconflict en zonder toestemming contact opnemen met de coach van klager
4.7 Het Centraal Tuchtcollege komt ook wat betreft klachtonderdelen 2 en 3 tot
dezelfde constateringen als het Regionaal Tuchtcollege in de beslissing hierover onder
overweging 5.3 en 5.4 heeft overwogen. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met die
overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze hier over.
Klachtonderdeel 4: probleemanalyse staat vol met fouten, verkeerde aannames en met
leugens, en het medisch dossier van klager is (onrechtmatig) aangepast door de bedrijfsarts
4.8 Met het vierde klachtonderdeel verwijt klager de bedrijfsarts dat de probleemanalyse
vol fouten, verkeerde aannames en leugens staat. Net als het Regionaal Tuchtcollege
acht het Centraal Tuchtcollege de probleemanalyse mager. Er worden veel algemeenheden
beschreven, het is niet duidelijk wat de beperkingen precies zijn en er wordt ook
geen duidelijk advies verstrekt door de bedrijfsarts. Naar het oordeel van het Centraal
Tuchtcollege is echter niet komen vast te staan dat de probleemanalyse vol staat met
fouten, verkeerde aannames en leugens. De bedrijfsarts heeft immers in de probleemanalyse
beschreven dat geen sprake is van een situatie van ‘Geen Duurzaam Benutbare Mogelijkheden’
en verder geadviseerd om klager tijdelijk van arbeid te ontzien of te laten re-integreren
op een andere afdeling dan wel onder een andere leidinggevende. Ook de processtukken
en hetgeen ter zitting is besproken geven onvoldoende aanknopingspunten om te spreken
van fouten, verkeerde aannames en leugens. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
4.9 Klager verwijt de bedrijfsarts ook dat hij achteraf het medisch dossier heeft
aangepast en daarmee valsheid in geschrifte heeft gepleegd door op 29 april 2020 een
aantal zaken toe te voegen aan het dossier. De bedrijfsarts heeft hierover naar voren
gebracht dat de weergave van de feiten door klager niet strookt met feiten zoals die
volgens hem op het eenmalige spreekuur hebben plaatsgevonden. De bedrijfsarts heeft
daarom gemeend om aan de hand van zijn persoonlijke aantekeningen van het spreekuur
die hij had gemaakt, een aantekening te maken in het dossier ter verduidelijking.
De toevoeging heeft geen invloed gehad op het uitgebrachte advies in de probleemanalyse.
Ook is de toevoeging geen aanpassing maar een verduidelijking: het dient een doel
en is functioneel, te weten volledigheid van zaken en verifieerbaarheid. Volgens de
bedrijfsarts is het niet meer dan een verduidelijking van overwegingen en gedachtes
die wel gespeeld hebben tijdens het spreekuur, maar die in eerste instantie niet expliciet
genoteerd waren, en die naar aanleiding van de klacht wel noodzakelijk zijn om inzicht
te krijgen in het feitelijk verloop. Wel erkent de bedrijfsarts dat hij bij de toevoeging
de datum waarop hij dit heeft gedaan had behoren te vermelden. Het Centraal Tuchtcollege
overweegt hierover als volgt.
4.10 Vast staat dat de bedrijfsarts ruim twee maanden na het spreekuur op 29 april
2020 een aantal aanvullingen in het dossier heeft opgenomen. Zo heeft de bedrijfsarts
op die datum onder meer genoteerd (inclusief eventuele taal- en typefouten): ‘Gesprek
is zeer harmonieus verlopen beleid en advies is besproken en door werknemer akkoord
bevonden’ en ‘WN geeft aan dat hij volledig mee eens is!!!’
Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de bedrijfsarts duidelijk in het dossier
had moeten vermelden, wanneer en welke passages hij achteraf heeft toegevoegd en waarom
hij dat deed. Voor derden is het immers niet helder wat het doel is geweest van de
toevoeging. Daarbij is ook relevant dat de bedrijfsarts dit heeft gedaan toen hij
bekend werd met de tegen hem ingediende klacht. Wat de bedrijfsarts had moeten doen
is onder vermelding van de datum een notitie maken in het dossier waarin hij beschrijft
wat hem wordt verweten en hoe het spreekuur in zijn beleving is verlopen. In zoverre
heeft de bedrijfsarts tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
Voor de mate van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid acht het Centraal Tuchtcollege van
belang dat er geen veranderingen zijn aangebracht in de probleemanalyse en dat het
oorspronkelijke advies van de bedrijfsarts niet is veranderd. De bedrijfsarts is op
de zitting bevraagd over deze toevoegingen in het dossier en heeft het Centraal Tuchtcollege
er voldoende van overtuigd dat hij inziet dat hij op dit punt anders had moeten handelen.
Er is, anders dan klager stelt, geen sprake is van valsheid in geschrift of anderszins
frauduleus handelen door de bedrijfsarts. Het Centraal Tuchtcollege zal de klacht
over het achteraf aanpassen van het dossier daarom gegrond verklaren, maar gelet op
de geringe ernst van het verweten handelen en het betoonde inzicht van de bedrijfsarts
zal het Centraal Tuchtcollege volstaan met een gegrondverklaring van de klacht zonder
oplegging van een maatregel.
Klachtonderdeel 5: klager kon geen klacht indienen omdat de bedrijfsarts geen klachtenregeling
heeft
4.11 Het Centraal Tuchtcollege komt ook wat betreft klachtonderdeel 5 tot dezelfde
constateringen als het Regionaal Tuchtcollege in de beslissing hierover onder overweging
5.6 heeft overwogen. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met die overwegingen van
het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze hier over.
4.12 Al het voorgaande betekent dat het beroep van klager zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart de klacht over het achteraf aanpassen van het medisch dossier gegrond;
bepaalt dat geen tuchtmaatregel wordt opgelegd;
verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. Daalder voorzitter; J.M. Rowel-van der Linde
en
M.P. den Hollander, leden-juristen en N. Abdoelkariem en A.H.J.M. Sterk, leden-beroepsgenoten
en E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2022.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.