ECLI:NL:TGZCTG:2022:77 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1105
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2022:77 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-04-2022 |
Datum publicatie: | 13-04-2022 |
Zaaknummer(s): | C2021/1105 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen arts. Klager is door verweerster gekeurd in het kader van een verlenging van een eerder verleende gehandicaptenparkeerkaart. Verweerster heeft in haar advies geconcludeerd dat klager niet in aanmerking komt voor een gehandicaptenkaart. De klacht betreft de kwaliteit van het door verweerster opgestelde rapport en haar bejegening ten opzichte van klager. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
zaaknummer Centraal Tuchtcollege: C2021/1105
zaaknummer Regionaal Tuchtcollege in Zwolle: 160/2020 (ECLI:NL:TGZRZWO:2021:62)
beslissing in de zaak van:
A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
tegen
E., arts, (destijds) werkzaam in F., verweerster in beide instanties, hierna: de arts,
gemachtigde: mr. R.J. Peet, verbonden aan de stichting VvAA in Utrecht.
1. Procesverloop
Klager heeft op 5 oktober 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege in Zwolle een klacht
ingediend tegen de arts. Dat College heeft de klacht in zijn beslissing van 28 juni
2021 kennelijk ongegrond verklaard. Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld.
De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld op de zitting van 16 maart 2022. Klager en de arts
zijn beiden verschenen. De arts werd bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben
hun standpunten op de zitting verder toegelicht.
2. Waar gaat deze zaak over?
2.1 Klager heeft een verlenging van een eerder verleende gehandicaptenparkeer-kaart
aangevraagd en een verlenging van één jaar gekregen. Tegen deze beslissing heeft klager
bezwaar gemaakt want hij wilde een verlenging van vijf jaar of voor onbepaalde tijd.
2.2 In het kader van dit bezwaar heeft de arts klager op verzoek van de gemeente
op 16 september 2020 op haar spreekuur gezien. Naar aanleiding van haar bevindingen
heeft zij op 24 september 2020 een conceptadvies aan klager toegezonden. In dat advies
concludeert de arts dat zij geen medische noodzaak voor een gehandicaptenkaart heeft
kunnen vaststellen.
2.3 Klager heeft op 26 september 2020 per mail laten weten het niet eens te zijn
met dit advies en heeft in de mail ook toegelicht waarom niet. Naar aanleiding van
deze reactie van klager heeft de arts het rapport aangevuld. De conclusie bleef hetzelfde.
2.4 Op 7 oktober 2020 heeft de arts het aangepaste rapport met een toelichtende
brief aan klager gestuurd. Klager heeft op 16 oktober 2020 per mail laten weten dat
hij het nog steeds niet eens was met het advies en dat hij geen toestemming gaf voor
toezending van het rapport aan de gemeente.
2.5 De klacht zoals klager die heeft ingediend bestond uit acht onderdelen. Het
Regionaal Tuchtcollege heeft de verschillende onderdelen samengevat in twee onderwerpen:
ten eerste het door de arts opgestelde rapport en in de tweede plaats de houding van
en bejegening door de arts van klager. Meer algemeen heeft klager betoogd dat het
handelen van de arts in strijd is met de rechtsbeginselen en de artseneed.
2.6 Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht op alle punten afgewezen. De bedoeling
van het beroep van klager is dat de klacht door het Centraal Tuchtcollege alsnog gegrond
wordt verklaard.
3. Het oordeel van het Centraal Tuchtcollege
3.1 Het Centraal Tuchtcollege zal het beroep van klager hierna bespreken. De conclusie
zal zijn dat de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege in stand blijft.
3.2 In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en verder toegelicht. Hij heeft
er daarbij op gewezen dat de gemeente B. op 2 augustus 2021 heeft besloten hem alsnog
een gehandicaptenparkeerkaart voor de maximale duur van vijf jaar toe te kennen. Klager
stelt dat hiermee is aangetoond dat de arts heeft nagelaten een zorgvuldig onderzoek
in te stellen en dat er geen sprake is geweest van een onafhankelijke medische keuring.
Klager verzoekt het Centraal Tuchtcollege te bepalen dat de arts de door klager gemaakte
kosten voor de reis naar de zitting en de kosten van het griffierecht aan hem vergoedt.
Het rapport voldoet aan de eisen
3.3 Het enkele feit dat de gemeente bijna een jaar later alsnog een gehandicapten-parkeerkaart
voor de maximale duur van vijf jaar heeft toegekend betekent niet dat het onderzoek
van de arts niet zorgvuldig of de medische keuring niet onafhankelijk is geweest.
Het Regionaal Tuchtcollege heeft in zijn beslissing onder 5.4 en 5.5 goed onderbouwd
geoordeeld dat het door de arts verrichte onderzoek en het naar aanleiding daarvan
opgestelde rapport aan de daaraan te stellen eisen voldoet en dat uit het dossier
geen objectieve aanwijzing naar voren komt waaruit blijkt dat de arts vooringenomen
was of dat zij klager niet serieus heeft genomen. Het Centraal Tuchtcollege is het
eens met deze overwegingen en dit oordeel. Het beroep van klager slaagt niet.
De klacht over de bejegening is ongegrond
3.4 Het Regionaal Tuchtcollege heeft overwogen dat het contact tijdens het spreekuur
stroef verliep, maar dat partijen het niet eens zijn over de oorzaak van dit stroeve
verloop. Partijen wijten dit beiden aan de opstelling of het gedrag van de ander.
In dergelijke gevallen waarin de lezingen van partijen over een klacht uiteenlopen
en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk
is, kan die klacht in beginsel niet gegrond worden verklaard. Niet omdat het woord
van klager minder geloof verdient dan het woord van de arts, maar omdat voor het oordeel
dat een gedraging van een arts hem of haar tuchtrechtelijk kan worden verweten, eerst
aannemelijk moet worden dat feitelijk sprake is van een degelijke gedraging. In het
dossier is geen aanknopingspunt te vinden voor de stelling dat de arts op het punt
van de bejegening tekort is geschoten. Het beroep van klager slaagt daarom ook op
dit punt niet.
Geen handelen in strijd met de rechtsbeginselen en artseneed
3.5 Uit het bovenstaande volgt dat de arts geen tuchtrechtelijk verwijt valt te
maken. Van handelen in strijd met enig rechtsbeginsel of de artseneed is daarom geen
sprake.
Conclusie
3.6 Het beroep van klager wordt verworpen. Aangezien de klacht ook in beroep in
zijn geheel ongegrond is bevonden kan het verzoek van klager om vergoeding van zijn
kosten niet worden toegewezen.
4. De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter; R.C.A.M. Philippart
en L.F. Gerretsen-Visser, leden-juristen en J.H.M. de Brouwer en E.H. Groenewegen,
leden-beroepsgenoten en M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2022.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.