Zoekresultaten 841-850 van de 13039 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:83 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1511

    Klacht tegen een psychiater. Klager verblijft in een forensisch psychiatrische kliniek waar de psychiater als directeur Zorg medeverantwoordelijk is voor de kwaliteit van de patiëntenzorg. Klager verwijt de psychiater dat hij driemaal verkeerde medicatie (waarvan twee maal antipsychotica) heeft gekregen en dat de Covid-en hygiënemaatregelen op de afdeling van klager niet werden nageleefd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:127 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4314

    Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts die handelde als supervisor. Klager is van opvatting dat de supervisor heeft toegelaten dat geen goede diagnose is gesteld en er fouten zijn gemaakt, met grote negatieve gevolgen voor klagers gezondheid en zijn persoonlijke omstandigheden. Meer in het bijzonder verwijt hij de supervisor dat hij onvoldoende onafhankelijk toezicht heeft gehouden op het werk van de artsen (die onder zijn supervisie stonden), en hun werkzaamheden ten onrechte niet heeft gecorrigeerd. Het college overweegt het volgende. De enkele omstandigheid dat de supervisor (mede) eigenaar is van de onderneming waar de artsen in dienst zijn, betekent niet dat hij reeds daarom niet (voldoende) onafhankelijk ten opzichte van hen staat. Het college gaat er dan ook in beginsel van uit dat de supervisor als professional in voldoende mate zijn onafhankelijkheid heeft bewaakt. Feiten of omstandigheden (door klager te stellen en te onderbouwen) op grond waarvan anders moet worden geoordeeld, zijn gesteld noch gebleken. Dit klachtonderdeel is ongegrond. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:124 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4741

    Ongegronde klacht tegen een KNO-arts. De zoon van klagers, geboren in 2016, heeft sinds zijn geboortejaar een cochleair implantaat (CI) in beide oren. In januari 2020 heeft de KNO-arts de zoon gezien in verband met een loopoor links. Een geplande otoscopische inspectie werd vervolgens uitgesteld vanwege de Covid-maatregelen en later niet meer medisch zinvol geacht. In december 2020 werd de zoon met spoed opgenomen vanwege een spontaan opgetreden facialis parese links bij een ontstoken linkeroor. De zoon werd, vanwege aanhoudende koorts en hoofdpijn, in de weken daarna meermalen opgenomen voor onderzoek vanwege een verdenking op een meningitis zonder duidelijke verklaring. Eind januari 2021 werd de zoon voor een second opinion verwezen naar een ander CI-centrum. Daar werd bij onderzoek onder meer een scutum-defect gevonden in het linkeroor met een zichtbare elektrodenlead tegen het trommelvlies. De linker CI werd verwijderd. Tijdens deze operatie werd ontdekt dat er sprake was van een (klein) cholesteatoom en een slakkenhuisontsteking. Klagers hebben meerdere klachten over het handelen van de KNO-arts. De kern van hun verwijt is dat de KNO-arts beter onderzoek had moeten verrichten en dat het implantaat eerder verwijderd had moeten worden. De KNO-arts voert verweer. Het college oordeelt dat de door de KNO-arts uitgevoerde onderzoeken en de verschillende stappen in de behandeling zorgvuldig zijn geweest. Gebleken is dat de KNO-arts steeds alert is geweest op een cholesteatoom. Dat uiteindelijk tijdens de operatie toch een (klein) rustig cholesteatoom gevonden is maakt dit niet anders. Pas na verwijdering van het implantaat bleek dat sprake was van een ontsteking van het slakkenhuis. Een dergelijke ontsteking had helaas niet eerder vastgesteld kunnen worden door bijvoorbeeld CT-scan onderzoek. Het college acht de terughoudendheid van de KNO-arts om een goed functionerend implantaat zonder goede gronden te verwijderen, getuigen van (medisch) zorgvuldig handelen. Toen de onderzoeksmogelijkheden uitgeput raakten, heeft de KNO-arts terecht besloten om de zoon voor een second opinion te verwijzen naar een ander CI-centrum, met de vraag of er (niet toch) aanleiding was om het CI als focus van de symptomen te duiden. Het college verklaart de klacht (in al haar onderdelen) ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4695

    Huisarts. Klacht inspectie. Coronabewijzen op basis van onjuiste of gefingeerde gegevens, onzorgvuldige dossiervoering en niet handelen in belang volksgezondheid.College: niet duidelijk of huisartsen herstelbewijzen mochten afgeven. Ongegrond. Ook zonder PCR-test coronabewijs afgegeven, op basis van anamnestische informatie of andere testen. Gegrond. Niet voldaan aan dossierplicht. Gegrond. Onnodige en onwenselijke risico’s. Geen besef handelen mogelijk schadelijk voor vertrouwen in gezondheidszorg en beroepsgroep.Maatregel: in maatschappelijk onzekere periode nog meer zorgvuldigheid en voorzichtigheid verwacht. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:78 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1361

    Klacht tegen tandarts. Klaagster heeft zich vanwege een vastgestelde allergie tot de tandarts gewend met het verzoek om alle metalen uit haar gebit te verwijderen en metaalvrije kronen te plaatsen. Na de behandeling kreeg klaagster klachten van mondbranden. Een adviserend tandarts van klaagsters verzekeraar heeft over de nieuwe kronen bericht dat die niet lege artis zijn vervaardigd en dat veel kronen niet op hun plek zijn gekomen. Klaagster verwijt de behandelend tandarts onder meer dat hij bij de plaatsing van de kronen en de facings geen rekening heeft gehouden met de bestaande allergieën en dat de restauratieve behandeling tekort is geschoten. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart twee van de zeven klachtonderdelen gegrond en legt aan de tandarts een berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verklaart naar aanleiding van het beroep van klaagster twee ongegrond verklaarde klachtonderdelen alsnog gegrond en verwerpt het incidenteel beroep van de tandarts. De berisping blijft gehandhaafd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:121 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4544

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft klager onderzocht in het kader van een herbeoordeling WIA en heeft een rapportage uitgebracht.Klager verwijt de verzekeringsarts a) dat zij lacherig heeft gereageerd op de klachten van klager en een racistische en ongepaste opmerking heeft gemaakt; b) dat zij klager onnodig, ongevraagd en onaangekondigd van achteren heeft vastgegrepen en pijnlijk heeft geknepen en c) dat zij het rapport niet zorgvuldig heeft opgemaakt. Het college kan niet vaststellen wat er tijdens het spreekuur precies gezegd is en in welke context dit is gebeurd. Het lichamelijk onderzoek was naar het oordeel van het college noodzakelijk voor de herbeoordeling. Dat het onderzoek onaangekondigd heeft plaatsgevonden is onvoldoende gebleken. Het verwijt dat de verzekeringsarts het rapport niet zorgvuldig heeft opgemaakt is ook ongegrond. Naar het oordeel van het college komen de PTSS-klachten duidelijk ter sprake in het rapport. Wel klopt het dat de PTSS niet is genoemd in de FML, maar dit hoort ook niet. Alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:122 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4432

    Ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Een verzekeringsarts van een schadeverzekeraar schrijft in zijn medisch advies dat de cognitieve klachten die klaagster na een ongeval heeft, “ook een zekere psychogene onderbouw kent.” Klaagster beschouwt die passage als kwetsend en meent dat de verzekeringsarts buiten zijn deskundigheidsgebied is getreden en zich vooringenomen en onvoldoende onafhankelijk heeft opgesteld. Het college is van oordeel dat in de passage niet kan worden gelezen dat de verzekeringsarts een oorzakelijke relatie met het ongeval ontkent of relativeert, nog daargelaten de vraag of het hem ruim zes maanden na het ongeval niet vrijstond op mogelijk alternatieve oorzaken te wijzen. Evenmin kan daarin gelezen worden dat hij de klachten van klaagster niet serieus zou nemen. Het college overweegt verder dat een verzekeringsarts uit de aard van zijn vakgebied een brede oriëntatie op medisch gebied heeft. Met het onderkennen van een mogelijk psychische component van een bepaald klachtenpatroon treedt hij in beginsel niet buiten zijn deskundigheidsgebied. Klacht over vooringenomenheid en onafhankelijkheid ook ongegrond. Klacht in al haar onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/5176

    Verpleegkundig specialist GGZ wordt het aangaan van een behandelovereenkomst met behandelvoorwaarden met en betrokkenheid bij de behandeling van een patiënte met een eetstoornis verweten. Ook wordt haar onvoldoende dossiervoering verweten. Het aangaan van de behandelovereenkomst met voorwaarden kon. De behandeling richtte zich destijds op de psychische klachten en de voorwaarden zagen op het verkrijgen van commitment voor de behandeling daarvan. De verpleegkundig specialist GGZ heeft geen opvolging gegeven aan de sterke gewichtsafname bij de patiënte en, zonder de toepasselijke protocollen of een deskundige te raadplegen, het voedingsschema van de patiënte aangepast. Er is sprake van onzorgvuldig en onvolledig dossiervoering. Klacht gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:123 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4668

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft een rapportage opgesteld in een bezwaarschriftprocedure. Klager verwijt de verzekeringsarts onder meer dat zij (rare) dingen heeft beweerd zonder klager zelf te hebben gezien en dat bepaalde passages onduidelijk of niet onderbouwd zijn. Het college is van oordeel dat de verzekeringsarts in overeenstemming met de standaard onderzoeksmethoden LISV heeft gehandeld. De beslissing om klager niet op te roepen voor een onderzoek is inzichtelijk gemotiveerd en goed verdedigbaar. Ten aanzien van de gewraakte passages uit het rapport is het college van oordeel dat deze voldoende steun vinden in de haar ter beschikking staande informatie. Alle klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:180 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3502

    Klacht tegen een arts wordt voortgezet om redenen aan het algemeen belang ontleend. De inspecteur wordt vanaf nu als klager aangemerkt.