ECLI:NL:TGZRAMS:2023:121 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4544

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:121
Datum uitspraak: 09-05-2023
Datum publicatie: 09-05-2023
Zaaknummer(s): A2022/4544
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft klager onderzocht in het kader van een herbeoordeling WIA en heeft een rapportage uitgebracht.Klager verwijt de verzekeringsarts a) dat zij lacherig heeft gereageerd op de klachten van klager en een racistische en ongepaste opmerking heeft gemaakt; b) dat zij klager onnodig, ongevraagd en onaangekondigd van achteren heeft vastgegrepen en pijnlijk heeft geknepen en c) dat zij het rapport niet zorgvuldig heeft opgemaakt. Het college kan niet vaststellen wat er tijdens het spreekuur precies gezegd is en in welke context dit is gebeurd. Het lichamelijk onderzoek was naar het oordeel van het college noodzakelijk voor de herbeoordeling. Dat het onderzoek onaangekondigd heeft plaatsgevonden is onvoldoende gebleken. Het verwijt dat de verzekeringsarts het rapport niet zorgvuldig heeft opgemaakt is ook ongegrond. Naar het oordeel van het college komen de PTSS-klachten duidelijk ter sprake in het rapport. Wel klopt het dat de PTSS niet is genoemd in de FML, maar dit hoort ook niet. Alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

A2022/4544

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 9 mei 2023 naar aanleiding van de klacht van:

A,
wonende te B,
klager,

tegen

C,
verzekeringsarts,
werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de verzekeringsarts,
gemachtigde: mr. A.B. Schippers-Juergens, werkzaam te Amsterdam.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 20 juli 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het e-mailbericht van 30 september 2022 van klager met bijlage;
- het proces-verbaal van het op 9 november 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek.

Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.

2. Waar gaat de zaak over?

2.1 Klager (thans 38 jaar) was in het verleden werkzaam als hoofdagent bij de Nationale Politie. Halverwege 2016 heeft klager zich arbeidsongeschikt gemeld wegens gezondheidsklachten. Klager is op enig moment arbeidsongeschikt verklaard en heeft sindsdien een WIA-uitkering ontvangen. Begin 2022 heeft er een herbeoordeling plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft klager vanuit haar rol als verzekeringsarts bij het UWV in dat kader onderzocht en een rapportage uitgebracht.

2.2 Klager is op 15 februari 2022 door de verzekeringsarts gezien tijdens het spreekuur. Tijdens dit spreekuur heeft de verzekeringsarts lichamelijk onderzoek verricht bij klager. Vervolgens heeft zij op 28 maart 2022 gerapporteerd.

2.3 In het rapport is – onder meer – het volgende opgenomen (alle citaten voor zover van belang en inclusief eventuele taal- en typefouten):

“Medische anamnese
Betrokkene heeft momenteel meer klachten dan voorheen. Hij is nog onder psychologische behandeling en is nooit gestopt. Laatstelijk werd PTSS geconstateerd.
[…]
Klachten zijn momenteel: Hij kan niet tegen prikkels. Is gevoelig en hij wordt snel boos. Hij slaapt veel overdag. Algemene vermoeidheid, hoofdpijn en pijn aan zijn schouders.
Bij paniekaanvallen heeft hij druk op de borst. Op de echo is niets gezien.
Betrokkene ervaart nog steeds klachten van herbelevingen en negatieve gedachten van werkgerelateerde gebeurtenissen. Denkt veel aan zijn kinderen en hij is bang om iets over hen gaat komen.
agressie is ook bekend; hij slaapt slecht en hij kan niet tegen prikkels. Door nachtmerries wordt hij overdag chagrijnig. Psycholoog helpt hem voor agressieregulatie. Heeft verder fysio behandeling, chiropractor en begeleidend sport. Om de dag gebruikt hij de TENS.” en

“5. Diagnose

Code oorzaak Diagnosecode Omschrijving
8 P620 Posttraumatische stress stoornis
8 P652 Depressieve episode”

en
“6. Beschouwing

6.1 Medische overwegingen

Bij betrokkene is er sprake van een complexe psychiatrische beperkingen; PTSS, recidiverende depressieve klachten met angstaanvallen, kort lontje en daarnaast ook de bekende klachten mbt de nek.
Uit de nieuwe informatie zijn de klachten niet veel verbeterd. In 2021 heeft hij een terugval gehad.
Sindsdien is hij bezig met meer behandeling en hij heeft oa EMDR gehad.
Er zijn beperkingen in zijn persoonlijk en sociaal functioneren geconstateerd en dat blijkt uit mijn onderzoek en zijn dagverhaal.

Op basis van de aanwezige informatie van de specialist en de bevindingen bij eigen onderzoek, is er sprake van beperkingen die het rechtstreekse gevolg zijn van ziekte. De aangegeven klachten en beperkingen zijn aannemelijk en plausibel.

De psychische klachten werden geluxeerd door werk en-privéomstandigheden en ondanks de behandeling kan betrokkene nog steeds niet goed omgaan met zijn klachten. Vooral zijn agressie. Uit mijn eigen onderzoek blijkt wel dat betrokkene door zijn huidige mentale beperkingen nog niet volledig in staat is om zijn eigen functie te hervatten. Dit vooral omdat hij bij prikkels en veel stress in paniek raakt. Hierdoor is de verwerking van zijn psychiatrische problematiek vertraagd. Hij kan verder de belasting zoals aandacht erbij houden en met veel mensen onder tijdsdruk contacten niet aan. Er is op dit moment sprake van een onstabiele psychiatrische situatie en betrokkene heeft specialistische begeleiding en behandeling nodig. Hij is namelijk goed bezig met zijn eigen herstel.
[…]”

3. Wat houdt de klacht in?

Klager verwijt de verzekeringsarts:

a. dat zij lacherig heeft gereageerd op de klachten van klager en een racistische opmerking heeft gemaakt;
b. dat zij klager onnodig, ongevraagd en onaangekondigd van achteren heeft vastgegrepen en pijnlijk heeft geknepen en daarbij een ongepaste opmerking heeft gemaakt;
c. dat zij handelingsonbekwaam heeft gehandeld, waaronder het niet zorgvuldig opmaken van het rapport;
d. de manier waarop met klager is omgegaan.

4. Wat is het verweer?

De verzekeringsarts heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.

5. Wat zijn de overwegingen van het college?

5.1 Het college komt tot de conclusie dat de verzekeringsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe. Welke criteria gelden bij de beoordeling?

5.2 De vraag is of de verzekeringsarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verzekeringsarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen. Klachtonderdelen a en (deels) b: lacherige reactie en een racistische opmerking alsmede ongepaste opmerking over masseren.

5.3 Klager heeft gesteld dat hij tijdens het spreekuur aan de verzekeringsarts heeft verteld dat hij vanwege de stress en pijn soms geen avondeten kon nuttigen. De verzekeringsarts zou hierop lacherig hebben gereageerd met de opmerking “Ach, dan kun je vast oefenen voor de Ramadan”. Klager heeft deze opmerking als zeer kwetsend ervaren en voelde zich niet serieus genomen in zijn klachten. Daarnaast heeft klager gesteld dat de verzekeringsarts hem tijdens het consult van achteren heeft vastgegrepen en hem daarbij pijnlijk heeft geknepen. Klager is hiervan geschrokken weg gedeinsd, waarop de verzekeringsarts gezegd zou hebben “Ik dacht dat je het wel lekker zou vinden als ik je even zou masseren”. De verzekeringsarts betwist in beide gevallen dat zij op de hiervoor genoemde manier gereageerd heeft. Zowel in haar verweerschrift als tijdens het mondeling vooronderzoek heeft zij alternatieve verklaringen gegeven voor wat zij mogelijk gezegd zou kunnen hebben en in welke context dat zou zijn geweest. Zij kan zich dit echter niet specifiek herinneren, aldus de verzekeringsarts.

5.4 Het college overweegt als volgt. Wat er tijdens het spreekuur precies gezegd is en in welke context dit is gebeurd is niet meer te achterhalen. Ook in het dossier ziet het college geen aanknopingspunten die de stellingen van klager onderschrijven. Het college kan daarom niet vaststellen dat de verzekeringsarts anders heeft gehandeld dan van een redelijk bekwame en redelijk handelende verzekeringsarts verwacht mag worden. De klachtonderdelen zijn dan ook kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel b (overig): onnodig, ongevraagd en onaangekondigd van achteren vastgrijpen en pijnlijk knijpen

5.5 Klager heeft daarnaast gesteld dat de verzekeringsarts hem tijdens het spreekuur onnodig, ongevraagd en onaangekondigd van achteren heeft vastgegrepen en hem daarbij pijnlijk heeft geknepen. De verzekeringsarts zou hiermee tevens onvoldoende rekening hebben gehouden met zijn PTSS-klachten. De verzekeringsarts erkent dat zij lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd bij klager, waaronder het palperen van de aangedane plek bij klager. Zij betwist echter dat zij klager expres pijn heeft gedaan, dat het onderzoek onnodig was en dat zij daarbij geen rekening heeft gehouden met de PTSS van klager. Ook betwist zij dat het onderzoek onaangekondigd heeft plaatsgevonden.

5.6 Het college is met de verzekeringsarts van oordeel dat het lichamelijk onderzoek, waaronder het palperen van de genoemde plek, noodzakelijk was. Klager had immers aangegeven fysieke klachten te hebben op deze plek, zodat dit ook bij de herbeoordeling meegenomen moest worden. Verder heeft de verzekeringsarts tijdens het mondelinge vooronderzoek toegelicht dat zij bij een lichamelijk onderzoek altijd aan de patiënt vraagt om bij de spiegel te gaan staan, zodat de patiënt zichzelf en de verzekeringsarts in de spiegel kan zien. Naast deze ‘vaste werkwijze’ kan zij zich niet specifiek herinneren hoe het onderzoek destijds heeft plaatsgevonden en, zoals gezegd, is dit voor het college ook niet te achterhalen.

Dat het onderzoek onaangekondigd heeft plaatsgevonden is onvoldoende gebleken. Het is echter voorstelbaar dat klager ondanks de aanwezige spiegel geschrokken is van de aanrakingen door de verzekeringsarts. Met name omdat deze, zoals de verzekeringsarts heeft erkend, pijnlijk kunnen zijn. Gelet op de betwisting door de verzekeringsarts is echter niet gebleken dat zij klager moedwillig pijn heeft gedaan. Hoewel het voorstelbaar is dat het lichamelijk onderzoek spanning met zich meebracht voor klager is, mede gezien hetgeen hiervoor is overwogen, niet gebleken dat de verzekeringsarts met haar handelingen onvoldoende rekening heeft gehouden met de PTSS van klager. Voor zover klager heeft gesteld dat sprake is geweest van ‘ongevraagd’ onderzoek gaat het college hieraan voorbij. Klager heeft deze stelling niet nader toegelicht, zodat onduidelijk is wat hij hiermee bedoelt. Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat de verzekeringsarts anders heeft gehandeld dan van een redelijk bekwame en redelijk handelende verzekeringsarts verwacht mag worden. Het klachtonderdeel is daarmee kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c: handelingsonbekwaam handelen, waaronder het niet zorgvuldig opmaken van het rapport

5.7 Klager stelt verder dat de verzekeringsarts handelingsonbekwaam heeft gehandeld, waaronder het niet zorgvuldig opmaken van het rapport. Het college begrijpt dat klager vooral bedoelt te stellen dat de verzekeringsarts het rapport niet zorgvuldig heeft opgemaakt. Zo zou zij de PTSS van klager onvoldoende in het onderzoek en de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) hebben meegenomen. De verzekeringsarts betwist de stellingen van klager.

5.8 Naar het oordeel van het college komt de PTSS duidelijk ter sprake in het rapport onder de kopjes “Medische anamnese”, ”Diagnose” en ”Beschouwing”. Ook wordt gerefereerd aan de brief vanuit H betreffende het diagnostisch onderzoek, waarin de PTSS eveneens uitgebreid wordt benoemd. Het college kan daarom niet anders concluderen dan dat de PTSS-klachten zijn meegenomen in het onderzoek van de verzekeringsarts. Wel klopt het dat de PTSS niet is genoemd in de FML, maar dit hoort ook niet. De FML is bedoeld als overdrachtsmiddel tussen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. Hierin wordt de belastbaarheid van de patiënt schematisch beschreven per rubriek, waarbij een korte toelichting kan worden gegeven. In de FML horen alleen noodzakelijke gezondheidsgegevens in de vorm van beperkingen te staan. Diagnoses vallen daar niet onder. De verzekeringsarts heeft de PTSS vertaald naar beperkingen in de FML en daarmee dus meegewogen. Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat de verzekeringsarts anders heeft gehandeld dan van een redelijk bekwame en redelijk handelende verzekeringsarts verwacht mag worden, zodat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

Klachtonderdeel 4: de manier waarop met klager is omgegaan

5.9 Tot slot heeft klager geklaagd over de manier waarop de verzekeringsarts met hem is omgegaan. Het college is in voorgaande onderdelen al deels op deze klacht ingegaan. Voorzover klager heeft gesteld dat het onbegrijpelijk is dat de verzekeringsarts hem heeft gevraagd wat voor werk hij zelf zou willen doen, terwijl hij een jaar geleden ontslagen is en medische klachten heeft, gaat het college hieraan voorbij. Het behoort tot de taak van de verzekeringsarts om de belastbaarheid van klager te beoordelen. Het is begrijpelijk dat de verzekeringsarts daarbij meeweegt welke mogelijkheden klager zelf ziet. Dit klachtonderdeel is eveneens kennelijk ongegrond.

Conclusie

5.10 De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door J.F. Aalders, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist,
E.G. van der Jagt, F.M. Brouwer en P. Eken, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
S.M. Geerding, secretaris.


secretaris                                                                                                                    voorzitter