Zoekresultaten 461-470 van de 13037 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:170 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1833

    Klacht tegen een verpleegkundige. Klagers zijn de kinderen van patiënte. Patiënte is in de zomer van 2021 tien dagen opgenomen geweest vanwege persisterend braken. Zij is in het ziekenhuis overleden. Klagers waren op het moment van overlijden niet bij patiënte. Klagers verwijten de verpleegkundige dat hij niet gecommuniceerd heeft dat er een order voor morfine was aangevraagd, de achteruitgang van patiënte wel heeft gemeld aan de kliniekarts, maar niet besproken heeft met de familie en de lab-uitslagen heeft aangepast en verwijderd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klagers ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4928

    Klaagster is in het kader van verplichte zorg opgenomen geweest in een zorginstelling. Verweerster is bij deze instelling werkzaam als geneesheer-directeur. Klaagster maakt verweerster in die hoedanigheid verschillende verwijten. Het college verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:192 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5485

    Na de verwijdering van een deel van de dunne darm van klaagster traden (postoperatief) complicaties op. Verweerster is als anesthesioloog betrokken geweest bij de behandeling van klaagster. Klaagster verwijt verweerster dat zij onvoldoende zorgvuldig is geweest bij het signaleren van hoeveelheid boelverlies en anemie, ook heeft zij volgens klaagster ondanks contra-indicatie sufentanil en Dipidolor toegediend en geadviseerd. Het college oordeelt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:21 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4927

    Klacht tegen psychiater. Klaagster is in verband met een manische ontregeling gezien door verweerster in haar hoedanigheid van dienstdoende psychiater van de crisisdienst. Verweerster heeft een medische verklaring opgesteld waarin zij concludeert dat verplichte zorg voor klaagster nodig is. Deze verklaring is ter kennis gebracht van de burgemeester, die op basis hiervan een beschikking voor een crisismaatregel heeft afgegeven. Klaagster is hierna opgenomen in een zorginstelling. Klaagster maakt verweerster verschillende verwijten over de opgestelde verklaring, het niet geven van inzage en het delen van vertrouwelijke medische informatie met derden. Het college verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:193 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5486

    Na de verwijdering van een deel van de dunne darm van klaagster traden (postoperatief) complicaties op. Klaagster verwijt verweerster, die als chirurg na de operatie bij de behandeling betrokken raakte, dat zij onvoldoende heeft gereageerd op signalen van achteruitgang. Het college oordeelt dat de klacht kennelijk ongegrond is. 

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:22 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5243

    Klacht tegen huisarts. De huisarts van klaagster heeft de crisisdienst ingeschakeld toen de huisarts van de zus van klaagster, klaagsters dochter en een vriendin van klaagster vernam dat klaagster verward en mogelijk gevaarlijk gedrag vertoonde. De huisarts koos hiervoor, omdat klaagster bekend is met paranoïde uitingen, verbaal agressief was en zelf niet naar de praktijk wilde komen. De crisisdienst schatte de situatie in als een ‘risicosituatie’ en verzocht de huisarts de politie te bellen, zodat klaagster naar een spoedopvang kon worden overgebracht voor psychiatrisch onderzoek. Dat heeft de huisarts gedaan. Klaagster verwijt de huisarts dat zij deze acties heeft ondernomen enkel op basis van wat naasten van klaagster over haar hebben gezegd en zonder klaagster zelf te hebben gezien. Het college is van oordeel dat de huisarts in deze situatie, gelet op alle omstandigheden van het geval, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:187 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5590

    klacht tegen cardioloog kennelijk ongegrond. De klacht gaat over de behandeling van de echtgenote van klager. Patiënte stond vanwege cardiale problematiek onder controle van een cardioloog. De lichamelijke conditie van patiënte verslechterde in de loop van 2017. Bij een controle eind januari 2018 bleek een operatie noodzakelijk. Patiënte werd hiervoor aangemeld en verbleef in afwachting van de operatie thuis. In de periode hierna verslechterde de conditie van patiënte (verder). Zij werd in verband hiermee in het ziekenhuis opgenomen, waar zij overleed. Verweerder werkte als AIOS Cardiologie onder supervisie van een cardioloog op de hartbewakingsafdeling toen patiënte daar op de dag van haar overlijden werd opgenomen. Klager maakt verweerder meerdere verwijten over zijn aandeel in de behandeling en het overlijden van patiënte.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:194 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5487

    Na de verwijdering van een deel van de dunne darm van klaagster traden (postoperatief) complicaties op. Klaagster verwijt verweerder, die als chirurg na de operatie bij de behandeling betrokken raakte dat hij het dossier onvoldoende heeft bestudeerd en dat hij daardoor een dalend Hb en benauwdheid heeft gemist. Ook verwijt zij verweerder dat hij zijn bevindingen onvoldoende zorgvuldig heeft genoteerd en bloedonderzoek naar de volgende dag heeft verschoven. Het college oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5287

    Klacht tegen huisarts. Klaagster is meermalen door haar huisarts gezien vanwege diverse klachten. Omdat er tijdens onderzoeken bloed in de urine werd aangetroffen, heeft de huisarts op een bepaald moment een vaginaal onderzoek bij klaagster verricht. Klaagster stelt – samengevat – dat de huisarts de noodzaak van het onderzoek onvoldoende heeft toegelicht, dat hij klaagster geen instructies heeft gegeven tijdens het onderzoek, dat hij niet op pijnklachten van haar heeft gereageerd en dat hij het onderzoek op een zeer grensoverschrijdende wijze heeft uitgevoerd. Ook bevat het medisch dossier volgens klaagsters allerlei onjuistheden. Het college kan niet vaststellen dat de verwijten terecht zijn. Dit maakt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:188 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5492

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster lijdt al lange tijd aan diabetes mellitus type 2. De jaarlijkse controle werd gewoonlijk door een internist verricht. Aangezien de controle enkel bestond uit het ‘finetunen’ van de insuline, vond de internist dat deze controle ook wel eerstelijns kon plaatsvinden.  De internist verwees klaagster daarvoor dus naar de huisarts, zodat hij de diabetesbegeleiding kon overnemen. De huisarts heeft klaagster opnieuw ingesteld op medicatie, waarna klaagster uiteindelijk in het ziekenhuis werd opgenomen vanwege ontregelde diabetes. Klaagster stelt dat de huisarts zonder medische noodzaak en tegen het advies van de internist in haar medicatie heeft aangepast. Verder verwijt klaagster de huisarts dat hij heeft nagelaten haar een bijspuitschema te geven. Het college verklaart de klacht gegrond. Vanwege de ernst van het verwijtbare handelen legt het college aan de huisarts een schorsing van drie maanden op met een proeftijd van twee jaar, onder voorwaarde dat hij specifieke nascholing op het gebied van diabetesbehandeling volgt en niet opnieuw tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt in de proeftijd.