Zoekresultaten 641-650 van de 12897 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:144 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4104

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster is de dochter van de overleden patiënte. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij de zorgen van klaagster om een mogelijk epileptisch insult van de patiënte niet serieus nam en pas na heel veel aandringen besloot hierop te handelen. Het college merkt op dat het in de praktijk noch gebruikelijk, noch noodzakelijk is voor kleine epileptische insulten direct alarm te slaan. Het is daarom verklaarbaar dat de verpleegkundige de situatie eerst heeft beoordeeld en, toen zij ook zelf enige trekkingen waarnam, een neurologisch consult heeft aangevraagd. Het college is van oordeel dat het tijdverloop van de ondernomen acties laat zien dat de verpleegkundige de situatie serieus heeft genomen en daar ook tijdig op heeft gehandeld. Ook anderszins is niet gebleken dat de verpleegkundige de zorgen van klaagster niet serieus heeft genomen of pas na veel aandringen erop heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:145 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4105

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster is de dochter van de overleden patiënte. De verpleegkundige heeft de patiënte tijdens een avonddienst verzorgd en verpleegd. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij geen gehoor gaf aan haar zorgen om mogelijk vastzittend slijm bij de patiënte die een tracheostoma had, en niet heeft geacteerd op signalen van verstikking, waardoor dat later heeft geleid tot een stikmoment. Op grond van het medisch dossier is het college van oordeel dat de verpleegkundige wel degelijk direct gehoor heeft gegeven aan de zorgen van klaagster om vastzittend slijm, en dat zij op de voorgeschreven wijze heeft gereageerd op de ademstilstand die de patiënte tijdens het vernevelen onverhoeds opliep vanwege een slijmprop. Beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:146 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4106

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster is de dochter van de overleden patiënte. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij de situatie van de patiënte niet serieus heeft genomen, geweigerd heeft voldoende zorg te verlenen, een reeds door de arts gestelde diagnose heeft ontkend, de vragen van de familieleden niet wilde beantwoorden en de familie slecht heeft bejegend door geïrriteerd te reageren. Het college overweegt dat niet gebleken is dat de verpleegkundige de situatie van de patiënte in het algemeen en haar benauwdheid in het bijzonder niet serieus heeft genomen, daar niet op gehandeld heeft of op andere wijze onvoldoende zorg heeft verleend. Het college stelt verder vast dat de lezingen van klaagster en de verpleegkundige over de bejegening van klaagster en haar familieleden door de verpleegkundige uiteenlopen. Gebruikelijk is dat een verpleegkundige voor vragen over uitslagen van onderzoeken, diagnoses en andere medische zaken, naar een arts verwijst. Het kan de verpleegkundige dan ook niet worden verweten dat zij de medisch inhoudelijke gesprekken met de familie niet is aangegaan. Alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4424

    Klaagster is na verwijzing door haar huisarts onder behandeling gekomen bij de gz-psycholoog. Zij had somberheidsklachten. Na een intake heeft de gz-psycholoog een diagnose gesteld en een behandelplan opgesteld. Daarin is als behandeling voorgesteld: cognitieve gedragstherapie, in 10 tot 16 sessies, met technieken vanuit de oplossingsgerichte therapie, eventueel aangevuld met medicatie. Na de derde behandelsessie heeft de gz-psycholoog twijfels gekregen over de juistheid van haar diagnose. De gz-psycholoog heeft bij haar collega’s voorgelegd dat zij aanleiding zag om neuropsychologisch onderzoek (NPO) te laten doen om een volledige diagnose te kunnen stellen. De collega’s steunden de gz-psycholoog daarin en hierop heeft de gz-psycholoog dit voorgelegd aan klaagster. Klaagster wilde dit onderzoek niet. Klaagster heeft geen gebruik gemaakt van het aanbod van de gz-psycholoog om ondersteunende gesprekken te voeren. Hierop heeft de gz-psycholoog aan klaagster gezegd dat zij haar verder niet kon behandelen en is de behandelrelatie na de vijfde sessie beëindigd. Centraal staat dat klaagster vindt dat de gz-psycholoog het overeengekomen behandelplan had moeten uitvoeren en dat zij dit niet eenzijdig mocht beëindigen nadat klaagster het neuropsychologisch onderzoek had geweigerd. Het college komt tot het oordeel dat de gz-psycholoog, op één klachtonderdeel na, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:26 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2021/3678

    De gz-psycholoog was destijds werkzaam als zelfstandig gz-psycholoog. Zij profileert zich ook op het internet als gz-psycholoog en zij heeft een boek geschreven over intuitief eetgedrag. Klaagster woonde in het buitenland en had het betreffende boek gelezen. Zij heeft daarop contact gezocht met de gz-psycholoog, omdat zij graag bij haar onder behandeling wilde komen. Dat is ook gebeurd. Eerst hebben klaagster en de gz-psycholoog via internet contact gehad en op enig moment is klaagster naar Nederland gekomen. Klaagster en de gz-psycholoog zijn vervolgens ook buiten de behandeling met elkaar omgegaan op een meer vriendschappelijke manier. Klaagster heeft een tijdje bij de gz-psycholoog in huis gewoond en voor haar gewerkt. Het college heeft beoordeeld of de gz-psycholoog, door ook anderszins met klaagster om te gaan, heeft gehandeld in strijd met hetgeen van haar als professional verwacht mag worden. Het college vindt dat de klacht gedeeltelijk gegrond is.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/3804

    Kennelijk ongegronde klacht tegen plastisch chirurg. De klacht gaat over de operaties aan de middelvinger van klaagster. Volgens klaagster is zij onvoldoende voorgelicht over mogelijke scheefstand van de vinger na de operatie en heeft de plastisch chirurg enkel gedacht aan een laterale band die de scheefstand kon veroorzaken.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:24 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4459

    Klacht tegen psychotherapeut deels kennelijk n-o en deels kennelijk ongegrond. Verweerster is de behandelend psychotherapeut geweest van de ex-partner van klager. De klacht gaat over een verklaring die de psychotherapeut heeft afgelegd in het kader van een gerechtelijke procedure tussen klager en zijn ex-partner over de omgang met hun twee kinderen. Klager klaagt er onder meer over dat in de verklaring opzettelijk een onjuist beeld van hem wordt geschetst richting rechtbank en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Hiervan is volgens het college geen sprake.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:93 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1753

    Klacht tegen huisarts. Verweerder, huisarts, heeft een melding gedaan bij de IGJ over het beroepsmatig handelen van klaagster, wijkverpleegkundige. Klaagster verwijt verweerder in deze tuchtzaak dat hij haar privacy en goede naam heeft geschonden door die melding te doen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht niet-ontvankelijk verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:94 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1762

    Klacht tegen psychiater. De klacht gaat over een pro Justitia-rapportage die is uitgebracht door de psychiater en een gz-psycholoog (eveneens aangeklaagd: C2022/1763). Klager verwijt de psychiater dat de rapportage niet goed is opgesteld en dat hij niet volgens de geldende richtlijnen heeft gehandeld. Meer specifiek stelt klager – onder meer – dat de psychiater niet zes uur met hem heeft gesproken, hij onvoldoende tijd en mogelijkheden heeft gekregen om het rapport in te zien en dat de PCL-R test niet goed is uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager en verklaart de psychiater niet ontvankelijk in het incidenteel beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:95 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1763

    Klacht tegen gz-psycholoog. De klacht gaat over een pro Justitia-rapportage die is uitgebracht door de gz-psycholoog en een psychiater (eveneens aangeklaagd: C2022/1762). Klager verwijt de gz psycholoog dat de rapportage niet goed is opgesteld en dat hij niet volgens de geldende richtlijnen heeft gehandeld. Meer specifiek stelt klager – onder meer – dat de psychiater niet twaalf uur met hem heeft gesproken, hij onvoldoende tijd en mogelijkheden heeft gekregen om het rapport in te zien en dat de PCL-R test niet goed is uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager en verklaart de psychiater niet ontvankelijk in het incidenteel beroep.