ECLI:NL:TGZREIN:2023:24 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4459

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2023:24
Datum uitspraak: 23-05-2023
Datum publicatie: 31-05-2023
Zaaknummer(s): H2022/4459
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychotherapeut deels kennelijk n-o en deels kennelijk ongegrond. Verweerster is de behandelend psychotherapeut geweest van de ex-partner van klager. De klacht gaat over een verklaring die de psychotherapeut heeft afgelegd in het kader van een gerechtelijke procedure tussen klager en zijn ex-partner over de omgang met hun twee kinderen. Klager klaagt er onder meer over dat in de verklaring opzettelijk een onjuist beeld van hem wordt geschetst richting rechtbank en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Hiervan is volgens het college geen sprake.

Beslissing in raadkamer van 23 mei 2023 op de klacht van

A,

wonende te B,

klager,

tegen

C,

psychotherapeut,

destijds werkzaam te D,

verweerster.

1. KERN VAN DE ZAAK 


1.1
Verweerster is de behandelend psychotherapeut geweest van de ex-partner van klager. De klacht gaat over een verklaring die de psychotherapeut heeft afgelegd in het kader van een gerechtelijke procedure tussen klager en zijn ex-partner over de omgang met hun twee kinderen. Klager klaagt er onder meer over dat in de verklaring opzettelijk een onjuist beeld van hem wordt geschetst richting rechtbank en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK).  

1.2

Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk is en deels kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. DE PROCEDURE

2.1

Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 29 juni 2022;
  • het verweerschrift van 10 augustus 2022.

2.2

De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.  

2.3
Vervolgens is besloten dat het niet nodig was om de zaak op een zitting te behandelen. De zaak werd naar een college in raadkamer verwezen. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 

3. UITLEG VAN DE BESLISSING  

3.1 De normen die gelden bij de beoordeling
Het college moet de vraag beantwoorden of de psychotherapeut de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame beroepsuitoefening’. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen (bijvoorbeeld richtlijnen en protocollen) en de stand van de wetenschap op het moment van het handelen door de zorgverlener.


3.2 De feiten

De ex-partner van klager is in de periode 2019-2020 bij verweerster in behandeling geweest.

In de omgangsprocedure tussen klager en zijn ex-partner is door de rechter de RvdK ingeschakeld. Verweerster is in dit verband gehoord als informant en heeft op 21 januari 2021 een verklaring afgelegd. Klager heeft deze verklaring in het klaagschrift weergegeven. In de verklaring komt onder meer de volgende zinsnede voor:

“December 2020: Ondanks dat de situatie voor cliënte met haar ex-man, dochters, jeugdzorg en juridische instanties nog altijd hectisch is, is er geen sprake meer van psychiatrische problematiek in engere zin.”

3.3 De klacht en de reactie daarop

3.3.1

De klacht heeft in hoofdzaak betrekking op de hierboven weergegeven zinsnede uit de verklaring van 21 januari 2021. Volgens klager wekt verweerster hiermee de indruk dat hij debet is aan een hectisch december 2020 van zijn ex-partner. Klager verwijt verweerster dat zij opzettelijk een onjuist beeld van hem heeft willen schetsen aan de rechtbank en de RvdK.

Daarnaast benoemt klager in zijn klaagschrift – samengevat – de volgende aanvullende verwijten:

  • verweerster is geen psycholoog maar psychotherapeut. Tijdens de RvdK-autorisatie door verweerster is dit onjuiste feit onverminderd in de definitieve Raadsrapportage vermeld;
  • er staan onjuistheden in de verklaring over vermeende arbeidsongeschiktheid van klagers ex-partner;
  • klager en zijn ex-partner zijn nooit getrouwd geweest. Verweerster gebruikt in haar verklaring onterecht termen als “ex-man”, “ex-echtgenoot” en “scheiding”;
  • de door verweerster beschreven hectiek vanwege de kinderen is voor klager onverklaarbaar.

3.3.2

De informatie in het behandelverslag van klagers ex-partner is volgens verweerster informatie die zij van haar cliënte heeft gekregen en absoluut geen interpretatie van de situatie en/of de rol van klager door haar.

3.4 De overwegingen van het college
3.4.1

Wat betreft de zinsnede in de verklaring over de situatie in december 2020, blijkt naar het oordeel van het college voldoende dat dit niet de woorden van verweerster zelf zijn, maar dat dit een weergave betreft van de beleving van de ex-partner van klager. Van een (al dan niet opzettelijk) onjuist geschetst beeld door verweerster is dan ook geen sprake.

Dit betekent dat de klacht in zoverre ongegrond is.

3.4.2

Het college stelt vast dat een van de aanvullende verwijten gaat over de – volgens klager incorrecte – wijze waarop verweerster ingaat op de arbeidsongeschiktheid van klagers ex-partner. Omdat dit niet over klager zelf gaat, heeft klager geen recht om hierover te klagen. Dit betekent dat de klacht in zoverre kennelijk niet-ontvankelijk is.

Verder blijkt niet dat verweerster zich in een andere dan haar juiste hoedanigheid heeft voorgedaan, zodat haar niet verweten kan worden dat dit onjuist in de rapportage is vermeld.

Ook voor het overige is de klacht kennelijk ongegrond. Dat klager de beschreven hectiek vanwege de kinderen niet verklaarbaar vindt, maakt nog niet dat dit een gegrond tuchtrechtelijk verwijt oplevert. Niet duidelijk is wat daarin de rol van verweerster is of wat klager haar daarin verwijt.

3.5. Conclusie

De klacht is deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond.

4.     DE BESLISSING

Het college:

  • verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, voor zover betrekking hebbend op wijze waarop verweerster in haar verklaring ingaat op de arbeidsongeschiktheid van klagers ex-partner;   
  • verklaart de klacht voor het overige kennelijk ongegrond.
     

Aldus gegeven door G. Tangenberg, voorzitter, R. van der Ree en G.G.A. Schuitemaker, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.