ECLI:NL:TGZREIN:2023:26 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2021/3678

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2023:26
Datum uitspraak: 23-05-2023
Datum publicatie: 01-06-2023
Zaaknummer(s): H2021/3678
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register
Inhoudsindicatie: De gz-psycholoog was destijds werkzaam als zelfstandig gz-psycholoog. Zij profileert zich ook op het internet als gz-psycholoog en zij heeft een boek geschreven over intuitief eetgedrag. Klaagster woonde in het buitenland en had het betreffende boek gelezen. Zij heeft daarop contact gezocht met de gz-psycholoog, omdat zij graag bij haar onder behandeling wilde komen. Dat is ook gebeurd. Eerst hebben klaagster en de gz-psycholoog via internet contact gehad en op enig moment is klaagster naar Nederland gekomen. Klaagster en de gz-psycholoog zijn vervolgens ook buiten de behandeling met elkaar omgegaan op een meer vriendschappelijke manier. Klaagster heeft een tijdje bij de gz-psycholoog in huis gewoond en voor haar gewerkt. Het college heeft beoordeeld of de gz-psycholoog, door ook anderszins met klaagster om te gaan, heeft gehandeld in strijd met hetgeen van haar als professional verwacht mag worden. Het college vindt dat de klacht gedeeltelijk gegrond is.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing van 26 mei 2023 op de klacht van:

[A]

wonende in (adres bekend bij het Regionaal Tuchtcollege),

klaagster,

gemachtigde: mr. J. Stappaerts-Zijlmans, werkzaam in Eindhoven,

tegen

[B],

gz-psycholoog,

destijds werkzaam in [C],

verweerster, hierna ook: de gz-psycholoog,

gemachtigde: mr. C.W.M. Verberne, werkzaam in Eindhoven.

1. De zaak in het kort
 

1.1 De gz-psycholoog was destijds werkzaam als zelfstandig gz-psycholoog. Zij profileert zich ook op het internet als gz-psycholoog en zij heeft een boek geschreven over intuitief eetgedrag. Klaagster woonde toen in Kenia en had het betreffende boek gelezen. Zij heeft daarop contact gezocht met de gz-psycholoog, omdat zij graag bij haar onder behandeling wilde komen. Dat is ook gebeurd. Eerst hebben klaagster en de gz-psycholoog via internet contact gehad en op enig moment is klaagster naar Nederland gekomen. Klaagster en de gz-psycholoog zijn vervolgens ook buiten de behandeling met elkaar omgegaan op een meer vriendschappelijke manier. Klaagster heeft een tijdje bij de gz-psycholoog in huis gewoond en voor haar gewerkt. Het college zal onder meer moeten beoordelen of de gz-psycholoog, door ook anderszins met klaagster om te gaan, heeft gehandeld in strijd met hetgeen van haar als professional verwacht mag worden. Klaagster en de gz-psycholoog hebben uiteindelijk onenigheid gekregen en klaagster heeft de hierna te behandelen klacht ingediend. Het college vindt dat de klacht gedeeltelijk gegrond is en legt dat hierna uit.
 

2. De procedure
 

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 9 december 2021;
  • de brief van klaagster, ontvangen op 21 januari 2022;
  • het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 20 april 2022;
  • de nadere bewijsstukken van klaagster, ontvangen op 29 maart 2023;
  • de geluidsbestanden die door klaagster zijn ingediend op een usb-stick bij brief van 4 april 2023.
     

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 14 april 2023. De partijen zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. Klaagster werd tevens bijgestaan door een tolk. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van klaagster heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd. De tolk heeft spreekaantekeningen van klaagster voorgelezen en deze zijn ook aan het college en de andere partij overhandigd.
 

3. De feiten
 

3.1       In augustus 2016 heeft klaagster de gz-psycholoog geschreven, met het verzoek tot het volgen van een therapie via een beeldverbinding (Skype), om haar te helpen met haar eetstoornissen en problemen met haar gewicht. Zij had de gz-psycholoog benaderd nadat zij een boek van haar had gelezen over intuïtief eten. De gz-psycholoog heeft klaagster als cliënte aangenomen en met haar een therapie afgesproken. Aanvankelijk verliepen de sessies op afstand via Skype, omdat klaagster aanvankelijk in Kenia woonde. Klaagster is van 13 september 2016 tot 15 april 2019 bij de gz-psycholoog onder behandeling geweest.
 

3.2       De gz-psycholoog heeft klaagster als onderdeel van de therapie opgedragen een eetdagboek bij te houden. Dat heeft klaagster gedurende de therapie ook gedaan. In juni 2018 waren zowel klaagster als de gz-psycholoog in Wenen voor een evenement. Klaagster en de gz-psycholoog hebben toen vriendschappelijk contact gehad. Klaagster heeft de gz-psycholoog na het evenement naar het vliegveld in Wenen gebracht. Van 7 december 2018 tot 10 december 2018 verbleef de gz-psycholoog in een appartement van de familie van klaagster.

3.3       Klaagster was van 18 juli 2018 tot 23 juli 2018 in Nederland en verbleef bij de       gz-psycholoog in huis. Vanaf september 2018 heeft klaagster werkzaamheden verricht voor het Centrum van de gz-psycholoog (zijnde de praktijk van de gz-psycholoog). Klaagster verrichte deze werkzaamheden zonder betaling. In de periode van 3 oktober 2018 tot 31 oktober 2018 verbleef klaagster in Nederland en verrichte zij wederom werkzaamheden voor het Centrum van de gz-psycholoog, volgde zij therapie en verrichte zij huishoudelijke taken bij de gz-psycholoog thuis. Klaagster huurde toen een kamer. Klaagster heeft in april 2019 en vanaf september 2019 tot eind januari 2020 bij de gz-psycholoog in huis gewoond. Op uitnodiging van de gz-psycholoog, is klaagster met het gezin van de gz-psycholoog op vakantie geweest in april 2019 en in juli 2019.

3.4       In januari 2020 is het contact tussen klaagster en de gz-psycholoog verbroken. Partijen hebben daarna geen direct contact meer gehad. Wel zijn er via verschillende internetforums berichten verspreid met daarin negatieve uitlatingen over klaagster en over de gz-psycholoog.
 

4. De klacht en de reactie van de gz-psycholoog
 

4.1 Klaagster verwijt de gz-psycholoog dat zij:

a. een onjuiste behandeling heeft toegepast;

b. de normen en waarden heeft geschonden die voor de behoorlijke beroepsuitoefening van een zorgverlener van wezenlijk belang zijn, door het aangaan van een vriendschappelijke (samenwoon)relatie en een werkrelatie;

c. klaagster emotioneel heeft mishandeld door haar onheus te bejegenen, met psychologische en fysieke gevolgen;

d. pestgedrag heeft vertoond en klaagster heeft geïntimideerd via sociale media en ongegronde aangiften bij politie en andere autoriteiten heeft gedaan;

e. haar beroepsgeheim heeft geschonden door openbaarmaking op sociale media van tijdens de therapie verkregen informatie;

f. zich schuldig heeft gemaakt aan titelmisbruik door zich ten onrechte te presenteren als psychotherapeut en medisch (klinisch) psycholoog met een Nederlandse vergunning.

4.2 De gz-psycholoog heeft het college verzocht vijf klachtonderdelen ongegrond te verklaren. Met betrekking tot het klachtonderdeel dat ziet op het aanbieden van een slaapplaats bij haar thuis, heeft de gz-psycholoog aangegeven dat zij dat niet had moeten doen en dat zij achteraf inziet dat dit handelen niet juist was. De gz-psycholoog heeft het college verzocht om bij het bepalen van een eventuele maatregel de omstandigheden waaronder zij dit heeft gedaan te laten meewegen.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

5.1 Bij het beoordelen van de klachtonderdelen stelt het college voorop dat het bij de beoordeling gaat om de vraag of de gz-psycholoog de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende gz-psycholoog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Het college zal eerst de klachtonderdelen a), c), d) en f) bespreken en daarna de klachtonderdelen b) en e).

Klachtonderdeel a) onjuiste behandeling

5.2 Klaagster heeft met betrekking tot dit klachtonderdeel aangevoerd dat de  gz-psycholoog meerdere keren te laat is geweest voor de door klaagster te volgen therapiesessies en tijdens de sessies met andere zaken bezig was dan met de behandeling. Verder heeft de gz-psycholoog nooit het eetdagboek met klaagster geanalyseerd of het voedingsprogramma besproken. Bovendien heeft de gz-psycholoog nagelaten om de therapeutische instrumenten toe te passen, verslechterde de relatie tussen klaagster en haar familie en vrienden door de therapie en bleek het doel van de therapie, namelijk afvallen, hopeloos te zijn.

5.3 De gz-psycholoog heeft weersproken dat zij meerdere keren niet op tijd is geweest voor de therapiesessies. Zij heeft één keer een afspraak gemist, omdat zij zich had verslapen. Dat was het gevolg van haar medische behandeling. Verder was de verbinding via Skype niet altijd even goed. Zij heeft klaagster altijd respectvol en met aandacht behandeld. Uit haar aantekeningen blijkt dat het eetdagboek wel degelijk vaker is besproken. De gz-psycholoog herkent het gedrag dat klaagster heeft genoemd niet. Zij weerspreekt dat de verslechterde relatie tussen klaagster en haar familie en vrienden het gevolg zou zijn van de behandeling en dat het doel van de therapie hopeloos zou zijn. Zij heeft als professional de cognitieve gedragstherapie toegepast en de principes van een Amerikaanse ‘dietologist’ die met mensen met een eetstoornis werkt. Het doel bij klaagster was het opbouwen van een structureel eetpatroon. De bedoeling van klaagster was om intuïtief te leren eten en tevreden te zijn met haar lichaam. Dat zij gewichtsverlies als secundair doel had, kan de gz-psycholoog zich niet herinneren. Dat is volgens haar ook niet door klaagster benoemd.

5.4  Het college stelt vast dat de gz-psycholoog heeft erkend dat zij één keer te laat is geweest voor een behandelsessie. Zij heeft daarvoor een verklaring gegeven, die door klaagster niet is weersproken. Verder is niet weersproken dat een behandeling via Skype niet altijd even ideaal is geweest vanwege mogelijk minder goed bereik, terwijl het wel de bedoeling was om via Skype de behandeling te ondergaan bij de gz-psycholoog.

5.5 Het kan de gz-psycholoog niet worden verweten dat de verbinding mogelijk op bepaalde momenten minder goed was. Ook het te laat beginnen als gevolg van haar medische behandeling, is naar het oordeel van het college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat de gz-psycholoog tijdens de behandelsessies met andere zaken bezig was, kan het college niet vaststellen. Dat betekent niet dat het woord van klaagster minder geloof verdiend dan het woord van de gz-psycholoog. Om te kunnen beoordelen of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, moet die gedraging eerst feitelijk worden vastgesteld en dat kan hier dus niet. Dat de gz-psycholoog het eetdagboek niet heeft besproken, volgt niet uit de overgelegde dossieraantekeningen. Die verwijzen in ieder geval wel naar een bespreking van het eetdagboek. Ten slotte kan het college bij gebrek aan objectief vast te stellen feiten en omstandigheden ook niet vaststellen dat als gevolg van de door klaagster gevolgde therapie sprake is geweest van een verslechterde relatie met familie en vrienden.

5.6 Hoewel niet gebleken is van een door de gz-psycholoog opgesteld behandelplan en ook niet van een tussentijdse evaluatie daarvan, is voldoende gebleken uit hetgeen tijdens de zitting is opgemerkt, dat de gz-psycholoog wel de juiste interventies heeft toegepast bij de behandeling van klaagster. Nu het handelen zoals dat door klaagster aan de              gz-psycholoog wordt verweten niet is komen vast te staan, is het college van oordeel dat niet is gebleken van een onjuiste behandeling. Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond.
 

5.7 Klachtonderdelen c) en d) pestgedrag en emotionele mishandeling

Het college is van oordeel dat deze klachtonderdelen zich lenen voor een gezamenlijke bespreking. De verwijten zien op de bejegening van klaagster door de gz-psycholoog. Naar het oordeel van het college dienen deze klachtonderdelen ongegrond te worden verklaard omdat het college niet kan vaststellen dat de gz-psycholoog de verweten uitlatingen heeft gedaan. Ook voor dit oordeel geldt (zoals genoemd in r.o. 5.6) dat dit berust op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, die gedraging eerst feitelijk moet kunnen worden vastgesteld. En dat kan in dit geval niet. Klachtonderdelen c) en d) zijn ongegrond.

Klachtonderdeel f) titelmisbruik

5.8 Het college is van oordeel dat ook dit klachtonderdeel ongegrond moet worden verklaard. Klaagster heeft tijdens de zitting toegelicht op welk titelmisbruik haar klacht precies ziet en het college heeft aan de hand van deze nadere toelichting vastgesteld dat het gaat om het gebruik door de gz-psycholoog van titels op buitenlandse websites. De bevoegdheid van het college gaat niet zo ver dat zij kan oordelen over het gebruik van medische titels op buitenlandse websites. Klachtonderdeel f) is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel b) het aangaan van een (vriendschappelijke en werk)relatie

5.9 Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt het college voorop dat een patiënt zich binnen een professionele relatie tot een zorgverlener per definitie in een afhankelijke positie bevindt. In deze afhankelijke setting mag van een medisch professional verwacht worden dat hij onder geen enkele omstandigheid méér tot het privéleven van een patiënt toetreedt dan voor de behandeling noodzakelijk is. Indien zich tussen een patiënt en een zorgverlener een andere relatie ontwikkelt, dient de behandelrelatie te worden beëindigd en dient de patiënt op zorgvuldige wijze aan een collegazorgverlener te worden overgedragen. Tevens moet een ‘afkoelingsperiode’ in acht worden genomen. Op deze manier wordt voorkomen dat een zorgverlener gebruik of misbruik zou kunnen maken van de afhankelijke situatie van een patiënt. Dit uitgangspunt is algemeen aanvaard binnen de zorg en onder meer verwoord in de gedragsregels in de KNMG-Gedragscode voor artsen en de brochure van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd ‘Het mag niet, het mag nooit; seksueel grensoverschrijdend gedrag in de gezondheidszorg’ (2013 en 2016) en, meer in het algemeen, in artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek (BW) (‘de hulpverlener moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en handelt daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard’). Het aangaan van een andere relatie (zoals een vrienschaps- en/of werkrelatie) past dan ook niet bij een respectvolle en professionele behandelrelatie. Daarbij maakt het college geen onderscheid tussen een vriendschappelijke, affectieve of liefdesrelatie of een zakelijke relatie niet zijnde de behandelrelatie.

5.10 Tussen partijen is niet in geschil dat de behandeling van klaagster heeft plaatsgevonden tussen half september 2016 en half april 2019, zodat gedurende die tijd sprake was van een behandelrelatie. Tussen partijen is evenmin in geschil dat klaagster en de gz-psycholoog in 2018 vriendschappelijk contact hebben gehad tijdens een evenement in Wenen en dat klaagster zowel in juli 2018 als in oktober 2018 bij de gz-psycholoog in huis heeft gewoond. Daarnaast heeft de gz-psycholoog niet gemotiveerd betwist dat klaagster op verschillende momenten in 2018 – zonder vergoeding - werkzaamheden heeft verricht voor het Centrum van de gz-psycholoog. Ten slotte is niet in geschil dat klaagster in april 2019 en vanaf september 2019 tot januari 2020 bij de gz-psycholoog in huis is komen wonen en dat zij in april 2019 en in juli 2019 met de gz-psycholoog en haar familie op vakantie is geweest.

5.11 Ook als wordt aangenomen dat de gz-psycholoog klaagster bij zich heeft laten wonen omdat zij klaagster niet op straat kon laten staan – zoals ter zitting is opgemerkt –, wijst dit op een houding waarbij de gz-psycholoog méér tot het privéleven van klaagster is toegetreden dan voor de behandeling noodzakelijk was. Daarbij kon klaagster ook buiten kantooruren tot de privésfeer van de gz-psycholoog doordringen. Werk en privé zijn duidelijk door elkaar gaan lopen waardoor er geen sprake meer kon zijn van een professionele behandelrelatie. Dat de gz-psycholoog klaagster ook werkzaamheden heeft laten verrichten voor haar Centrum, waarmee een soort van werkgever-werknemersrelatie is ontstaan, past evenmin bij een professionele omgang tussen zorgverlener en patiënt. Immers, ook in dat geval vervagen de grenzen tussen de behandelrelatie en de relatie werkgever-werknemer. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de gz-psycholoog om de professionele distantie te bewaken. Omdat zij de grenzen van de professionele distantie ruim heeft overschreden, heeft de gz-psycholoog ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld en is klachtonderdeel b) gegrond.

Klachtonderdeel e) schending beroepsgeheim

5.12 Klaagster heeft ten slotte gewezen op het openbaar maken van informatie over klaagster op sociale media. Zo heeft de gz-psycholoog aan een derde in het Russisch (met Nederlandse vertaling) het volgende geschreven:
We zijn niet zomaar bij elkaar op bezoek geweest. [college: naam klaagster] wilde heel graag naar Europa verhuizen want op 40-jarige leeftijd woonde ze in [college: naam land] bij haar moeder. Voor haar was de baan bij jou een van de opties. Maar ze hield niet vol. Ik probeerde haar te helpen onafhankelijk te worden. Ik adviseerde haar om naar de universiteit te gaan studeren. Ik heb haar bij mij thuis uitgenodigd om bij mij te komen wonen. (…) Ik voedde haar volgens de voedingsroutine, nam haar mee naar de sportschool en we gingen samen wandelen (toen ze bij ons kwam, woog ze 158 kg en kon ze nauwelijk lopen, maar zes maanden later viel ze 15 kg af en werd behoorlijk een vrolijk persoon). Ik hielp haar tijdens de sessies. (…). En zo bedankte ze me (…)

5.13 De gz-psycholoog heeft betwist dat in het bovenstaande bericht uitingen zijn gedaan over klaagster met informatie die zij uit hoofde van haar behandeling van klaagster heeft verkregen.

5.14 Het college oordeelt als volgt. Vast staat dat klaagster een behandeling bij de gz-psycholoog heeft gevolgd vanwege problematisch eetgedrag en naar zeggen van klaagster met als secundair doel het verlies van gewicht. Bij gebreke van een betwisting staat ook vast dat de Nederlandse vertaling van de Russische tekst juist is. Uit deze tekst kunnen de naam van klaagster, haar problemen met eten en haar gewicht worden opgemaakt. Zelfs kan daarin worden gelezen wat het gewicht van klaagster precies was. Deze informatie is bij uitstek informatie die past bij een behandeling die ziet op eetstoornissen. Het college kan de stelling van de gz-psycholoog, dat deze informatie bij de gz-psycholoog op andere wijze bekend was dan uit hoofde van de behandeling die klaagster bij haar heeft gevolgd dan ook niet volgen. De gz-psycholoog heeft deze stelling ook niet nader onderbouwd. Volgens de geldende regelgeving, waaronder artikel 7:457 lid 1 BW en artikel 88 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), moet de zorgverlener als geheimhouder ervoor zorg dragen dat aan anderen dan aan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt worden verstrekt dan met zijn toestemming. In dit geval heeft de gz-psycholoog informatie over klaagster aan een derde verstrekt, althans is informatie besproken, zonder haar toestemming en is niet gebleken van een uitzondering die is gebaseerd op de wet of de rechtspraak. Daarom is klachtonderdeel e) ook gegrond.


Slotsom

5.15 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de onderdelen b) en e) van de klacht gegrond zijn en klachtonderdelen a), c), d) en f) ongegrond.


Maatregel

5.16     Nu de klacht deels gegrond is, zal het college bepalen welke maatregel aan de gz-psycholoog moet worden opgelegd. Daarbij staat de bevordering van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg voorop. Zoals hiervoor is geoordeeld, levert het ernstig grensoverschrijdend handelen van de gz-psycholoog een zeer ernstige schending op van de geldende normen. Hierbij past een maatregel waarmee kan worden voorkomen dat andere cliënten iets vergelijkbaars overkomt. Daarnaast heeft de gz-psycholoog haar beroepsgeheim geschonden en dat is een andere norm. Deze normen zijn zo essentieel dat in beginsel een schorsing aan de orde is.

5.17     Hoewel de gz-psycholoog tijdens de zitting spijt heeft betuigd en heeft erkend dat haar handelwijze verkeerd is geweest, is het college er niet van overtuigd geraakt dat zij werkelijk tot het inzicht is gekomen dat zij de professionele grenzen heeft overschreden. De gz-psycholoog blijft erbij dat de behandelrelatie was geëindigd voor de vriendschappelijke relatie was aangegaan, maar zij erkent wel dat klaagster haar op verschillende momenten, tijdens de behandelrelatie, ook privé heeft bezocht en bij haar in huis heeft verbleven. Verder heeft het college de indruk dat de gz-psycholoog zich op geen enkele wijze bewust is van de in acht te nemen afkoelingsperiode die, afhankelijk van de duur en de aard van de relatie, kortere of langere tijd in beslag kan nemen. De gz-psycholoog heeft in het geheel geen afkoelingsperiode ingelast tussen het moment van afronding van de behandeling en het moment waarop zij klaagster bij haar in huis heeft laten wonen. Het college heeft de indruk dat de gz-psycholoog de grens tussen professionaliteit en vriendschap onvoldoende voor ogen heeft gehad.

5.18     Het college stelt echter ook vast dat de gz-psycholoog een aantal maatregelen heeft getroffen om een herhaling van haar handelen te voorkomen. Zo heeft zij een coachingstraject gevolgd, werkt zij niet meer zelfstandig maar met collega’s waarmee zij kan overleggen en neemt zij iedere drie maanden deel aan intervisie.

5.19     Gelet op het voorgaande en met het oog op het zwaarwegende belang dat cliënten niet worden blootgesteld aan het overschrijden van de grenzen tussen professionaliteit en vriendschap zoals hier aan de orde is geweest en omdat de gz-psycholoog al een aantal maatregelen heeft getroffen, acht het college het op zijn plaats om de gz-psycholoog een voorwaardelijke schorsing voor de duur van 6 maanden op te leggen met een proeftijd 2 jaar. Daarnaast is het college van oordeel dat aan de gz-psycholoog een aantal voorwaarden dient te worden opgelegd. Als voorwaarden bepaalt het college dat de gz-psycholoog een leertherapie volgt bij een erkende leertherapeut die NVP geregistreerd is. De gz-psycholoog zal tenminste 25 sessies moeten volgen, binnen een periode van 8 maanden. Daarnaast wordt de gz-psycholoog opgedragen dat zij intercollegiale intervisie volgt in het werkveld. De gz-psycholoog dient bewijs te overleggen dat zij aan beide voorwaarden heeft voldaan. Dit kan de gz-psycholoog doen door een (korte) verklaring van de leertherapeut en van een collega met wie zij intervisie volgt.

5.20     Om redenen aan het algemeen belang ontleend, bepaalt het college dat deze beslissing op de hierna te noemen wijze zal worden gepubliceerd (overeenkomstig artikel 71 Wet BIG). De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.
 

6. De beslissing

Het college:

  • verklaartde klachtonderdelen b) en e) gegrond;
  • legt de gz-psycholoog de navolgende maatregel op:
    schorst de bevoegdheid van de gz-psycholoog om de aan de inschrijving in het register verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van 6 maanden;
  • beveelt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het college later anders mocht bepalen omdat de gz-psycholoog voor het einde van een proeftijd van 2 jaren:

a) zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de zorg die zij als gz-psycholoog behoort te betrachten of in strijd is met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt; en

b)   zich niet heeft gehouden aan de navolgende bijzondere voorwaarden:

1. dat zij een leertherapie volgt bij een erkende leertherapeut, die NVP geregistreerd is, van tenminste 25 sessies binnen 8 maanden;

2. dat zij intercollegiale intervisie volgt in het werkveld;

3. dat zij bewijs overlegt aan het college dat zij aan beide voorwaarden heeft voldaan binnen de proeftijd van 2 jaar;

  • bepaalt dat de proeftijd ingaat op de dag dat deze beslissing onherroepelijk is geworden;
  • bepaalt dat de proeftijd uitsluitend loopt gedurende de periode dat de gz-psycholoog in het BIG-register is ingeschreven en bevoegd is de daaraan verbonden bevoegdheden uit te oefenen;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
  • bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift De Psycholoog - NIP.

Deze beslissing is gegeven door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, voorzitter,

P.J.M. Rouwen, lid-jurist, E.H. Muste, Ch. Oele en N.J. Kroon, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door I.W.M. Dirksen, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.