Zoekresultaten 241-250 van de 12883 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5606

    Klacht tegen geneesheer/directeur van een GGZ-instelling over beëindiging van de behandelingsovereenkomst met 14-jarige patiënte. Deze had een ernstig incident in de instelling veroorzaakt waarbij een medewerkster brandwonden in het gezicht heeft opgelopen. De instelling vond dat zij daarna geen doelmatige opname kon bieden, dat er geen Wvggz-kader was. Het gebiedsteam had een aanvraag ‘gesloten machtiging’ vanuit de Jeugdwet heeft gedaan, maar dat deze was afgewezen. Een spoed OTS was aangevraagd maar vanwege vakanties zou in de lopende week geen oplossing komen. In het kader van de behandelovereenkomst zou de instelling IHT-Jeugd bieden en in het weekend was IHT volwassenen bereid huisbezoeken af te leggen. Daarna is de behandelingsovereenkomst feitelijk beëindigd. Patiënte is na aangifte door de geneesheer-directeur overgedragen voor verhoor aan de politie zonder dat passende vervolgzorg was geregeld. Het college komt tot het oordeel dat de psychiater tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is gegrond waarbij de maatregel van berisping is opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:8 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1847

    Klacht tegen een psychiater. Klaagster heeft eerder een klacht ingediend tegen een bij de instelling werkzame GZ-psycholoog. Het Regionaal Tuchtcollege heeft deze klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en aan de GZ-psycholoog een waarschuwing opgelegd. De GZ-psycholoog heeft naar het oordeel van het college verzuimd om klaagster toestemming te vragen om informatie aan Veilig Thuis te verstrekken of ten minste de inhoud van de door de GZ-psycholoog aan Veilig Thuis verstrekte informatie vooraf met klaagster te delen, zodat zij daarop had kunnen reageren. De GZ-psycholoog heeft klaagster daar ook achteraf niet over geïnformeerd. Het college heeft zich niet uitgelaten over de juistheid van de verstrekte informatie. De psychiater is werkzaam als geneesheer-directeur kind en jeugd bij de instelling en als psychiater BIG-geregistreerd. Klaagster verwijt de psychiater (en een collega, eveneens aangeklaagd: C2023/1846) dat zij de genoemde uitspraak van het college niet heeft nageleefd. Klaagster wil dat de psychiater op grond van deze beslissing onderschrijft dat de door de GZ-psycholoog aan VT verstrekte informatie uit het dossier wordt verwijderd. Voorts verwijt klaagster de psychiater dat er bij de instelling protocollen ontbreken hoe om te gaan met schending van het beroepsgeheim en dat daardoor een datalek is veroorzaakt, alsmede dat afspraken hieromtrent met ketenpartners ontbreken. Daardoor heeft klaagster het door de instelling veroorzaakte datalek zelf moeten dichten.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:2 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1930

    Klacht tegen apotheker. De apotheker heeft de zorgverzekeraar van klaagster geadviseerd over de afbouwmedicatie zoals voorgeschreven door de huisarts van klaagster en meer specifiek of tapering van die medicatie valt onder het bereik van ‘rationale farmacotherapie’ die voor vergoeding door de zorgverzekering in aanmerking komt. Klaagster verwijt de apotheker dat zij op onjuiste, onvolledige en/of misleidende wijze en/of in strijd met regelgeving informatie heeft verstrekt aan klaagster en dat zij een patroon van bewust ernstig overschrijdend onzorgvuldig handelen heeft laten zien en op onacceptabele wijze met haar positie als advisering apotheker is omgegaan ten aanzien van de vergoedingsaanspraak van apotheekbereidingen, in dit geval afbouwmedicatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.  

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:3 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5643

    Klacht tegen huisarts. Klaagster is meerdere keren bij verweerder op consult geweest wegens klachten van misselijkheid en duizeligheid. Ook viel zij in korte tijd veel af. De huisarts heeft klaagster medicatie voorgeschreven voor de misselijkheid en bloedonderzoek laten verrichten. Ook heeft hij klaagster verwezen naar de MDL-arts. Uit onderzoek kwamen geen afwijkingen naar voren. Wel constateerde de MDL-arts een verdikte lymfeklier. In de brief aan verweerder schreef de MDL-arts dat zij aan klaagster had geadviseerd met verweerder contact op te nemen om daar nader onderzoek naar te verrichten. Daarnaast adviseerde zij verweerder om verwijzing naar een KNO-arts of neuroloog te overwegen, vanwege draaiduizeligheid. Verweerder heeft klaagster vervolgens naar de KNO-arts verwezen. Deze constateerde BPPD. Klaagster kreeg hiervoor medicatie. De medicatie beviel niet en klaagster bleef afvallen. Zij meldde zich bij verweerder voor andere medicatie. Na controle bij de KNO-arts kreeg klaagster oefeningen voor haar BPPD. Ook is klaagster naar de fysiotherapeut gegaan en is zij door verweerder verwezen naar de revalidatiearts in verband met fibromyalgie. Klaagster is uiteindelijk overgestapt naar een andere huisarts in de praktijk bij verweerder. Er zijn nog meerdere onderzoeken door diverse specialisten gedaan. Uiteindelijk is bij klaagster de diagnose PLS gesteld. Klaagster verwijt verweerder – kort gezegd – nalatigheid ten aanzien van haar misselijkheidsklachten en dat hij niet heeft verteld dat zij een gezwel had in haar lymfeklier. Het college komt tot het oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:9 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1867

    Klacht tegen een psychiater. De klacht gaat over de behandeling van klaagster bij een GGZ-instelling in verband met de bijzondere voorwaarden die opgelegd zijn bij een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De psychiater behandelde klaagster. Onderdeel van het behandelplan was het opstellen van een Delictscenario (DS) en Delict-terugval-preventieplan (DTPP). Klaagster verwijt de psychiater een onzorgvuldige behandeling en onheuse bejegening in een vijfgesprek in het voorjaar van 2021. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:3 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1936

    IGJ heeft onderzoek gedaan naar de zorg voor een patiënte bij de organisatie waar verweerster werkte als verpleegkundige specialist GGZ. De patiënte leed aan anorexia nervosa en persoonlijkheidsproblematiek. De IGJ verwijt de verpleegkundig specialist dat zij een behandelovereenkomst met behandelvoorwaarden is aangegaan en betrokken is geweest bij de behandeling van de patiënte, terwijl zij noch de instelling kennis en ervaring op het gebied van eetstoornissen had. Hierdoor is de patiënte niet adequaat behandeld. Ook wordt haar onvoldoende dossiervoering verweten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ten aanzien van het aangaan van de behandelovereenkomst ongegrond verklaard, de klacht voor het overige gegrond verklaard en aan de verpleegkundig specialist GGZ een waarschuwing opgelegd. De IGJ is in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht ten aanzien van het aangaan van de behandelovereenkomst alsnog gegrond en legt aan de verpleegkundig specialist GGZ de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:4 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1938 en C2023/1939

    Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tot doorhaling vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van verpleegkundige én een tuchtklacht van IGJ tegen dezelfde verpleegkundige omdat zij volgens de IGJ in haar werkzame periode gehandeld heeft in strijd met artikel 47 lid 1 van de Wet BIG. Het Regionaal Tuchtcollege beveelt de doorhaling van de inschrijving van de verpleegkundige in het BIG-register, dan wel ontzegt de verpleegkundige, voor het geval zij op het moment van onherroepelijk worden van deze beslissing niet is ingeschreven in het BIG-register, het recht om wederom in dit register te worden ingeschreven en schorst bij wijze van voorlopige voorziening de bevoegdheid van de verpleegkundige om de aan de inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de tuchtklacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege heeft de zaak ter terechtzitting behandeld, maar acht het onwenselijk dat de verpleegkundige geen juridische bijstand heeft in een ingrijpende juridische procedure die mogelijk een grote impact heeft op het verdere leven van de verpleegkundige. In deze tussenbeslissing wordt het onderzoek heropend en de behandeling van de zaak aangehouden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:5 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1960

    Klacht tegen huisarts. De klacht gaat over de dochter van klaagster (patiënte) die op 22-jarigeleeftijd is overleden. De huisarts heeft patiënte als waarnemend huisarts gezien in verband met een verzoek om anticonceptie. De huisarts heeft patiënte een anticonceptiepil voorgeschreven. Patiënte is vier weken later door haar vriend dood aangetroffen. Bij postmortaal onderzoek bleek sprake van een voldragen zwangerschap. De foetus was eveneens overleden. De zwangerschap was niet zichtbaar en bij niemand bekend, ook niet bij patiënte zelf. Klaagster verwijt de huisarts onder andere dat zij tijdens het consult het menstruatiepatroon niet heeft uitgevraagd en niet heeft gevraagd naar de mogelijkheid van een bestaande zwangerschap bij patiënte. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de huisarts niet verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de klacht ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6211

    Voorzittersbeslissing. Klager heeft eerder tegen de gz-psycholoog een klacht ingediend wegens het afgeven van een medische verklaring. Over het afgeven van die verklaring door de gz-psycholoog is in de vorige zaak al geoordeeld en de eindbeslissing in die zaak is onherroepelijk geworden. Op grond van het ne-bis-in-idembeginsel kan de gz-psycholoog hiervoor niet nog een keer worden berecht. Dat klager nu meer de nadruk legt op de financiële gevolgen van het afgeven van de verklaring door de gz-psycholoog maakt dit niet anders. Klager is kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5810

    Kennelijke ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster verwijt de transferverpleegkundige dat hij geen verdere behandeling voor klaagster bij een revalidatiecentrum of thuiszorg in het algemeen heeft geregeld en niet heeft gezorgd voor revalidatie en/of (verwijzing naar) fysiotherapie. Het college oordeelt dat de transferverpleegkundige heeft gehandeld naar de aanvraag zoals gedaan door de verpleegkundige in overleg met de arts van de afdeling waar klaagster verbleef. Het is aan de wijkverpleegkundige om de uiteindelijke indicatie voor de aard en de omvang van de thuiszorg te stellen. Uit de stukken volgt niet dat er een indicatie voor revalidatie of voor fysiotherapie is afgegeven. Klacht kennelijk ongegrond.