Zoekresultaten 281-290 van de 12898 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:283 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5476

    Deels gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster klaagt over de behandeling van haar overleden moeder. Zij vindt dat de huisarts niet tijdig de juiste onderzoeken heeft verricht en de onderzoeksresultaten niet juist heeft geïnterpreteerd. Daarnaast heeft hij niet doorgevraagd en patiënte niet tijdig doorverwezen naar de specialist. Bij de moeder van klaagster is uiteindelijk een bacterie aangetroffen, naast sprake van hoge verdenking op endocarditis. Patiënte is korte tijd hierna overleden. Het college oordeelt dat de huisarts wat betreft de souffle inderdaad te weinig actie heeft ondernomen. Hij haar niet doorverwezen naar de cardioloog en niet doorgevraagd. Wat betreft de herhaalde diagnose cystitis oordeelt het college dat de huisarts te lang heeft vastgehouden aan deze diagnose. Ten aanzien van de diagnose tendinitis oordeelt het college dat niet de juiste behandeling is ingezet. Niet komt vast te staat dat de huisarts patiënte niet serieus heeft genomen. De huisarts heeft zich toetsbaar opgesteld en ervan blijk gegeven te willen leren van gemaakte fouten. Klacht deels gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:284 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5634

    Ongegronde klacht tegen een arts. Klager verwijt de arts dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld door niet de juiste stappen te doorlopen bij een Veilig Thuis-melding over huiselijk geweld. De arts had op basis van signalen van mogelijk emotioneel isolerend partnergeweld van klager naar zijn ex-echtgenote een Veilig Thuis-melding gedaan. Het college komt tot het oordeel dat de arts de stappen 1, 2, 4 en 5 zorgvuldig heeft doorlopen. Ten aanzien van stap 3, het inlichten van klager, heeft de arts alles afwegende besloten af te zien van een gesprek met klager voorafgaand aan het doen van de Veilig Thuis-melding. De arts heeft voldoende uiteengezet waarom zij deze keuze heeft gemaakt. Achteraf gezien was het misschien beter geweest als de arts dit op enig moment wel had gedaan. Het was echter voor de arts moeilijk in te schatten wanneer dat op veilige wijze en op een veilig moment voor patiënte kon gebeuren. De arts had daar geen goed zicht op. Het college is dan ook van oordeel dat de arts ook ten aanzien van stap 3 geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:285 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5655

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Klaagster klaagt over het niet-reanimeerbeleid dat de arts met haar heeft besproken en de wijze waarop dat gesprek plaatsvond (bejegening). De arts is niet betrokken geweest bij het vaststellen van het beleid, hierdoor kan haar geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Bij het bespreken van het beleid door de arts met klaagster, zag de arts dat klaagster onrustig werd en heeft in overleg met haar supervisor besloten voor die nacht wel een volledig reanimatiebeleid te volgen zodat het niet-reanimeerbeleid op een later, rustiger moment nogmaals met klaagster kon worden besproken. Door in dit opzicht rekening te houden met de wensen van klaagster, heeft de arts naar het oordeel van het college zorgvuldig gehandeld. Voor het college is niet vast te stellen hoe dit gesprek precies is verlopen. Klaagster en de arts waren immers alleen bij dit gesprek aanwezig. Beide klachtonderdelen zijn ongegrond. Klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:208 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5652

    Klacht tegen psychiater. Vanaf 2016 heeft klaagster last van zenuwpijn in haar benen. Een diagnose was niet goed te stellen. De behandeling werd in eerste instantie gericht op depressieve stoornis, waarvoor verschillende anti-depressiva werden voorgeschreven. Dit had geen tot onvoldoende effect. De echtgenoot van klaagster vond een artikel over het geneesmiddel Vimpat en het positieve effect op zenuwpijn. De psychiater vond dat geen goed idee en wilde eerst het behandelplan tegen depressie afronden. Vanaf februari 2022 gebruikt klaagster, op voorschrift van een andere behandelend arts, Vimpat wat binnen een maand na gebruik tot een verbetering van haar klachten leidde. Inmiddels lijdt klaagster aan dementie. Volgens klaagster had zij samen met haar echtgenoot betere jaren samen gehad als zij eerder met de medicatie had kunnen beginnen en had de dementie zich mogelijk minder snel en ernstig ontwikkeld. Het college acht het zorgvuldig dat de psychiater de richtlijn heeft gevolgd en komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. 

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:205 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5032

    Klacht tegen huisarts ongegrond. Klager klaagt over een huisarts na een doorgemaakt hartinfarct. Hij is in de maand voor het hartinfarct bij een huisarts in opleiding geweest. Een week later heeft hij de huisarts gesproken over druk op de borst. Zij heeft een fietstest aangevraagd en toen deze niet doorging omdat het ECG in rust afwijkingen vertoonde een afspraak gemaakt voor verkorte toegang naar de poli cardiologie.Klager verwijt de huisarts dat zij zijn gezondheidstoestand niet serieus heeft genomen en de ernst van de situatie niet heeft onderkend.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:206 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5033

    Klacht tegen cardioloog ongegrond. Klager klaagt over een cardioloog. Voorafgaand aan een geplande fietstest werd een ECG in rust gemaakt. Deze was afwijkend, waarna de cardioloog besloot de fietstest niet door te laten gaan. Zij heeft het besluit genomen dat klager naar huis kon gaan en de volgende dag de huisarts op de hoogte gesteld. Klager is drie dagen na de geplande fietstest opgenomen in het ziekenhuis met een hartinfarct.Klager verwijt de cardioloog dat zij zijn gezondheidssituatie heeft onderschat en de ernst van zijn situatie niet serieus heeft genomen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:207 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5228

    Klacht tegen een psychiater, tevens geneesheer-directeur. Hij heeft in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een getuigenverklaring afgelegd over klager. Klager vindt dat de psychiater daarin onjuiste informatie heeft verstrekt en een onjuiste diagnose heeft gesteld (terwijl hij bovendien klager niet had gezien of gesproken) en zijn medisch beroepsgeheim tegenover klager heeft geschonden. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:280 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5515

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster heeft meerdere klachten over haar behandeling door de psychiater. Zij verwijt de psychiater onder andere dat hij (bewust) onjuiste diagnoses heeft gesteld en daardoor onjuiste behandelingen heeft uitgevoerd, dat hij verkeerde medicatie heeft voorgeschreven en dat hij klaagster ten onrechte heeft doorverwezen met valse classificaties. Uit de overlegde stukken blijkt niet dat er sprake is geweest van onjuiste diagnoses, behandelingen, doorverwijzingen of het verstrekken van onjuiste medicatie. Uit de door klaagster overgelegde werkaantekeningen van de psychiater volgt onder andere dat hij de diagnose genderdysforie ondersteunde en dat er sprake was van sociale problematiek die, in overleg met klaagster, aangepakt zou worden voorafgaand aan het transitietraject. Deze aanpak kan het college goed volgen. De stukken geven verder geen aanleiding om te oordelen dat de doorverwijzing voor een EMDR-behandeling onzorgvuldig was, dan wel dat er anderszins sprake is geweest van onjuiste doorverwijzingen. Er waren aanwijzingen voor posttraumatische klachten en de psychiater heeft klaagster voor behandeling en diagnostiek doorverwezen naar de juiste instanties. De klacht dat de psychiater verkeerde medicijnen zou hebben voorgeschreven is door klaagster niet geconcretiseerd. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:274 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5220

    Ongegronde klacht tegen een klinisch psycholoog. De dochter en zus van klagers (hierna: patiënte) is lange tijd in behandeling geweest voor een langdurig ziekteproces met een complexe pathologie. Zij stond op de wachtlijst voor een intensieve behandeling, maar is (door suïcide) overleden voordat deze behandeling kon starten. Klagers verwijten de psycholoog in zijn rol van behandelaar onder andere het handelen zonder structuurdiagnostiek, periodieke systematische risicotaxaties, signaleringsplan en veiligheidsplan. Het college concludeert dat in het patiëntendossier een behandelplan is opgenomen met onder meer bedoelde structuurdiagnostiek, periodieke systematisch risicotaxaties, signaleringsplan en veiligheidsplan en dat er sprake was van een behandeling zoals van een redelijk bekwame hulpverlener verwacht mag worden. Het college stelt verder vast dat de patiënte haar hulpverleners regelmatig heeft verzocht om terughoudend te zijn bij de informatieverstrekking aan de ouders. Zij was tijdens de behandeling door de psycholoog een (jong)volwassen vrouw en het is het college niet gebleken dat zij niet of onvoldoende is staat was om een zodanige bewuste keuze te maken. Dit betekent dat de psycholoog bij zijn contacten met de ouders gebonden was aan de beperkingen zoals door de patiënte aangebracht.Het verwijt dat hij niet of onvoldoende heeft gereageerd op telefoontjes, mails en verzoeken van de ouders, ziet het college in dat licht en ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Ten aanzien van het handelen van de psycholoog als regiebehandelaar, wordt hem onder andere verweten dat hij onvoldoende beschikbaar was als aanspreekpunt. Hierover merkt het college op dat de regiebehandelaar niet zelf het aanspreekpunt hoeft te zijn, en niet zelf alle vragen hoeft te kunnen beantwoorden maar de weg naar de antwoorden moet weten te vinden. Het college oordeelt dat de psycholoog door tussenschakeling van een verpleegkundige met wie de patiënte een goede band had, voldoende invulling aan zijn taak en verantwoordelijkheid als regiebehandelaar heeft gegeven. Het college verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:275 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5724

    Ongegronde klacht tegen een psychotherapeut. De dochter en zus van klagers (hierna: patiënte) is lange tijd in behandeling geweest voor een langdurig ziekteproces met een complexe pathologie. Zij stond op de wachtlijst voor een intensieve behandeling, maar is (door suïcide) overleden voordat deze behandeling kon starten. Klagers verwijten de psychotherapeut in zijn rol van behandelaar onder andere handelen zonder structuurdiagnostiek, periodieke systematische risicotaxaties, signaleringsplan en veiligheidsplan. Het college concludeert dat in het patiëntendossier een behandelplan is opgenomen met onder meer bedoelde structuurdiagnostiek, periodieke systematisch risicotaxaties, signaleringsplan en veiligheidsplan en dat er sprake was van een behandeling zoals van een redelijk bekwame hulpverlener verwacht mag worden. Het college stelt verder vast dat de patiënte haar hulpverleners regelmatig heeft verzocht om terughoudend te zijn bij de informatieverstrekking aan de ouders. Zij was tijdens de behandeling door de psychotherapeut een (jong)volwassen vrouw en het is het college niet gebleken dat zij niet of onvoldoende is staat was om een zodanige bewuste keuze te maken. Dit betekent dat de psychotherapeut bij zijn contacten met de ouders gebonden was aan de beperkingen zoals door de patiënte aangebracht.Het verwijt dat hij niet of onvoldoende heeft gereageerd op telefoontjes, mails en verzoeken van de ouders, ziet het college in dat licht en ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Ten aanzien van het handelen van de psychotherapeut als regiebehandelaar, wordt hem onder andere verweten dat hij onvoldoende beschikbaar was als aanspreekpunt. Hierover merkt het college op dat de regiebehandelaar niet zelf het aanspreekpunt hoeft te zijn, en niet zelf alle vragen hoeft te kunnen beantwoorden maar de weg naar de antwoorden moet weten te vinden. Het college oordeelt dat de psychotherapeut door tussenschakeling van een verpleegkundige met wie de patiënte een goede band had, voldoende invulling aan zijn taak en verantwoordelijkheid als regiebehandelaar heeft gegeven. Het college verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.