ECLI:NL:TGZRAMS:2023:284 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5634

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:284
Datum uitspraak: 29-12-2023
Datum publicatie: 29-12-2023
Zaaknummer(s): A2023/5634
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een arts. Klager verwijt de arts dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld door niet de juiste stappen te doorlopen bij een Veilig Thuis-melding over huiselijk geweld. De arts had op basis van signalen van mogelijk emotioneel isolerend partnergeweld van klager naar zijn ex-echtgenote een Veilig Thuis-melding gedaan. Het college komt tot het oordeel dat de arts de stappen 1, 2, 4 en 5 zorgvuldig heeft doorlopen. Ten aanzien van stap 3, het inlichten van klager, heeft de arts alles afwegende besloten af te zien van een gesprek met klager voorafgaand aan het doen van de Veilig Thuis-melding. De arts heeft voldoende uiteengezet waarom zij deze keuze heeft gemaakt. Achteraf gezien was het misschien beter geweest als de arts dit op enig moment wel had gedaan. Het was echter voor de arts moeilijk in te schatten wanneer dat op veilige wijze en op een veilig moment voor patiënte kon gebeuren. De arts had daar geen goed zicht op. Het college is dan ook van oordeel dat de arts ook ten aanzien van stap 3 geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klacht is ongegrond.

A2023/5634
Beslissing van 29 december 2023

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 29 december 2023 op de klacht van:

A,
wonende te B,
klager,

tegen

C,
arts,
werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de arts,
gemachtigde: mr. C.J. van den Ham, werkzaam te Utrecht.

1. De zaak in het kort

1.1 Klager verwijt de arts dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld door niet de juiste
stappen te doorlopen bij een Veilig Thuis-melding over huiselijk geweld. De arts had op basis van signalen van mogelijk emotioneel isolerend partnergeweld van klager naar zijn ex-echtgenote een Veilig Thuis-melding gedaan.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. De arts heeft het
stappenplan (en het afwegingskader) zorgvuldig doorlopen. Hierna licht het college dat toe.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 8 mei 2023;
- aanvullende stukken, ingediend door klager, ontvangen op 25 mei 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- aanvullende stukken, ingediend door klager, ontvangen op 23 oktober 2023;
- aanvullende stukken, ingediend door de arts, ontvangen op 8 november 2023.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 17 november 2023. De partijen zijn verschenen. De arts werd bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van de arts heeft dat gedaan aan de hand van pleitnotities die aan het college en klager zijn overhandigd.

3. Wat is er precies gebeurd?

3.1 De arts was vanaf maart 2021 tot februari 2022 in het kader van haar
derde opleidingsjaar werkzaam bij een huisartsenpraktijk te E. De ex-echtgenote van klager (hierna: patiënte) stond daar ingeschreven als patiënte.

3.2 Op 12 mei 2021 bezocht patiënte het spreekuur van de arts. Zij werd daarbij
vergezeld door een kennis omdat patiënte niet goed Nederlands sprak. Patiënte was toen 17 weken zwanger. Tijdens het consult gaf patiënte aan zich onveilig te voelen in de thuissituatie. Ze vertelde dat ze alleen naar buiten mag om boodschappen te doen. Onder het excuus van boodschappen doen was het haar die dag gelukt om een afspraak met de arts te maken.

3.3 De arts besluit nog tijdens het consult Veilig Thuis te bellen voor advies omdat de
door de patiënte afgegeven signalen zouden kunnen wijzen op huiselijk geweld van verborgen vrouwen. Hierbij waren de patiënte en haar tolkende kennis aanwezig. Op basis van het verhaal van patiënte vermoedde de vertrouwensarts van Veilig Thuis dat er sprake was van emotioneel isolerend partnergeweld. Zij raadde de arts (verweerster) aan om een Veilig Thuis-melding te doen. Tijdens dit gesprek is tevens aan de orde gekomen wat de mogelijke gevolgen van een dergelijke melding voor patiënte zouden kunnen zijn. De vertrouwensarts adviseerde om klager niet op te hoogte te stellen van de melding.

3.4 Op 12 mei 2021 heeft de arts vervolgens melding gedaan bij Veilig Thuis.

Hierover staat het volgende vermeld in de melding bij Veilig Thuis:

“Situatieomschrijving advies/ melding
Emotioneel, isolerend partnergeweld. Mw is 2,5 jaar geleden vanuit F naar Nederland gekomen om met haar echtgenoot samen te wonen. Partner laat haar echter niet naar buiten, laat haar alleen boodschappen doen. Heeft geen inburgeringscursus van hem mogen doen. Mw heeft nu nog 3 uur per dag werk bij G, zij moet ontslag nemen van hem. Zij is 17 weken zwanger, partner bedreigt haar verbaal, zegt na de bevalling de baby van haar af te zullen nemen, en haar uit huis te zetten. Mw is angstig, voelt zich niet veilig bij hem. Wil graag bij hem weg maar weet niet hoe, spreekt de taal niet en heeft hier geen contacten. Ook geen contacten meer in F. Zij is bang dat hij tot geweld over zal gaan, indien hij op de hoogte raakt van deze melding”

3.5 Op 7 juni 2021 heeft de arts van Veilig Thuis gehoord dat de melding heeft geleid tot
het opleggen van een tijdelijk huisverbod van klager en dat H en de Jeugdbescherming betrokken zijn bij patiënte en klager.

4. De klacht en de reactie van de huisarts

4.1 Klager verwijt de arts dat zij bij de Veilig Thuis-melding niet de volledige en juiste
stappen heeft genomen in de goede volgorde. Zo heeft zij:

• een melding gedaan zonder een gesprek te voeren met klager;
• geen deskundige geconsulteerd en/of patiënte verwezen naar een psychologische; deskundige voor verder onderzoek en een check van het verhaal van patiënte;
• de conclusie getrokken dat er sprake is van mishandeling op basis van een mondeling verhaal van patiënte;
• niet integer gehandeld en in strijd met alle geldende regels en codes.

4.2 De arts heeft aangevoerd dat zij op 12 mei 2021 een kwetsbare, zwangere vrouw
zag die om hulp vroeg. Op basis van de ontvangen signalen, omstandigheden en het advies van de vertrouwensarts van Veilig Thuis heeft de arts gemeend dat een melding bij Veilig Thuis in deze situatie noodzakelijk was. Zij heeft naar eer en geweten gehandeld en altijd het belang van haar patiënte (en het ongeboren kind) op de voorgrond gesteld.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1. De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden.
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelend arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen ten tijde van het handelen, waaronder de ‘KNMG-Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2018’. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen voor zover dit individueel verwijtbaar is.

5.2. Tussen partijen is niet in geschil – en ook het college is dit van oordeel – dat de in
5.1 bedoelde normen met name de ‘KNMG-Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2018’ betreffen’, waarvan deel uitmaakt het op de beroepsgroep van de arts toegesneden stappenplan en afwegingskader.

5.3. Volgens deze meldcode dient iedere arts alert te zijn op risicofactoren voor en
signalen van kindermishandeling en/of huiselijk geweld. Bij een vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld neemt de arts alle stappen die nodig zijn om duidelijk te krijgen of van kindermishandeling en/of huiselijk geweld sprake is en hoe deze kan worden gestopt. Het in de meldcode opgenomen stappenplan geeft aan hoe daarbij te handelen.

5.4. Dit stappenplan houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:

Stap 1: De arts die kindermishandeling en/of huiselijk geweld vermoedt of vaststelt verzamelt alle aanwijzingen die zijn vermoeden of constatering kunnen onderbouwen of ontkrachten.
Stap 2: De arts vraagt (anoniem) advies aan Veilig Thuis, indien nodig aan de vertrouwensarts van Veilig Thuis, en bij voorkeur ook aan een ter zake deskundige collega over zijn vermoedens en bevindingen. De arts presenteert daarbij de casus anoniem.
Stap 3: De arts bespreekt de aanwijzingen en signalen van kindermishandeling en/of huiselijk geweld en de mogelijkheden om tot een oplossing te komen met de ouders en/of het kind, tenzij (1) dit niet mogelijk is uit vrees voor de veiligheid of gezondheid van de patiënt of van andere personen uit de huiselijke kring van de patiënt, (2) als redelijkerwijs gevreesd moet worden dat de arts het kind en/of de ouder(s) daardoor uit het oog zal verliezen, of (3) als de arts vreest voor zijn eigen veiligheid.
Stap 4: De arts kan – eventueel ook zonder toestemming van de betrokkenen overleggen met andere hulpverleners die bij het (gezins)systeem zijn betrokken.
Stap 5: De arts beslist over melden via vijf afwegingsvragen.

5.5. Het college heeft op basis van de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting is
besproken geconstateerd dat de arts alle stappen uit de meldcode goed, in de juiste volgorde en voldoende zorgvuldig heeft doorlopen.

Stap 1, 2, 4 en 5: in kaart brengen, advies inwinnen en afwegen melding

5.6. Stappen 1, 2, 4 en 5: Tijdens het spreekuur kreeg de arts op basis van signalen een
vermoeden van emotioneel isolerend partnergeweld. Daarop heeft de arts met behulp van de tolkende kennis de situatie van patiënte verder uitgevraagd en in kaart gebracht. Ook heeft de arts tijdens het consult in het bijzijn van patiënte en de tolkende kennis (anoniem) advies ingewonnen bij Veilig Thuis. De vertrouwensarts van Veilig Thuis heeft tijdens dit gesprek ook een aantal vragen rechtstreeks via de tolk aan patiënte gesteld. De vertrouwensarts bevestigde het vermoeden van de arts dat er mogelijk sprake was van huiselijk geweld en adviseerde de arts om een melding te doen bij Veilig Thuis. De arts heeft vervolgens na het consult haar bevindingen tijdens het consult met patiënte, het advies van de vertrouwensarts en de melding bij Veilig Thuis besproken met haar opleider/supervisor. De opleider was het eens met het door de arts gestelde en ingezette beleid.

5.7 De arts heeft na een zorgvuldige weging direct op 12 mei 2021 een melding gedaan
bij Veilig Thuis. Naar het oordeel van het college is het gezien de aard en de urgentie van de situatie van patiënte begrijpelijk en te rechtvaardigen dat de arts gezien het vermoeden dat patiënte verkeerde in een (structureel) onveilige situatie de melding direct na het consult heeft gedaan op basis van het verhaal van patiënte en geen verder onderzoek heeft ingezet. Veilig Thuis heeft immers de mogelijkheden om nader onderzoek te doen naar de situatie van patiënte en de juiste hulp in te zetten. Bovendien is het niet een taak van de arts om aan feitenonderzoek of aan waarheidsvinding te doen zoals klager lijkt te veronderstellen. Het college is dan ook van oordeel dat de arts de stappen 1, 2, 4 en 5 zorgvuldig heeft doorlopen.

Stap 3: informeren klager

5.8 Ten aanzien van stap 3, het inlichten van klager, heeft de arts alles afwegende
besloten af te zien van een gesprek met klager voorafgaand aan het doen van de Veilig Thuis-melding. De arts heeft voldoende uiteengezet waarom zij deze keuze heeft gemaakt. Patiënte was bang dat klager over zou gaan tot (fysiek) geweld als hij op de hoogte zou worden gebracht van de melding. Bovendien was de arts bang dat patiënte dan helemaal aan de zorg zou worden onttrokken. Ook had de vertrouwensarts de arts geadviseerd om in de melding op te nemen dat in verband met veiligheidsrisico’s er geen contact was geweest met klager over de melding.

5.9 Stap 3 van de Meldcode geeft aan dat de arts van het gesprek met de betrokkenen
kan afzien als een gesprek een risico oplevert voor de veiligheid of gezondheid van de patiënt. Besluit de arts om zijn vermoeden niet met de betrokkenen te bespreken, dan zoekt deze waar mogelijk naar een ander geschikt moment om hen alsnog in te lichten over zijn vermoedens en over een eventueel gedane melding.
De arts heeft ook naderhand klager niet geïnformeerd over haar afwegingen om te melden. Achteraf gezien was het misschien beter geweest als de arts dit op enig moment wel had gedaan. Het was echter voor de arts moeilijk in te schatten wanneer dat op veilige wijze en op een veilig moment voor patiënte kon gebeuren. De arts had daar geen goed zicht op. Het college is dan ook van oordeel dat de arts ook ten aanzien van stap 3 geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Conclusie

5.10 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) ongegrond is. De arts kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door J.F. Aalders, voorzitter, R.E van Hellemondt, lid-jurist,
I. Weenink, G.J. Dogterom en A.D.J. van Empel, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.J.E. van Geijn, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2023.

secretaris                                                                                                         voorzitter