ECLI:NL:TGZRAMS:2023:285 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5655

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:285
Datum uitspraak: 29-12-2023
Datum publicatie: 29-12-2023
Zaaknummer(s): A2023/5655
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Klaagster klaagt over het niet-reanimeerbeleid dat de arts met haar heeft besproken en de wijze waarop dat gesprek plaatsvond (bejegening). De arts is niet betrokken geweest bij het vaststellen van het beleid, hierdoor kan haar geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Bij het bespreken van het beleid door de arts met klaagster, zag de arts dat klaagster onrustig werd en heeft in overleg met haar supervisor besloten voor die nacht wel een volledig reanimatiebeleid te volgen zodat het niet-reanimeerbeleid op een later, rustiger moment nogmaals met klaagster kon worden besproken. Door in dit opzicht rekening te houden met de wensen van klaagster, heeft de arts naar het oordeel van het college zorgvuldig gehandeld. Voor het college is niet vast te stellen hoe dit gesprek precies is verlopen. Klaagster en de arts waren immers alleen bij dit gesprek aanwezig. Beide klachtonderdelen zijn ongegrond. Klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

A2023/5655

Beslissing van 29 december 2023

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 29 december 2023 op de klacht van:

A,
wonende te B,
klaagster,

tegen

C,
arts,
werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de arts,
gemachtigde: E, werkzaam te B.

1. De zaak in het kort

1.1 Klaagster, geboren in 1967, heeft in 2015 een dwarslaesie opgelopen waarna zij meerdere keren is opgenomen in het ziekenhuis, onder andere in verband met urineweginfecties. In april 2022 is klaagster opgenomen op de afdeling Spoedeisende Hulp van het D. Zij is toen onderzocht door de arts.
Klaagster neemt het de arts kwalijk dat zij tegen klaagster heeft gezegd dat zij haar bij een volgende opname niet zou helpen; de arts heeft zonder toestemming van klaagster besloten tot een niet-reanimeerbeleid.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 19 mei 2023;
- het aanvullende klaagschrift met een bijlage;
- het verweerschrift met de bijlagen.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?

3.1 Klaagster heeft in 2015 bij een val van de trap een dwarslaesie opgelopen. Zij heeft een blaascontroleprobleem waarvoor zij een verblijfskatheter heeft gekregen. Daarnaast is sprake van chronische decubitus. Klaagster, die is aangewezen op een rolstoel, woont in een verpleeghuis in B.

3.2 In verband met urineweginfecties en pyelonefritis is klaagster de afgelopen jaren meerdere keren in het ziekenhuis opgenomen geweest, onder andere in het D. Op 26 april 2023 is klaagster met verdenking van een urosepsis opgenomen op de afdeling Spoedeisende Hulp van het D, waar zij werd gezien door de arts.

3.3 De arts heeft klaagster lichamelijk onderzocht. Verder heeft de arts bloedonderzoek en labbepalingen laten doen en heeft zij een röntgenfoto van de thorax aangevraagd. In het gesprek van de arts met klaagster is het niet-reanimeerbeleid op medische gronden ter sprake gekomen; dit beleid was tijdens een eerdere opname van klaagster bepaald in een multidisciplinair overleg met onder andere de Intensive Care en de internisten. Klaagster maakte tegenover de arts bezwaar tegen dit beleid waarna de arts – in overleg met haar supervisor - heeft besloten die nacht een volledig reanimeerbeleid te volgen.

3.4 Klaagster is tot 3 mei 2023 opgenomen geweest in het D, waar zij is behandeld voor een urineweginfectie.

3.5 De dag voor haar ontslag, op 2 mei 2023, is het reanimatiebeleid nogmaals met klaagster besproken. Aan haar is uitgelegd dat het niet-reanimeerbeleid op medische gronden zal worden gehandhaafd. Haar is toen ook uitgelegd dat dit niet betekent dat zij niet meer medisch behandeld zal worden bij een volgende opname. De arts was bij dit gesprek niet betrokken.

4. De klacht en de reactie van de arts

4.1 Klaagster verwijt de arts dat zij:

a) ten onrechte een niet-reanimeerbeleid heeft uitgegeven waar klaagster geen invloed op heeft gehad;
b) haar bedreigend heeft toegesproken inhoudende dat zij een volgende keer niet meer zou worden geholpen in het ziekenhuis.
4.2 De arts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

Welke criteria gelden bij de beoordeling?

5.1 De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de arts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Klachtonderdeel a) Niet-reanimeerbeleid

5.2 Klaagster begrijpt niet waarom zij niet zou worden gereanimeerd en zij stelt verder
dat voor een dergelijke beslissing tot niet reanimeren haar toestemming vereist is. Die toestemming weigert zij echter te geven.

5.3 Het college stelt allereerst vast dat het niet-reanimeerbeleid al vóór 26 april 2023 was vastgesteld in een multidisciplinair overleg met onder meer de afdeling Intensive Care bij welk overleg de arts niet betrokken was, zodat alleen al om die reden de arts daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Hetzelfde geldt ten aanzien van de beslissing om dit beleid vanaf 2 mei 2023 te handhaven, welke beslissing evenmin door de arts is genomen.

5.4 Het college kan dus alleen het handelen van de arts op 26 april 2023 beoordelen. Op die datum heeft de arts het eerder vastgestelde niet-reanimeerbeleid met klaagster besproken. Niet ter discussie staat dat de inhoud van het gesprek klaagster van streek maakte. De arts zag dat klaagster onrustig werd en heeft in overleg met haar supervisor besloten voor die nacht wel een volledig reanimatiebeleid te volgen zodat het niet-reanimeerbeleid op een later, rustiger moment nogmaals met klaagster kon worden besproken. Door in dit opzicht rekening te houden met de wensen van klaagster, heeft de arts naar het oordeel van het college zorgvuldig gehandeld. De arts heeft terecht en op goede gronden (en in overleg met haar supervisor) het reanimeerbeleid voor één nacht gewijzigd; volgens haar inschatting was er geen sprake van zeer ernstig cardiopulmonaal lijden dan wel een andere verslechtering van haar toestand die een opname op de Intensive Care die nacht nodig zou maken. De arts heeft dus de zorg verleend die van haar verwacht mocht worden. Het college oordeelt dan ook dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Klachtonderdeel b) Bejegening

5.5 Klaagster voelt zich gekwetst omdat de arts haar in hun gesprek van 26 april 2022 heeft gevraagd waarom zij nog wilde leven aangezien zij ‘toch niets meer kon’. Klaagster ontkent dat zij niets meer kan: zij neemt nog deel aan de activiteiten in het verpleeghuis. De arts heeft tegen haar gezegd dat zij haar ‘de volgende keer zou laten liggen’. Klaagster heeft de uitlatingen van de arts ervaren als een dreigement, ook omdat de arts zei dat geen enkel
ander ziekenhuis klaagster zou helpen.

5.6 De arts weerspreekt dat zij het niet-reanimeerbeleid met klaagster heeft besproken in de bewoordingen die klaagster daarvoor in haar (aanvullend) klaagschrift heeft gebruikt. Voor het college is niet vast te stellen hoe dit gesprek precies is verlopen. Klaagster en de arts waren immers alleen bij dit gesprek aanwezig.

5.7 Dit brengt mee dat niet kan worden vastgesteld dat de arts klachtwaardig heeft gehandeld in die zin dat zij op niet-passende, kwetsende wijze het reanimeerbeleid zou hebben toegelicht.

Slotsom

5.8 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond is.

6 De beslissing

De klacht is in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 29 december 2023 door J.F. Aalders, voorzitter, R.E. van Hellemondt, lid-jurist, I. Weenink, G.J. Dogterom en A.D.J. van Empel, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.J.E. van Geijn, secretaris.