Zoekresultaten 551-560 van de 12895 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:144 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5276

    Klacht tegen GZ-psycholoog kennelijk ongegrond. De klacht gaat over een rapport dat de GZ-psycholoog over klager heeft uitgebracht. Klager is door de GZ-psycholoog onderzocht en daar is een rapport van gemaakt. Klager stelt dat er geen, althans onvoldoende onderzoek is gedaan voor het vaststellen van een diagnose en het uitbrengen van een advies. Het college oordeelt dat de GZ-psycholoog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:145 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023-5557

    Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tot doorhaling vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van arts. Bij de arts is sprake van vroege remissie bij langdurige chronische verslavingsproblematiek met meermalen recidive, meestal binnen een jaar. Het college oordeelt dat de arts weliswaar op de goede weg lijkt te zijn, maar dat er op dit moment nog onvoldoende tijd is geweest om blootstelling aan de risico’s van verslaving en de kans op terugval in misbruik te kunnen beoordelen. Er is op het moment van de beoordeling door het college onvoldoende vertrouwen om te kunnen stellen dat de verslaving en het daarmee gepaard gaande gedrag dermate onder controle is dat er in de nabije toekomst geen risico zal zijn voor de patiëntveiligheid. Volgt doorhaling inschrijving in BIG-register en directe schorsing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/5001

    Klacht tegen neuroloog. Zonder toestemming door patiënt gemaakte video-opname mag in beginsel worden gebruikt in tuchtprocedure. Geen bewijs dat de neuroloog de patiënt bewust verkeerd heeft ingelicht. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:33 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4605

    Klacht tegen huisarts ongegrond. Klagers moeder (hierna: patiënte) was bekend met dementie. Vanwege een val van een krukje had zij pijnklachten en is zij enkele dagen later op vrijdag door verweerder gezien. Hij onderzocht patiënte en adviseerde om haar paracetamol te geven tegen de pijn. Daarnaast werd na intercollegiaal overleg besloten om patiënte op de transferafdeling van een zorgcentrum te laten opnemen. Hier kon zij de volgende maandag terecht. Vanaf dat moment viel zij niet meer onder de huisartsenzorg van verweerder. Omdat de pijnklachten in de periode daarna bleven aanhouden, zijn uiteindelijk een CT-scan en röntgenfoto van de onderrug gemaakt met als conclusie gekend hoogteverlies van L1 (maar progressief ten opzichte van 2019) en een nieuwe compressiefractuur L2. Niet veel later is een palliatief beleid ingezet en is patiënte overleden. Klager verwijt verweerder onder meer dat hij niet de juiste diagnose heeft gesteld bij patiënte, onvoldoende/niet het juiste onderzoek heeft verricht en dat patiënte onnodig veel pijn leed. Ook verwijt klager verweerder dat hij na het consult op vrijdag geen contact meer heeft opgenomen. Het college komt tot het oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/5046

    Klacht tegen arts in forensisch psychiatrische kliniek kennelijk ongegrond. Verweerder levert huisartsenzorg in de forensisch psychiatrische kliniek waar klager verblijft. Omdat klager ’s nachts last heeft van rugpijn, slikt hij elke avond 400 mg ibuprofen. Klager verwijt verweerder dat zijn rugklachten niet verholpen kunnen worden met fysiotherapie en ook verwijt hij verweerder dat hij geen oplossing biedt in de vorm van een nieuw matras. De verwijten zijn niet terecht. Verweerder heeft adequaat gehandeld door klager te adviseren de fysiotherapie te hervatten en bij persisterende rugklachten terug te komen. Daarnaast vallen de matrassen binnen de kliniek onder de verantwoordelijkheid van de afdelingsmanager en kan niet aan verweerder worden verweten dat klager geen nieuw matras krijgt.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:175 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4035

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een reumatoloog. Klaagster is de echtgenote van de inmiddels overleden patiënt. Klaagster verwijt de reumatoloog dat hij de patiënt er niet van op de hoogte heeft gebracht dat patiënten die bepaalde reumamedicatie gebruiken, geen antilichamen aanmaken tegen COVID-19, zelfs niet na vaccinatie. Ook verwijt zij de reumatoloog dat hij er niet van op de hoogte was dat de patiënt COVID-19 had. Het college overweegt als volgt: met de kennis van nu kan naar het oordeel van het college hooguit – achteraf – worden gezegd dat de patiënt in juli 2021 mogelijk niet de meest optimale medicatie heeft gekregen. Zelfs nu kan echter niet concreet worden vastgesteld of, en zo ja, in hoeverre de eenmalige behandeling met rituximab bij hem daadwerkelijk van negatieve invloed is geweest op de opbouw van antilichamen tegen COVID-19, mede gelet op het feit dat hij ruimschoots voor die behandeling al (tweemaal) was gevaccineerd. Het college is van oordeel dat met de kennis van destijds (juli 2021), maar eigenlijk ook met de kennis van nu, voor de reumatoloog geen goed alternatief voor de aan de patiënt gegeven behandeling beschikbaar was. Hij heeft dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het andere klachtonderdeel is ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:176 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5064

    Ongegronde klacht tegen een radioloog. De radioloog heeft een CT-scan van de dikke darm van klaagster beoordeeld. Volgens klaagster heeft de radioloog bij die beoordeling geen afwijkingen aan de alvleesklier waargenomen die duiden op alvleesklierkanker terwijl die afwijkingen, zo blijkt achteraf, op die CT-scan wel te zien waren. Het college overweegt als volgt: gelet op de vraagstelling, de informatie die de radioloog had én de zeer beperkte zichtbaarheid van de afwijking van de alvleesklier op de CT-scan acht het college het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de radioloog die niet heeft waargenomen. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:131 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4994

    Klacht tegen neuroloog wegens volgens klagers o.a. onzorgvuldige melding bij Veilig Thuis. De dochter van klagers werd na een wegraking thuis, opgenomen op de kinder-intensive care. De MRI liet zien dat er sprake was van ernstige afwijkingen. Verweerster heeft de MRI in een team van neuroradiologen en kinderneurologen besproken en zij concludeerden dat toegebracht letsel bovenaan aan in de differentiaaldiagnose stond. Dit volgde ook uit de bevindingen van de oogarts die in consult was geroepen. Deze kon de retinabloedigen niet verklaren door de door vader omschreven acties bij toepassing door hem van “basic life support”. Ook deze afwijking zou het beste passen bij niet-accidenteel letsel. Verweerster heeft de casus anoniem besproken met Veilig Thuis, die adviseerde een melding van een verdenking van kindermishandeling te doen. Verweerster heeft de uitslag van de MRI en het voornemen tot het doen van een melding met klagers besproken. Na de melding heeft Veilig Thuis een onderzoek en begeleiding opgestart, wat leidde tot vergaande maatregelen ten opzichte van klagers, waaronder inbreuk op hun privacy, inperking van hun privacy bij hun omgang met hun dochter, en top-teen-onderzoeken bij hun beide dochters. Het college oordeelt dat verweerster zorgvuldig heeft gehandeld. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:138 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5105

    Klacht over de behandeling van de echtgenote van klager (hierna: patiënte) door een cardioloog (verweerder). Patiënte stond vanwege cardiale problematiek onder controle van een cardioloog. De lichamelijke conditie van patiënte verslechterde en een operatie bleek noodzakelijk. Patiënte werd hiervoor aangemeld en verbleef in afwachting van de operatie thuis. In de periode hierna verslechterde de conditie van patiënte (verder). Zij werd in verband hiermee in het ziekenhuis opgenomen, waar zij overleed. De cardioloog was op de dag van haar overlijden als (superviserend) cardioloog betrokken bij de behandeling van patiënte. Klager verwijt de arts – kort gezegd – dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld op de dag van het overlijden van patiënte. Het college oordeelt dat de klachten ongegrond zijn. Het beleid werd bepaald in overleg met andere specialisten en de conclusie dat op dat moment geen chirurgische interventie (meer) mogelijk was, was niet onzorgvuldig. Voorts blijkt nergens uit dat door of in opdracht van de cardioloog medicatie is toegediend die niet passend was bij de toestand van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:132 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4289

    Klacht tegen een gz-psycholoog. Klaagsters dochter, geboren in 2005, is in 2019 psychologisch onderzocht om te kijken of zij ADHD heeft en hoe de relatie tussen haar en klaagster verbeterd kon worden. Het onderzoek is uitgevoerd door twee zorgverleners die niet BIG-geregistreerd zijn. De gz-psycholoog functioneerde als hun supervisor ten aanzien van dit onderzoek. Klaagster is het niet eens met de inhoud van het rapport en vindt het rapport ook niet professioneel. Zij verwijt dit de gz-psycholoog, omdat deze als supervisor had moeten zorgdragen voor een betere rapportage. Het college deelt de verwijten niet en verklaart de klacht ongegrond.