ECLI:NL:TGZREIN:2023:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/5001
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2023:32 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-07-2023 |
Datum publicatie: | 17-07-2023 |
Zaaknummer(s): | H2022/5001 |
Onderwerp: | Onvoldoende informatie |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen neuroloog. Zonder toestemming door patiënt gemaakte video-opname mag in beginsel worden gebruikt in tuchtprocedure. Geen bewijs dat de neuroloog de patiënt bewust verkeerd heeft ingelicht. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
’s-HERTOGENBOSCH
Beslissing in raadkamer van 14 juli 2023 op de klacht ingekomen op 7 oktober 2022 van:
A,
wonende in B,
klager,
tegen
C,
neuroloog,
destijds werkzaam in D,
verweerder,
gemachtigde: mr. D. Benamari, werkzaam in Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager stelt dat verweerder hem verkeerd heeft geïnformeerd over de uitkomst van
de op 27 juli 2020 gemaakte PET/CT-hersenscan. Daardoor is hij niet aan een juiste
medische behandeling toegekomen om te herstellen van zijn hersenklachten.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar kennelijk
ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen
te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna
licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2. Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 7 oktober 2022;
- de brief van 22 november 2022, ontvangen van klager;
- de brief van 2 januari 2023, met USB-stick, ontvangen van klager
- het verweerschrift met de bijlagen.
2. De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen
gebruik gemaakt.
3. Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De feiten
De uitslag van de op 27 juli2020 uitgevoerde PET/CT met FDG bevindt zich bij de overgelegde stukken. Deze wordt als volgt geciteerd (alle citaten inclusief taal- en typfouten):
“Het metabolisme in het cerebrum is symmetrisch verdeeld en imponeert visueel normaal ten opzichte van het metabolisme in het cerebellum. Zowel frontaal, pariëtaal als occipitaal is geen afwijkend metabolisme aanwijsbaar. Normaal metabolisme in de cyngularis posterior. Het metabolisme in de nucleus caudatus beiderzijds is binnen de norm. Minimaal verlaagde activiteitsstapeling anterieur in het putamen, iets inhomogeen verdeeld. Meer naar caudaal in het putamen juist normaal metabolisme.
Kwantificatie (op basis van reconstructie met 512 matrix en 4mm) toont metabolisme binnen de norm zowel frontaal, pariëtaal, occipitaal, cyngularis posterior, als in de thalamus beiderzijds. Gering verminderde activiteitsstapeling in het putamen links op één van de kwantificatie methoden, dit berust dus visueel op iets minder activiteitsstapeling anterieur met normale activiteitsstapeling posterieur. De overige metingen zijn binnen de norm.
Overlegd met zowel collega nucleair geneeskundigen […] en […]: het marginaal verminderd metabolisme anterieur in het linker putamen is niet verdacht voor klinisch relevante pathologie. Er zijn geen andere relevante bevindingen in het metabolisme van het brein aangetoond.
Conclusie:
Op PET geen metabole afwijkingen in het brein aangetoond.”
4. De klacht en de reactie van verweerder
4. Volgens klager heeft verweerder hem verkeerd voorgelicht.
Volgens klager heeft verweerder tegen hem gezegd dat de radiologen hadden gezien dat
er echt iets mis is met het brein en dat het een gebied is in de hersenen waar het
bloed niet goed door kan stromen. Ook zei hij dat er een zuurstoftekort in het brein
is. Toen klager het verslag had opgehaald, zag hij dat er alleen in stond dat er een
gebied was met een minimaal verlaagde hersenactiviteit. Dat vond klager vreemd omdat
verweerder iets anders had gezegd. Het volgende jaar kwam klager verweerder bij toeval
tegen in het ziekenhuis en heeft toen zijn telefoon in zijn bloes “op filmen” gezet.
Verweerder heeft toen bekend dat hij tegen klager had gelogen en dat het hem speet,
het was een misverstand.
2. Verweerder heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Hij heeft adequaat verslag gedaan van de scan. Hij heeft nooit gezegd dat er iets ernstig mis was met de hersenen. De door klager zonder medeweten en toestemming van verweerder gemaakte gespreksopnamen zouden buiten beschouwing moeten worden gelaten. Voor zover het college deze wel in zijn beoordeling betrekt, merkt verweerder op dat de opnamen de lezing van klager niet bevestigen.
5. De overwegingen van het college
5.1 Het college merkt op dat de door klager zonder toestemming gemaakte opnamen in beginsel voor het bewijs in tuchtzaken mogen worden gebruikt (verwezen wordt naar de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg d.d. 19 januari 2016 ECLI:NL:TGZCTG:2016:39).
5.2 Het is het college opgevallen dat het dossier geen aantekeningen bevat hoe en wanneer verweerder klager heeft geïnformeerd over de uitkomst van de scan. Dat hij dit mondeling heeft gedaan, blijkt echter uit de stellingen van beide partijen. Het was beter geweest als verweerder van de terugkoppeling aan klager wel aantekeningen had gemaakt in het dossier. Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen gaat het echter niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de verweerder binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven.
5.3 Het college is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder klager bewust verkeerd heeft ingelicht over de uitslag van de scan. De door klager gemaakte opnamen, bevestigen de stelling van klager niet. Andere objectieve bronnen zijn niet voorhanden. Daarmee ontbreekt de feitelijke grondslag van de klacht en moet deze als kennelijk ongegrond worden aangemerkt.
6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 14 juli 2023 door P.A.H. Lemaire, voorzitter,
R.B. van Leeuwen en S.T.F.M. Frequin, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door M. van der Hart, secretaris.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
6. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te ’s-Hertogenbosch. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing
aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.