ECLI:NL:TGZREIN:2023:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/5046

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2023:34
Datum uitspraak: 14-07-2023
Datum publicatie: 17-07-2023
Zaaknummer(s): H2022/5046
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen arts in forensisch psychiatrische kliniek kennelijk ongegrond. Verweerder levert huisartsenzorg in de forensisch psychiatrische kliniek waar klager verblijft. Omdat klager ’s nachts last heeft van rugpijn, slikt hij elke avond 400 mg ibuprofen. Klager verwijt verweerder dat zijn rugklachten niet verholpen kunnen worden met fysiotherapie en ook verwijt hij verweerder dat hij geen oplossing biedt in de vorm van een nieuw matras. De verwijten zijn niet terecht. Verweerder heeft adequaat gehandeld door klager te adviseren de fysiotherapie te hervatten en bij persisterende rugklachten terug te komen. Daarnaast vallen de matrassen binnen de kliniek onder de verantwoordelijkheid van de afdelingsmanager en kan niet aan verweerder worden verweten dat klager geen nieuw matras krijgt.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

‘s-HERTOGENBOSCH

Beslissing in raadkamer van 14 juli 2023 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C,

arts,

destijds werkzaam in B,

verweerder,

gemachtigde: mr. P. Keuning te Amsterdam.

1. De zaak in het kort

1. Verweerder levert huisartsenzorg in de forensisch psychiatrische kliniek waar klager verblijft. Omdat klager ’s nachts last heeft van rugpijn, slikt hij elke avond 400 mg ibuprofen. Klager verwijt verweerder dat zijn rugklachten niet verholpen kunnen worden met fysiotherapie en ook verwijt hij verweerder dat hij geen oplossing biedt in de vorm van een nieuw matras.
 

2. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2. Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift, ontvangen op 24 oktober 2022;
  • de brief van de secretaris van 14 december 2022;
  • het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 6 januari 2022;
  • het verweerschrift met bijlagen.

2. De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

3. Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
 

3. De feiten

3. Klager verblijft sinds 11 maart 2015 in een forensisch psychiatrisch centrum in

verband met een aan hem opgelegde tbs-maatregel. Verweerder is hier werkzaam als forensisch arts en levert huisartsenzorg aan klager.
 

Op 29 maart 2022 is klager bij verweerder op het spreekuur geweest vanwege (onder meer) klachten van maagzuur. Hierover heeft verweerder het volgende genoteerd:

“Gebruikt ibuprofen vw rugklachten. Heeft hierdoor maagzuur. Wil graag antagel proberen bij onvoldoende resultaat omeprazol.

Ibuprofengebruik

Akkoord antagel op proef, zn overstap omeprazol.”

Op 9 augustus 2022 is klager door verweerder gezien in verband met rugklachten. Verweerder heeft hiervan de volgende notitie gemaakt:

“Heeft last van zijn rug, geeft aan hier al 12 mnd last van te hebben, heeft van de psychiater hier ibuprofen voor gehad (1dd400mg)

Heeft matrastopper, deze staat in de opslag, wil deze terug. Eerder FT gehad maar dit werkt niet.

Is verbaal aanvallend, dreigt met tuchtcollege enz.

Geen ruimte om klacht verder uit te vragen of lichamelijk onderzoek te doen

Lage-rugpijn zonder uitstraling [ex. L86]

Start omeprazol vw maagklachten bij ibuprofen en psych medicatie.

Overleg matras.

Herstart FT.

Retour bij normaal gedrag, en persisterende rugpijn.”

Hierna is klager niet meer door verweerder gezien.

Uit het patiëntendossier blijkt verder dat verweerder op 23 augustus 2022 nog overleg heeft gevoerd met het hoofd van de medische dienst over de matrassen. Besproken is dat matrassen, beddengoed, enz. horen bij de kamerinventaris en dat dit wordt geregeld door de eigen afdelingsmanager.

4. De klacht en de reactie van verweerder

4. Klager verwijt verweerder:

4. dat zijn rugklachten niet verholpen kunnen worden door middel van fysiotherapie;

5. dat zijn rugklachten maar opgelost moeten worden met ibuprofen en maagbeschermers in plaats van een nieuw matras waarvan klager geen klachten ervaart.

2. Verweerder heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
 

3. Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de arts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

Klachtonderdeel a

5.2 Klager verwijt verweerder dat zijn rugklachten niet verholpen kunnen worden met fysiotherapie.

Dit verwijt is niet terecht. Vaststaat dat klager zich op 9 augustus 2022 voor het eerst met rugklachten bij verweerder heeft gemeld, nadat eerdere fysiotherapie niet had geholpen. Naar het oordeel van het college heeft verweerder adequaat gehandeld door klager vervolgens te adviseren de fysiotherapie te hervatten en bij persisterende rugklachten terug te komen. Klager heeft zich vervolgens niet meer bij verweerder gemeld. Ook is niet gebleken dat hij de fysiotherapie heeft hervat.

Klachtonderdeel a is daarmee kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b

5.3 Dit betreft het verwijt dat de rugklachten maar moeten worden opgelost met ibuprofen en maagbeschermers en dat verweerder geen oplossing biedt in de vorm van een nieuw matras.

Ook dit verwijt is niet terecht. Zoals verweerder heeft toegelicht, heeft hij wel overleg gevoerd met het hoofd van de medische dienst over het matras van klager, maar vallen de matrassen binnen de kliniek onder de verantwoordelijkheid van de afdelingsmanager. Dat klager geen nieuw matras krijgt, kan verweerder dan ook niet worden verweten.

Dit betekent dat ook klachtonderdeel b kennelijk ongegrond is.


Slotsom

5.4 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

De klacht is in beide onderdelen kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 11 juli 2023 door A.H.M.J.F. Piëtte, voorzitter, A.H.M. van den Nieuwenhof en N.B. van der Maas, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.D. Moeke, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter

 


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

6. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Hertogenbosch . Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.