ECLI:NL:TGZRAMS:2023:176 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5064
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:176 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-07-2023 |
Datum publicatie: | 14-07-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/5064 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/Afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een radioloog. De radioloog heeft een CT-scan van de dikke darm van klaagster beoordeeld. Volgens klaagster heeft de radioloog bij die beoordeling geen afwijkingen aan de alvleesklier waargenomen die duiden op alvleesklierkanker terwijl die afwijkingen, zo blijkt achteraf, op die CT-scan wel te zien waren. Het college overweegt als volgt: gelet op de vraagstelling, de informatie die de radioloog had én de zeer beperkte zichtbaarheid van de afwijking van de alvleesklier op de CT-scan acht het college het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de radioloog die niet heeft waargenomen. Ongegrond. |
A2022/5064
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 14 juli 2023 op de klacht van:
A,
wonende te B, klaagster,
gemachtigde: C,
tegen
D,
radioloog, werkzaam te E,
verweerder, hierna ook: de radioloog
gemachtigde: mr. S. Slabbers, werkzaam te Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 Verweerder heeft als radioloog op 18 mei 2022 een CT-scan van klaagsters buik
beoordeeld.
Klaagster verwijt verweerder dat hij bij die beoordeling afwijkingen niet heeft waargenomen,
welke
wel te zien waren en welke aanleiding hadden moeten zijn om extra onderzoek te doen.
Verweerder
stelt dat hij zijn beoordeling van de CT-scan, gezien de daarbij gegeven vraagstelling
en met de
kennis die hij toen had, op een juiste wijze heeft uitgevoerd en dat er van tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen geen sprake is.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 26 oktober 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 13 februari 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek
waarbij alleen
verweerder met zijn gemachtigde aanwezig was.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 2 juni 2023. Verweerder is verschenen
en hij
werd bijgestaan door mr. A. Hielkema die waarnam voor haar collega mr.
S. Slabbers. Klaagster en haar gemachtigde waren afwezig zonder bericht van verhindering.
Verweerder en mr. Hielkema hebben hun standpunt mondeling toegelicht.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klaagster is medio april 2022 in verband met buikklachten en obstipatie door
haar huisarts
verwezen naar het F, (hierna: het ziekenhuis). Zij is daar, na een interne doorverwijzing
door een
MDL-arts, opgenomen op de afdeling interne geneeskunde voor het klinisch voorbereiden
voor een
coloscopie. Klaagster was al een keer eerder opgenomen voor een coloscopie, maar toen
bleken de
darmen niet voldoende schoon om dat onderzoek te kunnen uitvoeren. Ook deze keer bleek
dat het
geval, waardoor het onderzoek ook deze keer niet kon worden uitgevoerd.
3.2 Als alternatief voor de coloscopie werd besloten een CT-scan van klaagsters
dikke darm te
maken. Deze is gemaakt op 18 mei 2022. De scan werd gemaakt volgens het colografieprotocol
dat
geschikt is voor het beoordelen van de dikke darm. Er werd daarbij gebruik gemaakt
van CO2 om de
darm te laten ontplooien. Er werd geen intraveneus contrastmiddel toegediend. Verweerder
heeft de
beelden van deze CT-scan beoordeeld. In het verslag van de scan vermeldde verweerder:
Indicatie / Vraagstelling:obstipatie. scopie niet gelukt ivm verontreining/ uitbochten. RIP?
Verslag - CTcolon - 19-05-2022 17:06:
Geen eerder onderzoek ter vergelijking aanwezig.
Er is gescand in de buik en rugligging na insuffiatie van het colon.
Langgerekt colon met normale haustraties. Enkele divertikels in het de colon descendens.
Geen
wandstandige darmwandverdikkingen of verdenking op een stenoserend proces.
Cyste uitgaande van het Iinkeradnex met een transversale diameter van 6,7 cm. Vaatcalcifïcaties
in
de aorta abdominalis en iliacale vaten.
Conclusie: geen aanwijzingen voor wandstandige poliepen of verdenking stenoserend
proces in het
colon. Adnexcyste links met een diameter van 6,7 centimeter.
3.3 Deze uitslag is klaagster op 24 mei 2022 door een MDL-arts medegedeeld. Op
13 juli 2022 is
de geconstateerde cyste bij klaagster operatief verwijderd
3.4 In verband met aanhoudende klachten is in een ander ziekenhuis aanvullend onderzoek
gedaan
bij klaagster. Daarbij is later dat jaar alvleesklierkanker aangetroffen met uitzaaiingen
in
klaagsters buikvlies.
4. De klacht en de reactie van de radioloog
4.1 Volgens klaagster heeft de radioloog onzorgvuldig gehandeld door de CT-scan
van 18 mei 2022
onjuist te beoordelen. Verweerder heeft bij die beoordeling geen afwijkingen aan de
alvleesklier waargenomen die duiden op alvleesklierkanker terwijl die afwijkingen,
zo blijkt achteraf, op die CT-scan wel te zien waren. Omdat in klaagsters familie
veel alvleesklierkanker voorkomt had zij juist gevraagd daar speciaal op te letten.
Had verweerder die afwijkingen wél waargenomen dan had klaagster wellicht nog behandeld
kunnen worden of samen met haar familie mooie herinneringen kunnen maken.
4.2 Verweerder heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Hij
stelt dat hij de
scan heeft beoordeeld aan de hand van de vraagstelling en dat op een juiste wijze
heeft gedaan. Het
was hem niet bekend dat er bij klaagster in de familie alvleesklierkanker voorkomt.
Dat was niet
vermeld in de klinische gegevens, niet vermeld bij de aanvragen voor de onderzoeken
door de
huisarts en het is hem ook niet anders bekend geworden. Ook uit het medisch dossier
blijkt niet dat
deze belaste familieanamnese bij de MDL-arts bekend was. Verweerder geeft daarbij
aan dat hij, als
hij wél van de belaste familieanamnese op de hoogte was geweest, gekozen zou hebben
voor een CT
onderzoek met een ander scanprotocol, namelijk een CT-scan met iv contrastvloeistof.
Tenslotte
onderkent verweerder dat hij, met de kennis die hij nu heeft, de CT-scan thans anders
beoordeelt en
inderdaad op de alvleesklier iets waarneemt wat een indicatie voor nader onderzoek
zou geven. Dat
betekent evenwel niet dat zijn beoordeling van 18 mei 2022, met de toen voorliggende
vraagstelling
en hetgeen hem toen bekend was, onzorgvuldig of anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar
tot stand is
gekomen.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen. Het college
merkt
daarbij op dat het standpunt van klaagster alleen volgt uit het ingediende klaagschrift.
Bij dat
klaagschrift waren geen stukken gevoegd, klaagster heeft geen gebruik gemaakt van
het recht te
worden gehoord tijdens het vooronderzoek, is niet ter terechtzitting verschenen en
heeft ook niet
gereageerd op de herhaaldelijke verzoeken van het college om aanvullende stukken in
te dienen. Door
of namens klaagster is derhalve niet gereageerd op hetgeen verweerder in zijn verweerschrift
en
nadien naar voren heeft gebracht.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende radioloog. Bij de beoordeling
wordt
rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd
genoeg voor een
tuchtrechtelijk verwijt.
De beoordeling door het college.
5.2 Verweerder is verzocht om een CT-scan te maken van de dikke darm van klaagster
in verband met
buik- en obstipatieklachten. Gelet op de vraagstelling en hetgeen hem bekend was heeft
verweerder
gekozen voor het scanprotocol waarbij een scan van de dikke darm werd gemaakt met
gebruik van CO2 (en niet van contrastvloeistof).
5.3 Het college is van oordeel dat verweerder, gelet op de voorliggende vraagstelling
en hetgeen
hem overigens bekend was, op goede gronden tot de keuze voor dit scanprotocol is gekomen.
Klaagster
heeft aangevoerd dat zij gevraagd heeft speciaal te letten op alvleesklierkanker omdat
dat in haar
familie veel voorkomt. Verweerder evenwel stelt dat hem dat niet bekend was en dat
hij, was hem dat
wel bekend, voor een ander scanprotocol zou hebben gekozen. Het college kan op grond
van de
stellingen van klaagster niet vaststellen of zij die vraag aan verweerder heeft gesteld.
Het
college kan, op grond van de stukken en het ter zitting besprokene, evenmin vaststellen
dat
verweerder op enige andere wijze van deze omstandigheid op de hoogte is geraakt. Het
college gaat
er om die reden dan ook vanuit dat verweerder daarvan niet op de hoogte was, en ook
niet heeft
kunnen zijn.
5.4 Verweerder heeft vervolgens de CT-scan beoordeeld. Bij die beoordeling heeft
hij, zo heeft
hij ter terechtzitting nader toegelicht, behalve voor de vraagstelling aangaande de
dikke darm, ook
aandacht besteedt aan andere organen die op de scan (geheel of deels) zichtbaar waren.
Aan
klaagsters darm werden door verweerder geen afwijkingen geconstateerd, maar verweerder
nam wel een
cyste op een eierstok waar en verkalkingen in de aorta. Bij de alvleesklier werden
door verweerder
geen bijzonderheden gezien.
5.5 Het college heeft kennis genomen van de CT-scan en het college is van oordeel
dat het
verweerder niet tuchtrechtelijk is te verwijten dat hij het afwijkende beeld bij de
alvleesklier
niet heeft waargenomen. Het college overweegt daartoe als volgt. De CT-scan was gemaakt
in verband
met een onderzoek naar de dikke darm en het scanprotocol was er derhalve op gericht
om van de dikke
darm een optimaal beeld te krijgen. Andere organen, waaronder de alvleesklier, waren
slechts
suboptimaal zichtbaar. Gezien de vraagstelling en hetgeen verweerder overigens bekend
was, heeft
hij de andere organen op de scan bekeken, maar daarbij geen speciale aandacht besteed
aan de
mogelijkheid dat bij klaagster alvleesklierkanker zou kunnen bestaan. Gelet op de
vraagstelling, de
informatie die verweerder had én de zeer beperkte zichtbaarheid van de afwijking van
de
alvleesklier op de CT-scan acht het college het dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
dat
verweerder die niet heeft waargenomen.
5.6 Gelet op het vorenstaande is het college van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. Hij heeft, gezien de hem voorliggende vraagstelling en
de hem bekende
informatie, om begrijpelijke redenen voor dit onderzoek gekozen. Dat onderzoek heeft
hij vervolgens
op een juiste wijze uitgevoerd en hij heeft daarvan een juiste en volledige verslaglegging
gemaakt
waarbij verweerder ook aandacht heeft besteed aan zijn nevenbevindingen.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht ongegrond is.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door A. van Maanen, voorzitter, C.C.B.M. van Kimmenade,
lid- jurist, M.
Kraai, S.C.J. van Hoof en D. Boerma, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
Y.M.C. Bouman, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2023.