ECLI:NL:TGZRZWO:2023:144 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5276

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:144
Datum uitspraak: 14-07-2023
Datum publicatie: 17-07-2023
Zaaknummer(s): Z2023/5276
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen GZ-psycholoog kennelijk ongegrond. De klacht gaat over een rapport dat de GZ-psycholoog over klager heeft uitgebracht. Klager is door de GZ-psycholoog onderzocht en daar is een rapport van gemaakt. Klager stelt dat er geen, althans onvoldoende onderzoek is gedaan voor het vaststellen van een diagnose en het uitbrengen van een advies. Het college oordeelt dat de GZ-psycholoog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 14 juli 2023 op de klacht van:

A,

verblijvende in de Penitentiaire Inrichting (PI) te B,

klager,

tegen

C,

Gezondheidszorgpsycholoog,

(destijds) werkzaam in B,

verweerster, hierna ook: de GZ-psycholoog,

1. De zaak in het kort
 

1. De klacht gaat over een rapport dat de GZ-psycholoog over klager heeft uitgebracht. Klager is door de GZ-psycholoog onderzocht en daar is een rapport van gemaakt. Klager stelt dat er geen, althans onvoldoende onderzoek is gedaan voor het vaststellen van een diagnose en het uitbrengen van een advies.
 

2. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure
 

2. Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 13 januari 2023;
  • het verweerschrift met bijlagen.

2. De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Verweerster heeft desgevraagd laten weten niet te zullen verschijnen. Op 27 juni 2023 stond het mondeling vooronderzoek gepland. De PI heeft echter laten weten dat klager door eigen toedoen niet (online) aanwezig kon zijn bij het geplande vooronderzoek. Om deze reden heeft het college afgezien van het plannen van een nieuwe datum voor een vooronderzoek.
 

3. Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
 

3. De feiten

3.1       De GZ-psycholoog is sinds februari 2012 pro Justitia rapporteur en geregistreerd in het Nederlands Register voor Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) voor het deskundigheidsgebied FPPO Strafrecht volwassenen.

Klager wordt verdacht van brandstichting op 8 november 2021 en het plegen van inbraken op 7 en 12 november 2021. Een psychiater heeft in het kader van het strafrechtelijk onderzoek via het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) een pro Justitia onderzoek naar klager verricht op 31 maart 2022. In juli 2022 is de GZ-psycholoog door het NIFP benaderd om psychologisch onderzoek te verrichten bij klager. De rapporterend psychiater had om dubbelonderzoek verzocht aangezien het bij klager complexe diagnostiek betreft. Op 18 augustus 2022 is de GZ-psycholoog door het Openbaar Ministerie benoemd voor deze opdracht.

De GZ-psycholoog heeft het dossier doorgenomen en klager tweemaal bezocht voordat zij een conceptrapport heeft opgesteld. Het psychologisch onderzoek is vormgegeven door onder andere dossierinformatie te gebruiken met daarin eerdere rapportages over klager, eigen observaties van de GZ-psycholoog, gesprekken van klager met de GZ-psycholoog en daarnaast overleg van de GZ-psycholoog met de psychiater die klager eveneens heeft onderzocht in het kader van het ten laste gelegde. Vervolgens is het definitieve rapport van 18 oktober 2022, nog tweemaal met klager besproken.

4. De klacht en de reactie van de GZ-psycholoog
 

4. Klager verwijt de GZ-psycholoog dat zij geen (deugdelijk) onderzoek heeft gedaan voor het vaststellen van een diagnose, terwijl het advies dat zij heeft afgegeven grote impact heeft gehad.
 

5. De GZ-psycholoog heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Zij begrijpt dat klager het uitdrukkelijk oneens is met haar rapportage, de daarin vermelde observaties alsmede met de door haar geformuleerde diagnostische beschouwing en haar strafrechtelijke overwegingen, maar dit impliceert niet dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld. Binnen de mogelijkheden die er waren, op basis van haar professionele inschatting en uitgebreide ervaring heeft verweerster een diagnostisch onderzoek verricht en de conclusies daarvan zorgvuldig weergegeven in haar rapport. De beperkingen van haar onderzoek heeft zij ingezien en daarom is zij gekomen tot ‘waarschijnlijkheidsdiagnoses’ en ‘werkhypotheses’. Ook op het gebied van haar advisering binnen strafrechtelijke kaders heeft zij de beperkingen ingezien. Omdat geen enkele modaliteit best passend werd geacht, is zij tot een beschrijving van de verschillende modaliteiten binnen het volwassenenstrafrecht gekomen zonder een duidelijk advies te geven. De NIFP-richtlijn ‘Forensisch psychologisch onderzoek en rapportage in het strafrecht’ is daarbij in acht genomen.
 

7. Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
 

Het toetsingskader

5.1       Het college toetst of de GZ-psycholoog heeft gehandeld zoals van haar mocht worden verwacht. De norm daarvoor is de ‘redelijk handelende en redelijk bekwame’ gezondheidszorgpsycholoog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de GZ-psycholoog op dat moment geldende regels en beroepsnormen.

5.2       De GZ-psycholoog is in de uitoefening van haar functie als pro Justitia-rapporteur gehouden aan de Gedragscode van de NRGD. Daarnaast zijn er eisen die volgens vaste jurisprudentie aan een rapportage worden gesteld:

1.    het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2.    het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3.    in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden  de conclusies van het rapport steunen;

4.    het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte  literatuur en de geconsulteerde personen;

5.    de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het college toetst ten volle of het onderzoek door de GZ-psycholoog uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets kan doorstaan. Daarnaast toetst het college of de GZ-psycholoog in redelijkheid tot haar conclusie heeft kunnen komen.

5.3       Het college oordeelt dat de GZ-psycholoog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De GZ-psycholoog heeft in haar rapport uitgebreid beschreven hoe het onderzoek tot stand is gekomen en wat de beperkingen waren van dit onderzoek. Zo heeft klager geen toestemming gegeven om behandelinformatie op te vragen bij zijn huisarts of de PI. Ook in zijn netwerk mocht er niemand benaderd worden. Verder heeft de GZ-psycholoog nadrukkelijk aangegeven dat het bespreken van de ten laste gelegde feiten moeizaam verliep en de informatie daarover gebrekkig is. De bevindingen in het rapport zijn onderbouwd en hierbij zijn ook nadrukkelijk de beperkingen van het onderzoek in de beoordeling betrokken, waarbij de GZ-psycholoog beschrijft waarom ze niet verder is gekomen in het onderzoek. Vanwege de beperkingen van het onderzoek, zoals verder beschreven in paragraaf 9 van het rapport, heeft de GZ-psycholoog alleen waarschijnlijkheidsdiagnoses geformuleerd. Met inachtneming van de beperkingen van het onderzoek heeft de GZ-psycholoog voldoende toegelicht waarom zij het zeer waarschijnlijk acht dat sprake is van psychopathologie.

In het begin van het rapport wordt uitleg gegeven over de onderzoeksopzet. De opbouw van het rapport is logisch en er staan geen tegenstrijdigheden in. De bronnen staan vermeld op pagina 4 en in de zaak is ook een onderzoek gedaan door een psychiater. Het onderzoek is vakkundig en zorgvuldig uitgevoerd.

De conclusies van het rapport (de beantwoording van de vraagstelling), waar klager het niet mee eens is, worden terughoudend getoetst. Het college is van oordeel dat de GZ-psycholoog na de gesprekken met klager en de verdere informatie in redelijkheid tot de door haar gegeven beantwoording van de vragen heeft kunnen komen. Ook hierbij heeft de GZ-psycholoog de nodige terughoudendheid betracht en de beperkingen van het onderzoek voldoende toegelicht.


Slotsom
 

5.4       Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op door Th. A. Wiersma, voorzitter, N.J. Kroon en

L.P.T. Raijmakers, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.H. van Ham, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter


 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

6. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.