Zoekresultaten 791-800 van de 1383 resultaten

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:13 Accountantskamer Zwolle 14/2982 Wtra PE

      Betrokkene heeft in de jaren 2010, 2011 en 2012 onvoldoende PE-punten behaald. Maatregel: waarschuwing en geldboete (50 euro voor elk te weinig behaald punt).

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:7 Accountantskamer Zwolle 14/798 Wtra AK

      Een op verzoek van cliënt opgemaakt (persoonsgerichte) rapport van bevindingen waarin vergaande conclusies zijn opgenomen en welke rapportage bedoeld was om in te brengen in een gerechtelijke procedure tussen de cliënt en zijn voormalig fiscaal adviseur, ontbeert bij gebrek aan adequaat hoor en/of wederhoor in casu deugdelijke grondslag. Behoudens bijzondere omstandigheden kunnen stellingen die de raadsman van de cliënt in een gerechtelijke procedure aanvoert, niet aan betrokkene worden toegerekend.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:8 Accountantskamer Zwolle 14/1061 Wtra AK

      Accountantskamer volgt (eerder) oordeel Ondernemingskamer dat de betrokken jaarrekening (in voldoende mate) voldoet aan de inrichtingsvereisten zoals neergelegd in titel 9 boek 2 BW. De door de Ondernemingskamer wel geconstateerde gebreken in die jaarrekening zijn de accountant, die een samenstelopdracht ter zake uitvoerde, niet te verwijten.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:9 Accountantskamer Zwolle 14/1402 Wtra AK

      Betrokkene heeft samengewerkt met een andere accountant. Deze laatste accountant/klager is onherroepelijk veroordeeld tot betaling van een geldsom, doch voldoet niet aan die veroordeling. Betrokkene doet executoriaal beslag leggen onder cliënten van de accountant; hij heeft kennis van de naam van deze cliënten tijdens de samenwerking gekregen. Alhoewel hij nimmer diensten voor hen heeft verricht of inzage in hun dossiers heeft gehad, is het doen leggen van het beslag toch in strijd met het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid, nu kennis van deze naamgegevens is verworven ten tijde van de samenwerking tussen klager en betrokkene en hij deze kennis derhalve in het kader van zijn beroepsmatig en zakelijk handelen heeft verkregen. Gezien de omstandigheden van het geval wordt echter geen maatregel opgelegd.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:4 Accountantskamer Zwolle 14/1104 Wtra AK

      Klager heeft werkzaamheden verricht als deksman voor een sleep- en duwvaartbedrijf. Vanwege ziekte van haar vader, eigenaar van dit bedrijf, is betrokkene hem bij de uitvoering van administratieve werkzaamheden ten behoeve van het bedrijf, waaronder werkzaamheden met betrekking tot de vergoeding voor de werkzaamheden van klager, gaan assisteren. Nu het om werkzaamheden van administratieve aard gaat, die verband hielden met de arbeidsverhouding tussen de onderneming van haar vader en klager, en nu betrokkene kennelijk namens die onderneming contact met klager heeft onderhouden, vallen ook die werkzaamheden, anders dan betrokkene meent, onder het bereik van het accountantstuchtrecht. Van betrokkene kon worden gevergd dat zij zelfstandig en zonder zich te laten leiden door de opvatting van haar vader, was nagegaan hoe de arbeidsverhouding tussen een onderneming die actief is in de binnenvaart, en een persoon zoals klager, die als deksman werkzaam is voor die onderneming, fiscaal gezien gekwalificeerd moet worden. Gelet op het Convenant Binnenvaart, waarop klager betrokkene heeft gewezen, had betrokkene in ieder geval vanaf dat moment moeten begrijpen dat het standpunt (van haar vader) dat klager als zelfstandige werkte, althans anders dan in dienstbetrekking, minst genomen kwestieus was. Klacht gedeeltelijk, maar geen maatregel opgelegd.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:5 Accountantskamer Zwolle 13/2415 Wtra AK

      Betrokkene was samenstellend accountant van de cliënt. Door zijn kantoor zijn onder vermelding van de naam van betrokkene, jarenlang btw-aangiften namens de cliënt gedaan, resulterend in voor de cliënt aanzienlijke bedragen aan terug te ontvangen btw. Accountant onder wiens verantwoordelijkheid namens een cliënt btw-aangiften worden ingediend, moet erop toezien dat voldaan is aan de toepasselijke regels op het terrein van het belastingrecht en daarnaast acht slaan op signalen die duiden op onjuiste aangiften. Betrokkene is  tekortgeschoten in de van hem in dit geval te verlangen opmerkzaamheid, nu er voldoende aanwijzingen waren, die bij hem twijfel hadden moeten doen rijzen aan de juistheid van de facturen, die ten grondslag lagen aan de in geding zijnde drie aangiften, bezien in samenhang met de bedragen die al waren teruggevraagd bij eerdere aangiften.   Nadat de cliënt de fraude had opgebiecht, heeft betrokkene aan hem gevraagd om de ingediende aangiften te corrigeren en de cliënt heeft dit verzoek naast zich neergelegd. Daardoor ontstond voor betrokkene in het kader van het fundamentele beginsel van integriteit de plicht om te vermijden dat hij in verband zou worden gebracht met (kort gezegd) materieel onjuiste informatie. Daarvan uitgaande kon, gelet op de hoogte van de op basis van de onjuiste aangiften teruggegeven bedragen, en gelet op het maatschappelijk belang dat een fraude met gemeenschapsgeld van een omvang als hier aan de orde, zo spoedig mogelijk aan het licht komt, van betrokkene worden gevergd dat hij zelf met doorbreking van zijn plicht tot geheimhouding aan de belastingdienst had gemeld dat de door hem ten behoeve van de cliënt ingediende aangiften onjuist waren.   Gelet op de kennelijk wijd verbreide praktijk bij vele accountantsorganisaties en -kantoren, die de meldingsplicht op grond van de Wwft (oud) niet op de individuele accountant maar op de organisatie waaraan hij verbonden is, legde, en gegeven het feit dat betrokkene zich als accountant-administratieconsulent in loondienst gebonden kon achten aan de meldprocedure bij zijn werkgeefster, is de Accountantskamer van oordeel dat betrokkene voor wat betreft de naleving van de meldprocedure op grond van de Wwft (oud) kon volstaan met een melding van de BTW-fraude aan de ‘compliance-officer’ van zijn werkgeefster.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:6 Accountantskamer Zwolle 14/12 Wtra AK

      Bij samenstellen van de jaarrekening van een opvolgend boekjaar heeft de accountant niets hoeven op te vallen dat moest leiden tot twijfel dat de jaarrekening van het voorafgaande jaar een fundamentele fout bevatte, tot herstel waarvan de accountant (alsnog) verplicht zou zijn. Een klacht daarover is wel ontvankelijk, ook al valt de jaarrekening van het voorafgaande jaar, waarin een fundamentele fout zou voorkomen, zelve buiten de 6-jaarstermijn.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:1 Accountantskamer Zwolle 14/1337 Wtra AK

      Herhaling van klacht zoals eerder bij de klachtencommissie ingediend. Gegrond zijn de klachten over het niet tijdig en onjuist doen van aangiftes en over het niet tijdig teruggeven en deels kwijtraken van administratie van de cliënt. Betrokkene heeft zich echter ingespannen om de gevolgen van zijn verzuimen te matigen, terwijl hij in persoon door de Raad van Geschillen is veroordeeld de schade van klaagsters te vergoeden, terwijl de opdrachtnemende vennootschap van betrokkene in faillissement is komen te verkeren. In e.e.a. ligt voldoende reden om af te zien van een maatregel.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:2 Accountantskamer Zwolle 14/1837 Wtra AK

      Tuchtklacht tegen accountant die volgens klager een valse strafaangifte tegen hem heeft gedaan. In geval een accountant een strafaangifte doet, kan slechts onder bijzondere omstandigheden tot oneigenlijk gebruik of misbruik daarvan worden geconcludeerd. Van dergelijke bijzondere omstandigheden kan sprake zijn indien de aangifte is gebaseerd op de feiten waarvan de accountant weet of moet weten dat deze onjuist zijn, indien de accountant de voor hem geldende regels van vertrouwelijkheid schendt dan wel indien die aangifte wordt gedaan voor een ander doel waarvoor de aangifte is bedoeld. Bij de beoordeling past overigens terughoudendheid. Hoewel in dit geval de aangifte op één samenstel van feitelijkheden enigszins kwestieus lijkt, kan dat voor het overige niet worden aangenomen. Het is daardoor niet aannemelijk dat van bijzondere omstandigheden sprake is. Volgt ongegrondverklaring.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:3 Accountantskamer Zwolle 14/1919 Wtra AK

      Klacht over facturering, niet afronden van werkzaamheden en overdracht van stukken en informatie aan de opvolgende administratieve dienstverlener is wegens overschrijding van de driejaarstermijn uit art. 22 Wtra niet ontvankelijk. Ter zitting opgeworpen klacht over een ‘valse’ opdrachtbevestiging wegens strijd met de goede procesorde buiten behandeling gelaten.