ECLI:NL:TACAKN:2015:2 Accountantskamer Zwolle 14/1837 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:2
Datum uitspraak: 19-01-2015
Datum publicatie: 19-01-2015
Zaaknummer(s): 14/1837 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Tuchtklacht tegen accountant die volgens klager een valse strafaangifte tegen hem heeft gedaan. In geval een accountant een strafaangifte doet, kan slechts onder bijzondere omstandigheden tot oneigenlijk gebruik of misbruik daarvan worden geconcludeerd. Van dergelijke bijzondere omstandigheden kan sprake zijn indien de aangifte is gebaseerd op de feiten waarvan de accountant weet of moet weten dat deze onjuist zijn, indien de accountant de voor hem geldende regels van vertrouwelijkheid schendt dan wel indien die aangifte wordt gedaan voor een ander doel waarvoor de aangifte is bedoeld. Bij de beoordeling past overigens terughoudendheid. Hoewel in dit geval de aangifte op één samenstel van feitelijkheden enigszins kwestieus lijkt, kan dat voor het overige niet worden aangenomen. Het is daardoor niet aannemelijk dat van bijzondere omstandigheden sprake is. Volgt ongegrondverklaring.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/1837 Wtra AK van 19 januari 2015 van

X ,

wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],

K L A G E R ,

raadsman: mr. M.R. Gans ,

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

zaakdoende en wonende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. M. Schuring.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 23 juli 2014 ingekomen klaagschrift van 22 juli 2014 met bijlagen;

-        het op 17 september 2014 ingekomen verweerschrift met bijlagen;

-        de op 12 november 2014 ingekomen brief van 11 november 2014 van de raadsman van klager met als bijlagen vijf nadere producties;

-        de op 18 november 2014 ingekomen brief van 17 november 2014 van de raadsman van betrokkene met als bijlagen twee nadere producties.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 8 december 2014  waar zijn verschenen: klager, bijgestaan door mr. M.R. Gans, advocaat te Groningen, en betrokkene, bijgestaan door mr. M. Schuring, advocaat te Groningen.

1.3       Klager en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht alsmede doen antwoorden en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is accountant in business en handelt te [plaats] onder de naam ‘[Y] Management’. Hij verricht in dat kader ook werkzaamheden voor het bedrijf van zijn vader [A].

2.2       Tussen klager en de vader van betrokkene bestaat vanaf 2009, mede in verband met het faillissement van de investeringsmaatschappij [B.V1.] per juni 2010, een zakelijk conflict, onder meer over de zeggenschap in de rechtspersoon [GmbH1], waarin zowel (onder anderen) klager als [A] belangen hebben en waarvan laatstgenoemde de bestuurder is.

2.3       In juni 2009 alsmede in november 2009 heeft klager tegenover mede-investeerders [A] beschuldigd van het ongeoorloofd onttrekken van een bedrag van circa € 1,1 miljoen aan één van de dochtermaatschappijen van [GmbH1], te weten de commanditaire vennootschap [C.V1.] Per e-mailbericht van 22 november 2009 heeft klager aan de mede-investeerders medegedeeld dat hij de voor hem beschikbare gegevens onjuist heeft geïnterpreteerd, dat zijn constatering dat [A] € 1,1 miljoen contant heeft opgenomen, onjuist is en dat hij daarvoor zijn excuses aan [A] maakt.

2.4       Betrokkene heeft in de periode van maart 2013 tot en met mei 2013 werkzaamheden verricht voor de onderneming van klager, die hebben bestaan uit een onderzoek naar een verzekeringstussenpersoonbedrijf, dat ten behoeve van een eventuele overname door (onder meer) de onderneming van klager.

2.5       Betrokkene heeft op 5 november 2013 bij de politie [plaats] aangifte tegen klager gedaan. Deze aangifte luidt:

Ik doe aangifte van bedreiging en van smaad. Ik voel mij bedreigd door de uitspraken die tegen mij gedaan zijn. Ik ben bang dat het gaat escaleren en ik acht het mogelijk dat de bedreigingen ernstiger worden en mij, of mijn familie, iets overkomt. Ook zijn er uitspraken gedaan die mij in kwaad daglicht stellen.

Ik heb een eigen bedrijf in management en advies. Mijn bedrijf werkt voor het bedrijf van mijn vader. Mijn vader heeft een bedrijf in vastgoed.

Ik heb een zakelijk geschil met [X], geboren op [datum] te [plaats]. Ik heb zelf al het een en ander uitgetypt in een document, dit document kunt u gebruiken voor het onderzoek. Ik vind het goed dat u mijn document in deze aangifte citeert.

Hieronder citeer ik mijn brief aan u die beknopt weergeeft wat er speelt:

- begin citaat -

Hierbij wil ik aangifte doen van bedreiging door [X] (geboren te [plaats], d.d. [datum]). In de afgelopen 3 jaar heeft [X] meerdere malen bedreigingen geuit richting mij, mijn familie en onze adviseurs. Naast het uiten van bedreigingen heeft [X] lasterlijke uitlatingen gedaan. Nu er in een korte periode drie inbraken zijn gepleegd in Berlijn en Praag lijkt het dat er verband bestaat tussen de door [X] geuite bedreigingen en de recente inbraken. Als gevolg van de geuite bedreigingen en de recente inbraken voelen wij (de familie [B]) en onze adviseurs (hierna gezamenlijk aangeduid als [B] c.s.) zich bedreigd.

Naast aangifte van bedreiging wil ik hierbij ook aangifte doen van diefstal van bedrijfsgegevens, hierbij wil ik uitdrukkelijk vermelden dat ik niet weet door welke personen deze diefstal is gepleegd, maar wil daarbij een verband met bovenstaande expliciet niet uit sluiten.

Bovenstaande hangt samen met zakelijke geschillen rondom het faillissement van [B.V1.] en vastgoedbeleggingen in Tsjechië en Duitsland. In het spectrum waarbij [B] c.s. betrokken zijn en waarin spanningen heersen zijn drie belangengroepen te onderscheiden:

1.      De crediteuren van [B.V1.] / de curator van [B.V1.] ([C], geboren d.d. [datum])

[X] vertegenwoordigd samen met [D] (geboren d.d. [datum]) een grote groep crediteuren uit het faillissement [B.V1.] (hierna [B.V1.]).

Veel investeerders in [B.V1.] zijn in het verleden tot investeren aangemoedigd door tussenpersonen waaronder ook [X], daarnaast heeft [X] een actieve rol gespeeld in het crediteuren management van [B.V1.] kort voor haar faillissement.

Vervolgens hebben de crediteuren [X] en [D] gezamenlijk [Stichting1] (hierna [Stichting1]) opgericht die tot doel heeft activa van failliete ondernemingen op te kopen om deze daarna met winst te verkopen.

Naast een hoge boedel opbrengst voor de crediteuren is het belang van de curator vooral het betaald krijgen van zijn bestede tijd, en het zoveel mogelijk risicoloos (reputatie) afsluiten van het faillissement [B.V1.].

Het faillissement [B.V1.] kent een passief van circa € 130.000.000 en een actief van circa € 5.000.000 (waarvan circa € 3.500.000 curator kosten).

2.      De commanditairen in de commanditaire vennootschappen

Onder [B.V1.] fungeerden een groot aantal commanditaire vennootschappen (circa 40). Onder [GmbH1], een 50/50 joint-venture tussen [B.V1.] en [b.v2.] (toebehorend aan [B] c.s.), fungeerden 3 commanditaire vennootschappen (de drie CV’s). De commanditairen zijn circa 50 á 60 natuurlijke personen per commanditaire vennootschap. Onder deze personen zijn een aantal rechtstreekse crediteuren in het faillissement van [B.V1.] doordat zij hoogrentende leningen verstrekten aan [B.V1.], [X] en [D] behoren tot deze groep.

[A] is de enige bestuurder van [GmbH1], [GmbH1] is op zijn beurt de beherend vennoot van de drie CV’s. De drie CV’s hebben betrekking op onroerend goed in Tsjechië, twee van de drie CV’s hebben dochterondernemingen met vastgoed in Tsjechië. [A] is ook van deze onroerend goed vennootschappen zelfstandig bevoegd bestuurder.

Één van de CV’s onder [GmbH1] staat er slecht voor, van de beide andere CV’s wordt verwacht dat zij op termijn de gedane inleg grotendeels kunnen uitkeren. Van de eerst bedoelde CV procedeert de helft van de commanditairen tegen [A] persoonlijk, [X] is één der eisers.

3.      [B] c.s.

Het belang van [A] is zijn deelneming [b.v2.] en de joint-venture waarvan [GmbH1] zo goed mogelijk door het faillissement van [B.V1.] te loodsen. De belangen van de commanditairen behoren uiteraard tot de belangen die behoren te worden beschermd.

De curator van [B.V1.] heeft belang zijn faillissement op korte termijn af te sluiten. Daarvoor is nodig dat hij de zich in het faillissement bevindende activa te gelde maakt. Gezien de sterke juridische positie van [B] c.s. en gezien de gemeenschappelijke belangen kan [B] c.s. daarbij een belangrijke rol spelen, en daartoe worden gesprekken tussen [B] c.s. en de curator gevoerd.

[Stichting1] heeft haar eigen belang om activa op te kopen en onderneemt daartoe eveneens stappen richting curator. Het past [Stichting1] niet dat [B] c.s. een deal zou sluiten met de curator. En inmiddels lijkt het er sterk op dat [Sichting1] een voorwaardelijke deal met de curator van [B.V1.] is aangegaan op de voorwaarde dat [X] en of [D] benoemd zou worden tot alleen bevoegd bestuurder van de joint-venture [Gmbh1]. In de recent gehouden jaarvergadering (nabij Berlijn) van [GmbH1] heeft de curator getracht [D] en of [X] een positie als bestuurder te verschaffen. Terwijl [A] deze vergadering voorzat en ik in Praag aan het werk was, werd mijn laptop met alle bedrijfsgegevens uit het kantoor (3 hoog achter) ontvreemd.

[Stichting1] heeft ook samenwerking gezocht met [B] c.s., ondanks lange onderhandelingen is dit op niets uitgedraaid. Op verschillende momenten tijdens deze periode van onderhandelen heeft [X] bedreigingen geuit, voorbeelden van de geuite bedreigen zijn:

- Wij weten dat er zware jongens in Oost Europa rond lopen, die wel een klusje willen klaren.

- Wanneer we niet goedschiks tot een deal komen, dan wel kwaadschiks .

- De familie [B] mag wel uitkijken in het buitenland, is het daar wel veilig voor hen?

- [B] c.s. heeft ons bestolen!

- [A] liep met € 1.000.000 over straat

Eerder hebben wij deze uitingen als zijnde “emotionele uitspattingen” bestempeld, en hebben wij daaraan niet veel aandacht besteed. Nu er echter drie inbraken in een relatief korte periode zijn gepleegd, waarbij telkens met name informatie (eventueel op een informatiedrager) zijn buit gemaakt voelen wij ons ([B] c.s.) bedreigd, en hebben wij een link gelegd tussen de gemaakte bedreigen en de voorgevallen inbraken.

Ik hoop u hiermee mijn aangifte voldoende te hebben toegelicht, wanneer u vragen heeft of wanneer u nadere informatie wilt ontvangen dan ben ik daartoe graag bereid. Alsdan kunt u mij per email bereiken via [Y]@hotmail.com of per telefoon via [telefoonnummer].

- einde citaat -

De bovenstaande bedreigingen en lasterlijke taal over mij en mijn familie komen bedreigend op mij over. [A] is mijn vader, die loopt niet met zoveel geld over straat. Ook hebben wij niet van [X] gestolen.

Er zijn in korte tijd drie inbraken geweest waarvan ik, en het bedrijf van mijn vader, de dupe zijn geworden.

De meest recente inbraak is gepleegd in Praag; in een pand van mij is een laptop gestolen met hierop bedrijfsinformatie. Dit is gebeurd op 16 oktober 2013 tussen 15:55 uur en 17:35 uur. De laptop is gestolen samen met de laptoptas. Ik heb hier aangifte van gedaan in Praag. Deze aangifte mag u bij de aangifte voegen en gebruiken voor onderzoek.

De inbraak is in korte tijd gepleegd, ik was net even het pand uit en op dat moment is ingebroken. Ik ben maar EEN (1) per maand in dit kantoor, en net op dat moment is ingebroken. Het is een kantoorpand met meerdere bedrijven, en net in mijn kantoor is ingebroken. Het is ook geen bijzonder kantoor; er staat veel troep in. De sleutels van mijn auto, een Volkswagen Golf, zaten ook in deze tas, deze zijn nu dus ook weg. Ook een fototoestel, agenda, horloge en een pen zijn hierbij gestolen. Voor mij lijkt het heel erg dat de dader expliciet op zoek was naar mijn laptop met daarop bedrijfsinformatie. Mijn paspoort met daarin pasjes en geld lagen op het bureau waar ook de laptop stond, dit is gewoon blijven liggen, evenals de adapter van de laptop.

Ik heb de deur van mijn kantoor niet op slot gedraaid, maar de deur achter me dicht getrokken. Deze kan van buitenaf niet zomaar geopend worden.

De tweede inbraak is gepleegd in Berlijn, in een auto van het bedrijf van mijn vader. Er zijn ordners met bedrijfsinformatie uit de auto gestolen evenals een ingebouwde radio installatie. De auto is een Mercedes E320. Ik heb daar verder geen informatie over. Ook hiervan is aangifte gedaan, dit kan ik u toesturen en u kunt dit gebruiken voor het onderzoek.

Ik vind het verdachte hoe deze inbraak is gepleegd. De auto stond hij een appartementencomplex, voor de deur, terwijl voor het pand een grote parkeerplaats is met allemaal auto’s. Deze inbraak is een week voor de inbraak in Praag gepleegd.

Het derde incident is enkele maanden voor de vorige inbraken gepleegd. Er is een auto met daarin mappen met projectinformatie gestolen. Deze diefstal is gepleegd in Berlijn, bij hetzelfde appartementencomplex als de inbraak in de Mercedes. Dit was een Toyota Landcruiser, verdere gegevens heb ik hier niet van. Ook hiervan is aangifte gedaan.

De incidenten zijn allemaal gebeurd onder verdachte omstandigheden.

1k heb het kantoor in Praag leeg gehaald, ik voel mij daar niet meer veilig. Het kantoor is elders ondergebracht. Ook mijn kantoor in Nederland heb ik leeg gehaald, ik voel me daar ook niet meer veilig.

Door de bedreigingen voel ik, samen met mijn familie en adviseurs, mij niet meer veilig. Ik acht [X] in staat om ons iets aan te doen. Misschien niet hijzelf, maar dan wel mensen die hem onder druk zetten. Die mensen, of [X] zelf, zullen dat niet doen, maar dan worden er mensen gestuurd die dit gaan uitvoeren. De diefstal van mijn laptop zal [X] niet zelf gedaan hebben, daar zijn mensen voor gestuurd denk ik.

Er zijn meerdere mensen die in contact zijn geweest met [X]. Deze mensen hebben de bedreigingen ook gehoord. Er is nog een zakelijke partner, [E] uit [plaats], waarvan ik weet dat hij aangifte heeft gedaan tegen [X]. Dat gaat over dezelfde zaak.

Alle documenten die ik u overhandig mag u als kopie hij deze aangifte voegen.

Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2.6       Per brief van 22 november 2013 is door de politie te [plaats] aan betrokkene in reactie op diens aangifte medegedeeld dat er dat moment onvoldoende aanknopingspunten zijn om een nader onderzoek in te stellen, dat de zaak echter haar aandacht zal houden en dat bij aanvullende informatie een heropening van de zaak zal worden overwogen.

2.7       Op 15 januari 2013 heeft de in de voorlaatste alinea van de aangifte van betrokkene genoemde [E] bij de politie Amsterdam tegen klager aangifte gedaan van laster, smaad dan wel bedreiging. Klager is daarvoor strafrechtelijk vervolgd en vrijgesproken. Het tegen die vrijspraak ingestelde hoger beroep is door het Openbaar Ministerie ingetrokken.

2.8       Op 21 november 2013 heeft de vader van betrokkene in Teltow (Duitsland) aangifte tegen klager gedaan van bedreiging (‘Bedrohung’). Deze aangifte is - voor zover bekend - nog niet afgedaan.

2.9       Op 23 mei 2014 heeft klager aangifte gedaan tegen betrokkene van het doen van een valse aangifte. Deze aangifte is - voor zover bekend - nog niet afgedaan.

2.10     Op 15 september 2014 heeft de heer [F] te Grabowhöfe (Duitsland) een verklaring ondertekend over wat klager in een pauze van ‘der Versammlung’ van [C.V1.] d.d. 16 juni 2009 heeft verklaard, te weten:

Dass es zu grossen Problemen zwischen Ihm (Herrn [X]) und der Komplementärin der [C.V1.], der Firma [GmbH1] (nachher [GmbH1]) gekommen sei. Weiterhin erklärte er, dass der Geschäftsführer der [GmbH1] Herr [A] “uns bestohlen hätte” sowie “Herr [A] lief in Prag mit einer Million von uns über die strasse”.

Er erklärte, dass wenn Herr [A] nicht auf einen Deal eingehen würde, er auch andere Möglichkeiten hätte mit schweren Jungs aus Osteuropa die Dinge zu lösen. Darüber soll [A] und seine Familie sich im klaren sein. Im Ausland kann immer mal was passieren.

Ich empfand dies als eine Drohung, die ich Herrn [A] übermitteln sollte.

3.         De klacht

3.1       De klacht luidt dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met de van hem te vergen professionaliteit, integriteit en objectiviteit en aldus de fundamentele beginselen heeft geschonden als bedoeld in artikel A-100.4 onder b. en c. van de Verordening gedragscode (RA’s) (hierna: de VGC), althans als bedoeld in artikel 2 van de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (hierna: VGBA).

3.2       Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht ligt, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klager gegeven toelichting, het verwijt dat betrokkene welbewust, in een conflict waarin hij geen partij is, bij de politie een valse aangifte tegen klager heeft gedaan van bedreiging, smaad en betrokkenheid bij diefstal.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 33 Wet op de registeraccountants (oud; hierna: Wet RA),en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Anders dan betrokkene meent, kan het doen van een strafrechtelijke aangifte tegen een ander, in het bijzonder tegen een voormalig cliënt, in strijd zijn met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Die handelwijze is daarmee tuchtrechtelijk relevant en tuchtrechtelijk toetsbaar en kan daarom voorwerp van een tuchtklacht zijn .

4.3       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had in de periode van 1 januari 2007 tot 1 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende VGC en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het voor “accountants in business” geldende deel C. Voor zover dit handelen en/of nalaten plaatshad ná 1 januari 2014 dient dat te worden getoetst aan de sindsdien geldende VGBA.

4.4       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5.      De klacht komt erop neer dat betrokkene klager zonder grond heeft beschuldigd en daarom tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4 .5.1    In artikel 161 van het Wetboek van Strafvordering is geregeld dat een ieder die kennis draagt van een begaan strafbaar feit bevoegd is tot het doen van aangifte. De aangifte heeft daarbij als doel dat naar aanleiding daarvan opsporing en zo mogelijk vervolging plaatsvindt. Dit doel dient te worden aangemerkt als een algemeen belang dat (doorgaans) niet samenvalt met een persoonlijk belang van diegene die aangifte doet.  

4.5.2    Gelet op het algemeen belang bij het opsporen (dat wil zeggen het onderzoeken van het bij de aangifte gestelde) en zo mogelijk vervolgen van begane strafbare feiten, kan dan ook in geval een accountant strafaangifte doet slechts onder bijzondere omstandigheden tot oneigenlijk gebruik of misbruik daarvan worden geconcludeerd.

4.5.3    Van dergelijke omstandigheden is onder meer sprake als het doen van een aangifte  in verband met de daarbij gemoeide belangen van diegene tegen wie de aangifte zich richt, achterwege had behoren te blijven. Daarvan kan pas sprake zijn indien de aangever zijn aangifte baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen doel zouden treffen. Daarvan kan voorts sprake zijn indien de aangever wist dan wel behoorde te weten dat hij bij zijn aangifte de voor hem geldende regels van geheimhouding als bedoeld in hoofdstuk A-140 van de VGC, althans de voor hem geldende regels van vertrouwelijkheid als bedoeld in paragraaf 2.6 van de VGBA, schendt. Daarnaast kan van dergelijke omstandigheden sprake zijn indien aangever zijn aangifte slechts doet voor een ander doel dan waarvoor die aangifte als hiervoor omschreven is bedoeld. Bij het aannemen van dergelijke omstandigheden past overigens terughoudendheid, gelet op het algemeen belang bij een zo onbelemmerd mogelijke toegang tot politie en justitie.

4.6       Aan de onderhavige klacht ligt in de kern ten grondslag het standpunt dat de tegen klager gerichte aangifte van betrokkene d.d. 5 november 2013 onjuist is en dat betrokkene slechts tot deze aangifte is gekomen om zijn vader te bevoordelen in diens met klager bestaande geschil.

4.6.1    Betrokkene heeft aan zijn aangifte van 5 november 2013 mede ten grondslag gelegd wat in de periode van juni 2009 tot en met november 2009 is voorgevallen. Daarvoor heeft klager echter zijn excuses aan [A] aangeboden, terwijl niet blijkt dat klager zich nadien aan soortgelijke uitlatingen heeft bezondigd. Gelet daarop en gezien het gegeven dat een en ander niet aan de aanvaarding en de uitvoering van de hiervoor onder 2.4 vermelde opdracht van maart 2013 van klager aan betrokkene in de weg heeft gestaan, kan niet worden gezegd dat die aangifte in zoverre niet kwestieus is.

4.6.2    Noch het gegeven dat die aangifte in enigerlei mate kan worden betwijfeld noch de omstandigheid dat de politie in die aangifte vooralsnog geen aanknopingspunten heeft gevonden voor nader onderzoek, dwingt echter tot de conclusie dat de aangifte onjuist is en/of is gedaan voor een ander doel dan waarvoor deze is bedoeld. Dit brengt, gelet op de hiervoor weergegeven maatstaf en de daarbij in acht te nemen terughoudendheid, mee dat niet tot de conclusie kan worden gekomen dat sprake is van bijzondere omstandigheden in voormelde zin. Andere feiten of omstandigheden die als zodanig kunnen worden aangemerkt, zijn gesteld noch gebleken. Daarbij heeft de Accountantskamer in aanmerking genomen dat de door betrokkene gedane beschuldiging wel van enige (samenhangende) onderbouwing is voorzien, als is weergegeven in 2.3, 2.7, 2.8 en 2.10, en daardoor in zoverre niet kwestieus is. Uit de aangifte moet veeleer worden afgeleid dat het betrokkene niet zozeer ging om de ontvreemding van de zaken bij de door hem genoemde diefstallen maar dat hij zich door die inbraken/ diefstallen vooral geïntimideerd heeft gevoeld, waardoor eerdere uitspraken van klager voor hem in een ander daglicht zijn komen te staan.

4.6.3    De conclusie is dan ook dat niet aannemelijk is geworden dat betrokkene in zijn aangifte stellingen heeft ingenomen waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of zich heeft gebaseerd op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen doel zouden treffen, dan wel dat sprake is van oneigenlijk gebruik van een strafaangifte doordat betrokkene daarmee slechts zijn vader heeft willen bevoordelen.  

4.7       De klacht dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

4.8       Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. J.W. Frieling (rechterlijke leden) en P. van de Streek AA en Th.A. Verkade RA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. M.H.B. Boksebeld, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klager, betrokkene dan wel de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.